[verzoeker] te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, het (na)salaris van de gemachtigde daaronder begrepen.
6. Eriks stelt daartoe – samengevat – het volgende.
Zij verzoekt (on)voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst indien en voor zover de opzegging wegens dringende redenen per 8 mei 2020 geen stand houdt.
Voorts verzoekt zij terugbetaling van de overschrijding van benzinekosten op grond van artikel 3.2 van de autoregeling. Uit onderzoek is gebleken dat [verzoeker] in de afgelopen drie jaren een ongebruikelijk en onverklaarbaar hoog benzineverbruik heeft gehad in vergelijking met het totaal aantal met de leaseauto gereden kilometers. [verzoeker] heeft in de periode van
5 januari 2017 tot 3 december 2019 75.613 km gereden en 8.652,85 liter benzine getankt. Dat komt neer op een verbruik van 1:8,74, terwijl het normverbruik 1:15,5 is voor een auto als die van [verzoeker] . Eriks acht de conclusie gerechtvaardigd dat [verzoeker] de tankpas in strijd met de autoregeling niet alleen heeft gebruikt voor het tanken van benzine voor de leaseauto of vervangende auto. De overschrijding aan brandstof van 20% van het normverbruik komt neer op 2798,94 liter, wat gelijk staat aan een bedrag van € 4.353,88 op basis van een gemiddelde literprijs van € 1,56. Dat bedrag wordt van hem terug verlangd.
Eriks verzoekt voorts vergoeding van de door haar noodzakelijk gemaakte onderzoekskosten ex artikel 6:96 lid 2 sub b BW. Het gaat om een bedrag van € 9.340,86. Primair geldt dat [verzoeker] aansprakelijk is voor deze kosten op grond van artikel 7:661 BW, omdat hij door zijn handelswijze opzettelijk schade heeft toegebracht aan Eriks. Hij heeft willens en wetens misbruik gemaakt van de tankpas en in strijd gehandeld met het IT-reglement. Subsidiair stelt Eriks [verzoeker] aansprakelijk op grond van handelen in strijd met het goed werknemerschap (artikel 7:611 BW). Meer subsidiair stelt Eriks [verzoeker] aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW. De Hoge Raad heeft in 2007 bepaald dat een werknemer tevens op basis van onrechtmatige daad aansprakelijk kan worden gesteld voor schade die de werkgever door zijn handelen heeft geleden.
Gelet op artikel 6:96 lid 2 sub b BW, komen de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid voor vergoeding in aanmerking. Eriks heeft zowel intern als extern aanzienlijke kosten moeten maken om de afwijkingen in het benzineverbruik en de risico’s en schade van het buiten de systemen brengen van bedrijfsgevoelige informatie door [verzoeker] in kaart te brengen. De medewerkers van Eriks hebben in totaal 32 uur aan het onderzoek besteed, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 1.120,88. Aan juridische assistentie is een bedrag van € 3.067,34 besteed. Het inschakelen van onafhankelijk onderzoeksbureau Spindle was noodzakelijk en heeft € 5.000,-- gekost. In totaal heeft Eriks dus voor een bedrag van
€ 9.340,86 kosten moeten maken. Betaling van dat bedrag wordt van [verzoeker] verlangd.
7. [verzoeker] verzoekt om bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
Eriks niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek;
Subsidiair:
De gevraagde ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen met veroordeling van Eriks in de kosten van deze procedure;
Eriks te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 913,20 per maand met ingang van 11 mei 2020 terzake het afnemen van een arbeidsvoorwaarde (de leaseauto);
Eriks te veroordelen tot betaling van de eindejaarsuitkering over 2019 ad € 6.965,48;
Eriks te veroordelen tot betaling van de tantième over 2019 ad € 5.056,80.
Meer subsidiair:
te weten voor het geval U.E.A. zou oordelen dat de gevraagde ontbinding van de arbeidsovereenkomst dient te worden toegewezen:
hierbij de opzegtermijn van 3 maanden in acht te nemen;
de beperkende bedingen, met uitzondering van het geheimhoudingsbeding, zoals die tussen partijen zijn overeengekomen te vernietigen;
ten gunste van [verzoeker] en ten laste van Eriks een transitievergoeding ter hoogte van € 19.000, bruto toe te kennen en te bepalen dat Eriks deze vergoeding onder overleggen van een deugdelijke specificatie binnen 4 weken na het einde van het dienstverband aan [verzoeker] dient te voldoen;
Eriks te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 913,20 per maand met ingang van 11 mei 2020 terzake het afnemen van een arbeidsvoorwaarde (de leaseauto);
Eriks te veroordelen tot betaling van de eindejaarsuitkering over 2019 ad € 6.965,48;
Eriks te veroordelen tot betaling van de tantième over 2019 ad € 5.056,80;
ten gunste van [verzoeker] en ten laste van Eriks een billijke vergoeding ad € 450.000,- bruto dan wel een ander door U.E.A. in goede justitie te bepalen bedrag toe te kennen en te bepalen dat Eriks deze vergoeding onder overlegging van een deugdelijke specificatie binnen 4 weken na het einde van het dienstverband aan [verzoeker] dient te voldoen;
Zulks met veroordeling van Eriks in de kosten van de procedure.
8. [verzoeker] voert daartoe – samengevat – het volgende aan.
Hij verzoekt primair Eriks niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, omdat er procedurele onduidelijkheid is ontstaan. Eriks maakt geen keuze tussen voorwaardelijk of onvoorwaardelijk, nu zij bij het woord onvoorwaardelijk de letters ‘on’ steeds tussen haakjes zet.
De verzochte ontbinding wordt door [verzoeker] bestreden.
[verzoeker] betwist dat hij misbruik heeft gemaakt van de tankpas. Eriks heeft dat ook niet bewezen, maar is uitgegaan van verkeerde aannames, onjuiste berekeningen en onvolledige gegevens. Het verzoek tot veroordeling van [verzoeker] tot betaling van benzinekosten moet dan ook worden afgewezen.
Ook de verzochte onderzoekskosten worden betwist. De kosten van het onderzoeksbureau Spindle zijn niet gespecificeerd, maar slechts geschat. De noodzaak van het inschakelen van Spindle wordt betwist. [verzoeker] betwist bij gebrek aan wetenschap dat de door Eriks gestelde uren zijn besteed aan het onderzoek en het berekende uurloon wordt eveneens betwist. Er zou veel onderling strategisch overleg zijn gevoerd met de juristen, maar niet valt in te zien waarom dit zou samenhangen met het onderzoek.
Voor aansprakelijkheid van schade op grond van artikel 7:661 BW is vereist dat de wil van de werknemer was gericht op het veroorzaken van schade. Van opzet of bewuste roekeloosheid was geen sprake en bovendien zijn de kosten niet redelijk.
Eriks dient in haar meer subsidiaire verzoek niet ontvankelijk te worden verklaard, omdat in deze procedure alleen vorderingen kunnen worden behandeld die verband houden met de arbeidsovereenkomst.
[verzoeker] verzoekt Eriks te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 913,20 per maand met ingang van 11 mei 2020 in verband met het afnemen van een arbeidsvoorwaarde, zijnde de leaseauto. Voorts verzoekt hij veroordeling van Eriks tot betaling van de eindejaarsuitkering en tantième over 2019.
Op de separate verzoeken die [verzoeker] in de begeleidende brief bij het verweerschrift heeft gedaan, zal hieronder worden ingegaan.