ECLI:NL:RBROT:2020:7587

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
10/711047-19; 10/074056-19 (gevoegd) / TUL VV: 10/258069-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor vermogensdelicten met meerdere feiten en benadeelde partijen

Op 25 augustus 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van een reeks vermogensdelicten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden voor het plegen van zeven vermogensdelicten, waaronder diefstal en heling. De feiten waren gepleegd in de periode van 2018 tot 2019 en betroffen onder andere inbraken in woningen en het verwerven van gestolen goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak en verbreking, en dat hij betrokken was bij het verwerven van goederen waarvan hij wist dat deze van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn strafblad en het risico op recidive. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft herhaaldelijk de wet overtreden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verbeurdverklaring van de in beslag genomen auto toegewezen. Daarnaast zijn er schadevergoedingen opgelegd aan verschillende benadeelde partijen, die door de verdachte moeten worden vergoed. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen, omdat deze betrekking had op een ander feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/711047-19; 10/074056-19 (gevoegd)
Parketnummer vordering TUL VV: 10/258069-18
Datum uitspraak: 25 augustus 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. P. van Dongen, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 augustus 2020.

2..Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen onder de parketnummers 10/711047-19 en 10/074056-19. De teksten van deze tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. H.H. Balk, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/711047-19 en de onder 1, 2 primair, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/074056-19;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, een zogenaamde ‘afroomboete’ ten aanzien van feit 2 in de zaak met parketnummer 10/074056-19 ter hoogte van € 500,- subsidiair 10 dagen hechtenis, en daarnaast een geldboete ter hoogte van € 2400,- (te betalen in 24 opeenvolgende maandelijkse termijnen elk groot € 100,-) subsidiair 34 dagen hechtenis;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen auto, te weten een BMW met kenteken [kentekennummer] ;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/258069-18, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 3 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/074056-19 is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Ten aanzien van parketnummer 10/711047-19 (zaak [adres delict 3] )
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daarnaast concludeert de officier van justitie dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, zodat medeplegen kan worden bewezen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat onvoldoende bewijs aanwezig is om een nauwe en bewuste samenwerking aan te kunnen nemen, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Uit de verklaring van de getuige [naam getuige] blijkt niet waar de door deze getuige genoemde tweede man precies stond en of deze man in relatie tot de inbraak enige handeling heeft verricht. Bovendien was de inbraak niet voltooid, aangezien de verdachte nog in de woning stond.
Beoordeling
De verdachte heeft ter zitting bekend dat hij in de woning aanwezig was en daar sieraden heeft weggenomen. Op basis van het sporenonderzoek acht de rechtbank bewezen dat de verdachte de woning via een raam is binnengedrongen door middel van braak en verbreking. Nu de verdachte de sieraden van aangeefster reeds in zijn zak had gedaan, is sprake van een voltooide inbraak. Op grond van de verklaring van getuige [naam getuige] , die in de directe nabijheid van de woning twee mannen zag terwijl een van hen aan het geopende raam hing, is de rechtbank voorts van oordeel dat verdachte dit feit met een ander heeft gepleegd. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.2.2.
Ten aanzien van parketnummer 10/074056-19, feit 1 (zaak [adres delict 1] )
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit. Uit het dossier volgt slechts dat de auto van de verdachte ten tijde van de inbraak in de omgeving van die woning stond. De verdachte heeft verklaard dat meerdere mensen gebruik maakten van zijn auto en dat hij zijn auto die bewuste dag had uitgeleend aan een vriend, met de voornaam [naam vriend] .
Beoordeling
