ECLI:NL:RBROT:2020:7588

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
10/710084-19; 10/074047-19 (ter terechtzitting gevoegd) / TUL VV: 22/003628-16; 22/000550-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor vermogensdelicten met vrijspraak voor inbraak

Op 25 augustus 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere vermogensdelicten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 177 dagen. De zaak omvatte twee parketnummers: 10/710084-19 en 10/074047-19, waarbij de verdachte werd beschuldigd van poging tot diefstal en opzetheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander heeft geprobeerd in te breken in een garage en heeft geprobeerd geld op te nemen met een gestolen bankpas. De officier van justitie had een gevangenisstraf van tien maanden geëist, maar de rechtbank legde een kortere straf op, rekening houdend met de vrijspraak voor een van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet overtuigend kon worden gelinkt aan de inbraak en sprak hem vrij van dat feit. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partij afgewezen, omdat de verdachte van het tenlastegelegde feit werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte verder onderworpen aan bijzondere voorwaarden, waaronder meldplicht en behandeling door de reclassering, om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/710084-19; 10/074047-19 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummers vorderingen TUL VV: 22/003628-16; 22/000550-17
Datum uitspraak: 25 augustus 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. A.L. Kuit, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 augustus 2020.

2..Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding onder het parketnummer 10/710084-19.
Tevens is aan de verdachte ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding onder het parketnummer 10/074047-19, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de (gewijzigde) tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. H.H. Balk, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/710084-19 en de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/074047-19;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van voorarrest, een zogenaamde ‘afroomboete’ ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/074047-19 ter hoogte van € 510,- subsidiair tien dagen hechtenis, en daarnaast een geldboete ter hoogte van € 1000,- (te betalen in tien opeenvolgende maandelijkse termijnen elk groot € 100) subsidiair twintig dagen hechtenis;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met rolnummer 22/003628-16, te weten een gevangenisstraf voor de duur van één maand;
  • verlenging van de proeftijd voor een periode van één jaar van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 22/000550-17, alsmede wijziging van de bijzondere voorwaarden conform het voortgangsverslag d.d. 28 juli 2020.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
Ten aanzien van parketnummer 10/710084-19, feit 2 (zaak [adres delict 1] )
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat op basis van het dossier de verdachte moet worden aangemerkt als één van de daders van de inbraak. Dit blijkt volgens de officier van justitie onder meer uit de herkenning van de verdachte door getuige [naam getuige] en uit het feit dat in de buurt van de plaats delict een schroevendraaier is aangetroffen die qua uiterlijke kenmerken sterk overeenkomt met een door verdachte aan de medeverdachte [naam medeverdachte] verzonden foto via WhatsApp. Daarnaast vertoont de onderkant van de schoenen van de verdachte sterke gelijkenis met de in de tuin van de plaats delict aangetroffen schoenafdruk.
Beoordeling
Op 6 december 2019 is er ingebroken in een woning aan de [adres delict 1] te Spijkenisse. Na een melding werd de medeverdachte [naam medeverdachte] door de politie in de woning aangehouden. Getuige [naam getuige] heeft verklaard dat kort voor de inbraak bij haar werd aangebeld door een persoon en dat achter deze persoon een andere man stond. De getuige heeft verklaard dat zij niet met zekerheid kan vaststellen of de persoon op de aan haar getoonde foto van de verdachte, een van de personen is die voor haar deur stond. Van een herkenning is dan ook geen sprake.
Uit het dossier blijkt voorts dat er in de tuin van de woning een schoenafdruk is aangetroffen. Op basis van het schoenspoor-onderzoek kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat dit spoor afkomstig is van een van de in beslag genomen schoenen van de verdachte. Dat in de tuin van de woning een schroevendraaier is aangetroffen die soortgelijk is aan een schroevendraaier die de verdachte kennelijk eerder in zijn bezit had, biedt naar het oordeel van de rechtbank evenmin voldoende concreet bewijs voor het daderschap van de verdachte bij de hem ten laste gelegde woninginbraak.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Ten aanzien van parketnummer 10/710084-19, feit 1 (zaak [adres delict 2] )
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat overtuigend bewijs ontbreekt, zodat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. Hiertoe is aangevoerd dat de aangetroffen fiets, jas, pet en sleutels eerder van verdachte ontvreemd zijn. Tevens is naast het DNA van de verdachte ook nog ander DNA aangetroffen op het linkerhandvat van de fiets van de verdachte. Niet is onderzocht van wie die andere DNA-sporen afkomstig zijn.
Beoordeling