Op 28 maart 2019 heeft een inbraak plaatsgevonden in een woning aan de [adres delict 1] te Heenvliet. Uit peilbakengegevens van de auto van de verdachte, een BMW met kenteken [kentekennummer] , is gebleken dat deze auto op het tijdstip van de inbraak geparkeerd stond in de nabije omgeving van de woning van de aangeefster. Aangeefster deed om 00:20 uur melding van deze inbraak. Uit de bakengegevens blijkt dat de auto van de verdachte omstreeks 00:22 uur wegreed in de richting van Zwartewaal. Later werd in deze omgeving een deel van de bij de inbraak gestolen goederen teruggevonden. Tevens werd bij doorzoeking van de BMW een slotentrekker aangetroffen. Uit telecomgegevens blijkt dat het door de verdachte gebruikte telefoonnummer tussen 27 maart 2019 15.00 uur en 28 maart 2019 12.00 uur omstreeks de zelfde tijdstippen op overeenkomstige plaatsen, of in de directe nabijheid daarvan, werd geregistreerd.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn auto op de dag van de inbraak had uitgeleend aan een vriend, met de voornaam [naam vriend] , en dat hij zijn telefoon in de auto had laten liggen. De verdachte weet geen achternaam, adres of telefoonnummer van [naam vriend] . De rechtbank schuift dit alternatieve scenario onvoldoende concreet en verifieerbaar en daarom onaannemelijk geworden terzijde. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte deze inbraak heeft gepleegd.
4.2.3.
Ten aanzien van parketnummer 10/074056-19, feit 2 (zaak [adres delict 5] )
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hoewel de verdachte ontkent te hebben ingebroken, blijkt uit het dossier dat hij wel degelijk betrokken is bij inbraken. Ook is een slotentrekker aangetroffen in de auto van de verdachte. Mocht inbraak niet bewezen kunnen worden, dan kan in ieder geval de subsidiair ten laste gelegde opzetheling worden bewezen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, nu uit het dossier niet blijkt van enige betrokkenheid van verdachte bij de inbraak. Ook opzetheling kan niet worden bewezen, aangezien de verdachte de sieraden op verzoek van een opkoper, genaamd [naam opkoper] , inleverde bij de juwelier in ruil voor geld en genoemde opkoper hem nadrukkelijk heeft verzekerd dat deze sieraden niet van misdrijf afkomstig waren. Volgens de verdediging heeft de verdachte daarmee aan zijn onderzoeksplicht voldaan en kan opzet (al dan niet in voorwaardelijke zin) niet worden bewezen.
Beoordeling
Niet kan worden geconcludeerd dat verdachte bij de inbraak betrokken is geweest, nu het dossier hiertoe onvoldoende aanwijzingen biedt. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit.
De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde heling, met uitzondering van het medeplegen. De verdachte heeft verklaard dat hij sieraden heeft verkocht aan een juwelier. Deze sieraden zou hij hebben gekregen van een zekere [naam opkoper] , maar de verdachte heeft deze verklaring op geen enkele wijze concreet gemaakt. Daarbij komt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor vermogensdelicten en bij verschillende juweliers (grote hoeveelheden) sieraden heeft ingeleverd. De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat verdachte wist dat de sieraden van misdrijf afkomstig waren.
4.2.4.
Ten aanzien van parketnummer 10/074056-19, feit 4 (zaak [adres delict 2] )
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, aangezien niet blijkt van enige betrokkenheid van verdachte bij de inbraak. Evenmin kan opzetheling worden bewezen, nu de verdachte de sieraden op verzoek van een opkoper, genaamd [naam opkoper] , inleverde bij de juwelier in ruil voor geld en genoemde opkoper hem nadrukkelijk heeft verzekerd dat deze sieraden niet van misdrijf afkomstig waren. Daarmee heeft de verdachte aan zijn onderzoeksplicht voldaan.
Beoordeling
Op 4 maart 2019 vond tussen 16:00 uur en 22:00 uur een inbraak plaats in de woning aan de [adres delict 2] te Spijkenisse. De volgende dag leverde de verdachte sieraden in bij een juwelier. De aangeefster heeft een aantal van deze sieraden later herkend als de sieraden die op 4 maart 2019 uit haar woning waren weggenomen. Gelet op de tijdspanne tussen de inbraak en het inleveren van de sierraden door de verdachte, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte deze inbraak heeft gepleegd. Het door de verdachte geschetste alternatieve scenario acht de rechtbank ook onvoldoende concreet en verifieerbaar. Naar het oordeel van de rechtbank kan het ten laste gelegde medeplegen niet worden bewezen, zodat de verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
4.2.5.
Ten aanzien van parketnummer 10/074056-19, feiten 5 en 6 (zaak [adres delict 7] )
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Uit het dossier blijkt niet (voldoende) dat verdachte en de medeverdachte wisten dat zij pinden met een bankpas, terwijl zij daartoe niet gerechtigd waren. Een persoon zou de verdachte en de medeverdachte hebben benaderd met de vraag of zij voor hem konden pinnen, omdat hij een gebiedsverbod had en daarom niet zelf geld kon pinnen.
Beoordeling
De verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij op 10 december 2018 te Hellevoetsluis € 1.000,- heeft gepind, zoals hem onder 6 ten laste is gelegd. Het daarbij door de verdachte geschetste scenario, ertoe strekkend dat hij kennelijk gerechtigd was of mocht zijn om de creditcard van de aangever te gebruiken, wordt door de rechtbank als onaannemelijk terzijde geschoven en is door de verdachte op geen enkele manier concreet en verifieerbaar gemaakt. De rechtbank acht de onder 6 ten laste gelegde diefstal met een valse sleutel wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen, nu het dossier hiervoor geen concrete aanknopingspunten biedt.
Ten aanzien van de onder 5 ten laste gelegde poging tot diefstal met een valse sleutel oordeelt de rechtbank dat wel sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] . Uit de camerabeelden van de Rabobank blijkt dat zowel de verdachte als de medeverdachte in de directe nabijheid van de pinautomaat te zien is en dat de verdachte meekijkt terwijl de medeverdachte geld probeert te pinnen. In samenhang met de onder feit 6 bewezen geldopname door de verdachte enkele minuten eerder bij de ING-bank met de creditcard van dezelfde aangever, acht de rechtbank ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde de betrokkenheid als medepleger van de poging tot diefstal wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie
Bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/711047-19 en de onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/074056-19 heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/711047-19 en de onder 1, 2 subsidiair, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/074056-19 heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/074056-19 heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Ten aanzien van parketnummer 10/711047-19 (zaak [adres delict 3] )
hij op 06 december 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 3] heeft weggenomen sieraden, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] zulks nadat hij, verdachte, en zijn mededader, die weg te nemen sieraden onder hun bereik hadden gebracht door middel van braak en verbreking;
Ten aanzien van parketnummer 10/074056-19, feit 1 (zaak [adres delict 4] )
hij op 28 maart 2019 te Heenvliet, gemeente Nissewaard om (ongeveer) 00:22 uur meerdere sieraden en een handtas inhoudende een portemonnee en een rijbewijs en een paspoort en meerdere bankpasjes en een autosleutel en een mobiele telefoon toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 4] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/ verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;
Ten aanzien van parketnummer 10/074056-19, feit 2 (zaak [adres delict 5] )
hij op 13 oktober 2018 te Rotterdam,
goederen, te weten meerdere (gouden en zilveren) sieraden heeft verworven, voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
Ten aanzien van parketnummer 10/074056-19, feit 3 (zaak [adres delict 6] )
hij op 4 oktober 2018 te Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee meerdere parfums toebehorende aan het Kruitvat, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van parketnummer 10/074056-19, feit 4 (zaak [adres delict 2] )
hij op 04 maart 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard meerdere (gouden en zilveren) sieraden en meerdere horloges en een fles parfum en een geldbedrag (200 euro) toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , heeft weggenomen in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 2] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;
Ten aanzien van parketnummer 10/074056-19, feit 5 (zaak [adres delict 7] )
hij op meerdere tijdstippen op 10 december 2018 te Hellevoetsluis en Heenvliet meermalen telkens tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om geldbedragen toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen endie weg te nemen geldbedragen onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten met een bankpas/creditcard van die [naam slachtoffer 4] , tot het gebruik waartoe hij, verdachte, en zijn mededader niet gerechtigd waren, heeft getracht geld op te nemen/te pinnen bij geldautomaten van de Rabobank aan de Struytse Hoeck te Hellevoetsluis en de Toldam te Heenvliet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van parketnummer 10/074056-19, feit 6 (zaak [adres delict 7] )
hij op 10 december 2018 te Hellevoetsluis met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (1000 Euro) toebehorende aan [naam slachtoffer 4] zulks nadat hij, verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik had gebracht door met een bankpas van die [naam slachtoffer 4] , tot het gebruik waartoe hij, verdachte niet gerechtigd was, geld op te nemen/te pinnen bij een geldautomaat van de ING aan de Struytse Hoeck te Hellevoetsluis.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring in cursief verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10/711047-19