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. De bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang bezien – leiden tot de overtuiging dat verdachte samen met een ander heeft geprobeerd in te breken. Direct voorafgaand aan de poging tot inbraak maakt de verdachte in een WhatsApp-gesprek met de medeverdachte [naam medeverdachte] plannen om te gaan “werken”, feit van algemene bekendheid is dat dit onder inbrekers moet worden verstaan als jargon voor inbreken. Het WhatsApp-gesprek bevat meerdere verwijzingen die passen bij het onderhavige feit (locatie in Spijkenisse Noord, naast een grote flat, meenemen van “2 lange” in combinatie met de aangetroffen breekijzersporen). Nadat door een getuige twee mannen worden betrapt terwijl zij bezig zijn in te breken, worden op straat op de vluchtroute van de beide mannen meerdere spullen van de verdachte aangetroffen, waaronder een fiets met op het handvat het DNA-hoofdprofiel van de verdachte.
De rechtbank stelt op basis van deze feiten en omstandigheden vast dat de verdachte een van de daders is geweest die betrokken waren bij deze poging tot inbraak. Het door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario, namelijk dat de aangetroffen fiets, jas, pet en sleutel twee weken eerder van verdachte zouden zijn gestolen, is op geen enkele manier aannemelijk geworden. Dat er op het handvat van de fiets, naast het DNA-hoofdprofiel van de verdachte, ook enkele additionele zwak aanwezige DNA-kenmerken zichtbaar zijn, maakt de conclusie van de rechtbank niet anders.
4.2.2.
4.2.2.Ten aanzien van parketnummer 10/074047-19, feit 1 (zaak [adres delict 3] )
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit, aangezien uit het dossier niet blijkt dat de verdachte en de medeverdachte wisten dat zij pinden met een bankpas, terwijl zij daartoe niet gerechtigd waren. Volgens de verdediging is aan de verdachte en de medeverdachte gevraagd om geld te pinnen voor een jongen die een locatieverbod had. De verdachte ontkent iets te maken te hebben met de poging tot geldopname bij de pinautomaat in Heenvliet. Van deze poging tot geldopname zijn ook geen camerabeelden beschikbaar.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het door de verdachte geschetste scenario, ertoe strekkend dat hij kennelijk gerechtigd was of mocht zijn om de creditcard van de aangever te gebruiken, wordt door de rechtbank als onaannemelijk terzijde geschoven en is door de verdachte op geen enkele manier concreet en verifieerbaar gemaakt.
Op de camerabeelden die zijn overhandigd door de Rabobank is te zien dat verdachte samen met de medeverdachte [naam medeverdachte] bij de pinautomaat in Hellevoetsluis staat en pogingen doet tot geldopname. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Op basis daarvan, in combinatie met het zeer beperkte tijdsverloop acht de rechtbank ook bewezen dat de verdachte samen met de medeverdachte een poging heeft gedaan tot geldopname bij de pinautomaat te Heenvliet.
4.2.3
Ten aanzien van parketnummer 10/074047-19, feit 2 (zaak [adres delict 4] )
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, aangezien de verdachte niet wist en ook niet redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de door hem bij de juwelier ingeleverde sieraden van misdrijf afkomstig waren.
Beoordeling
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij van een persoon – een zekere [naam persoon] – zogenaamd “sloopgoud” heeft gekregen en dat hij dat tegen een vergoeding heeft ingeleverd bij een juwelier in Spijkenisse. De verklaring van de verdachte – dat hij zonder enige argwaan deze sieraden namens genoemde [naam persoon] zou hebben ingeleverd – acht de rechtbank ongeloofwaardig en is op geen enkele wijze concreet en verifieerbaar gemaakt. De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat verdachte wist dat de sieraden van misdrijf afkomstig waren. Naar het oordeel van de rechtbank kan het ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend worden bewezen, aangezien uit het dossier niet blijkt van enige actieve betrokkenheid van de medeverdachte [naam medeverdachte] , die naast de verdachte op de camerabeelden te zien is. De verdachte zal daarom voor het medeplegen partieel worden vrijgesproken.
Conclusie
Bewezen is dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/710084-19 en de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/074047-19 heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/710084-19 en de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/074047-19 heeft begaan op die wijze dat:
Ten aanzien van parketnummer 10/710084-19, feit 1
hij op 18 november 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om in/uit een garage gelegen aan de [adres delict 2] goederen en/of geldbedragen toebehorende aan [naam schoonheidssalaon] en/of [naam slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak en verbreking met een breekvoorwerp de toegang
sdeur van genoemde garage hebben geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 10/074047-19, feiten 1 en 2 primair
1.
hij op meerdere tijdstippen op 10 december 2018 te Hellevoetsluis en Heenvliet meermalentelkens tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen
misdrijf om geldbedragen toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten met een bankpas/creditcard van die [naam slachtoffer 2] , tot het gebruik waartoe hij, verdachte, en zijn mededader niet gerechtigd waren, heeft getracht geld op te nemen/te pinnen bij geldautomaten van de Rabobank aan de Struytse Hoeck te Hellevoetsluis en de Toldam te Heenvliet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 24 januari 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
goederen, te weten een gouden bedelarmband met een tweetal bedels en meerdere kettingen met hanger heeft verworven, voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10/710084-19

1. Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking.

parketnummer 10/074047-19

1. Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;

2..Opzetheling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal vermogensdelicten, althans pogingen daartoe. Verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de betreffende aangevers dan wel door de helingshandelingen andermans diefstal bevorderd. Door de verdachte verhandelde sieraden vertegenwoordigden voor de aangeefster een grote emotionele waarde. Door zijn handelen heeft de verdachte geen respect getoond voor andermans eigendom. Tevens heeft hij de aangevers overlast en schade berokkend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 juli 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 februari 2020. Dit rapport houdt – voor zover van belang – het volgende in. Verdachte is een 38-jarige man, bij wie kan worden gesproken van een patroon aan vermogensdelicten. Naast financiële motieven, spelen problemen op verschillende leefgebieden (huisvesting, middelengebruik, schulden) en de bij verdachte vastgestelde verstandelijke beperking, in combinatie met ADHD, hierbij een rol. Gezien het feit dat zijn situatie momenteel stabiel lijkt te zijn, schat de reclassering het recidiverisico in als gemiddeld. Geadviseerd wordt om de verdachte, in geval van een veroordeling, verder te begeleiden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank zal een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van het onder 2 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/710084-19.
De rechtbank zal geen geldboete opleggen, gelet op de draagkracht van de verdachte.
Met de reclassering ziet de rechtbank aanleiding om de verdachte, ter beperking van het recidiverisico, verder te begeleiden. Dit kan worden gerealiseerd in het kader van de hierna te bespreken vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straffen. De rechtbank ziet, gelet op de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, geen ruimte om in het kader van de op te leggen gevangenisstraf in de onderhavige strafzaak ook afzonderlijk een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Ten aanzien van parketnummer 10/710084-19, feit 2 (zaak [adres delict 1] )

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 3] ter zake van het
ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 451,55 aan
materiële schade en een vergoeding van € 300,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en het bedrag daarom volledig dient te worden toegewezen. De officier van justitie heeft verzocht om het totaalbedrag hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en hierbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen of de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de bepleite vrijspraak.
8.3.
Beoordeling
Nu de verdachte van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Vorderingen tenuitvoerlegging

Rolnummer 22/003628-16

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij arrest van 29 mei 2017 van het gerechtshof Den Haag is de verdachte ter zake van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan een gedeelte groot één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 22 januari 2019.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
9.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, maar in plaats daarvan een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis te gelasten.
Rolnummer 22/000550-17
9.5.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij arrest van 14 februari 2018 van het gerechtshof Den Haag is de verdachte ter zake van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming (meermalen gepleegd) veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De proeftijd is ingegaan op 1 maart 2018.
9.6.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij voornoemd arrest vastgestelde proeftijd met een jaar zal worden verlengd, met wijziging van de bijzondere voorwaarden conform het voortgangsverslag van de reclassering d.d. 28 juli 2020.
9.7.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de proeftijd te verlengen.
9.8.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, doch in plaats daarvan de proeftijd te verlengen met één jaar, alsmede de bijzondere voorwaarden te wijzigen conform het voortgangsverslag van de reclassering d.d. 28 juli 2020.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 57, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/710084-19 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/710084-19 en de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/074047-19, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 177 dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt - in plaats van de gevorderde last tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van 29 mei 2017 van het gerechtshof Den Haag aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf - aan de veroordeelde een taakstraf op voor de duur van 60 (zestig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
verlengt de proeftijd van de bij arrest van 14 februari 2018 van het gerechtshof Den Haag opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 jaar;
wijzigt de aan de veroordeelde opgelegde voorwaarden verbonden aan de bij arrest van 14 februari 2018 van het gerechtshof Den Haag met dien verstande dat de bijzondere voorwaarden als volgt zullen luiden:
- Meldplicht
Veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft. Daartoe moet de veroordeelde zich binnen 10 werkdagen na de datum van dit vonnis, melden bij Reclassering Nederland op het volgende adres: Marconistraat 2 te Rotterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
- Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
Veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor bijvoorbeeld crisisbehandeling, detoxificatie en/of stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
- Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest), urineonderzoek en bloedonderzoek.
- Overige voorwaarden het gedrag van veroordeelde betreffende
Veroordeelde werkt, zolang als de reclassering dat nodig acht, mee aan de HIT-aanpak, de begeleiding door Middin (of soortgelijke instelling) en de begeleiding door de afdeling Maatschappelijk Juridische Dienstverlening van Fivoor. De veroordeelde zal tevens deelnemen aan de CoVaplus training voor het verbeteren van zijn cognitieve vaardigheden, indien de reclassering dit geïndiceerd acht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Feraaune, voorzitter,
en mrs. W.H.S. Duinkerke en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Wuijckhuijse, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/710084-19
1.
hij op of omstreeks 18 november 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in/uit een garage gelegen aan de [adres delict 2] (een) goed(eren) en/of geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam schoonheidssalaon] en/of [naam slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die
weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking met een (breek)voorwerp de toegangdeur van genoemde garage heeft/hebben geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
primair
hij op of omstreeks 06 december 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 1] heeft weggenomen (een) siera(a)d(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen siera(a)d(en) onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 december 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 1] (een) siera(a)d(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 3] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming
- ( een) ra(a)m(en) (met behulp van gereedschap) heeft/hebben geforceerd en/of (vervolgens) door een geopende raam de woning heeft/hebben betreden en/of
- de woning heeft/hebben doorzocht en/of
- ( een) goed(eren) heeft/hebben verplaatst (oa een laptoptas) en/of
- ( een) siera(a)d(en) in zijn/hun kleding heeft/hebben gestopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Parketnummer 10/074047-19
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 10 december 2018 te Hellevoetsluis en/of Heenvliet (meermalen)(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten aan [naam slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en)/goed onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten met een bankpas/creditcard van die [naam slachtoffer 2] , tot het gebruik waartoe hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren, heeft getracht geld op te nemen/te pinnen bij (een) geldautoma(a)t(en) van de Rabobank aan de Struytse Hoeck te Hellevoetsluis en/of de Toldam te Heenvliet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
primair
hij op of omstreeks 24 januari 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard en/of Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, goederen, te weten een (gouden) bedelarmband (met een tweetal bedels) en/of een of meerdere (gouden) ketting(en) met hanger heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 januari 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard en/of Rotterdam, in ieder geval in Nederland, van één of meerdere voorwerpen (een (gouden) bedelarmband (met een tweetal bedels) en/of een of meerdere (gouden) ketting(en) met hanger)
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp c.q. deze voorwerpen is/zijn (door deze sieraden bij een juwelier te verkopen) en/of dit voorwerp c.q. deze voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.