1. (primair) diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking.

parketnummer 10/074056-19

1. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;

2..(subsidiair) opzetheling;

3..diefstal;

4. (primair) diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;

5. poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;

6. diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeven vermogensdelicten en heeft daarmee inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de betreffende aangevers, dan wel door de helingshandeling andermans diefstal bevorderd. Door de verdachte gestolen, dan wel verhandelde sierraden hadden voor de aangevers soms grote emotionele waarde. Door zijn handelen heeft de verdachte geen respect getoond voor andermans eigendom en, wat betreft de bewezen inbraken, een forse inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners. Tevens ontstaan hierdoor bij de betrokken bewoners en omwonenden, maar ook in de samenleving in het algemeen, gevoelens van onveiligheid. Delicten als deze zijn ernstige en ergerlijke feiten, die naast materiële schade veel overlast veroorzaken bij de benadeelden. De rechtbank rekent de verdachte deze feiten zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 juli 2020, waaruit blijkt dat de verdachte al veel vaker eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit wordt meegewogen in strafverzwarende zin.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 maart 2020. Dit rapport houdt – voor zover van belang – het volgende in. Het Uittreksel Justitiële Documentatie laat een uitgebreid patroon van vermogenscriminaliteit zien. Verdachte was er indertijd trots op dat hij met inbreken in zijn onderhoud kon voorzien en nooit had hoeven te werken. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt door de reclassering eveneens ingeschat als hoog. Er is sprake van een jarenlang delictpatroon, waarbij de frequentie van de strafbare feiten de afgelopen jaren is toegenomen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dan wel een flinke voorwaardelijke straf op te leggen als stok achter de deur. Een dergelijke straf doet naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet op het omvangrijke strafblad van de verdachte, geen recht aan de ernst van de feiten. Bovendien is een van de feiten gepleegd in een proeftijd van een voorwaardelijke straf, zodat dit de verdachte kennelijk er niet van weerhoudt nieuwe strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal een langere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. De verdachte neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden en doet mensen veel leed aan. Het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf is dan ook de enige passende straf. Anders dan de officier van justitie is geëist, zal de rechtbank naast het opleggen van een gevangenisstraf geen geldboete opleggen, mede met het oog op het beperkte (legale) inkomen van de verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hierna te bespreken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

Aan dit vonnis is als bijlage IV een lijst gehecht van de in beslag genomen voorwerpen, waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen BMW (kenteken [kentekennummer] ), verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangegeven dat niet uit het dossier blijkt op welke grond het beslag is gebaseerd. Indien de auto in beslag is genomen om de waarheid aan de dag te brengen (in verband met het baken), dan dient volgens de verdediging de auto dan wel de opbrengst aan verdachte te worden teruggegeven, nu dit beslag geen doel meer dient. Indien sprake is van inbeslagname om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen, dient ook het voertuig dan wel de opbrengst aan verdachte te worden teruggegeven, nu niet uit het dossier volgt dat sprake is van enig wederrechtelijk verkregen voordeel. Tevens dient volgens de verdediging de auto althans de opbrengst te worden teruggegeven aan verdachte, nu namens de verdediging is betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/074056-19.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen BMW zal worden verbeurd verklaard.
Het voorwerp behoort aan de verdachte toe en het onder 1 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/074056-19 is met behulp van dit voorwerp begaan.

9..Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

Ten aanzien van parketnummer 10/711047-19, feit 1 (zaak [adres delict 3] )

In dit zaaksdossier heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 1] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 451,55 aan materiële schade en een
vergoeding van € 300,- aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en het bedrag daarom volledig dient te worden toegewezen. De officier van justitie heeft verzocht om het totaalbedrag hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en hierbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt dat de immateriële schade dient te worden afgewezen.
9.3.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat door de benadeelde partij materiële en immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezen verklaarde feit. De vordering is voldoende onderbouwd en zal dan ook geheel worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 6 december 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van € 751,55 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Ten aanzien van parketnummer 10/074056-19, feit 1 (zaak [adres delict 1] )
In dit zaaksdossier heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 2] . De
benadeelde partij vordert een vergoeding van € 35,31 aan materiële schade en een vergoeding van € 600,- aan immateriële schade.
9.5.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en het bedrag daarom volledig dient te worden toegewezen. De officier van justitie heeft verzocht om het totaalbedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en hierbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.6.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering gelet op de bepleite vrijspraak.
9.7.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat door de benadeelde partij materiële en immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De vordering is voldoende onderbouwd en zal dan ook geheel worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 28 maart 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.8.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] een schadevergoeding betalen van € 635,31 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Ten aanzien van parketnummer 10/074056-19, feit 3 (zaak [adres delict 6] )
In dit zaaksdossier heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 5]
(Kruidvat). De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 694,50 aan materiële schade.
9.9.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en het bedrag daarom volledig dient te worden toegewezen. De officier van justitie heeft verzocht om het totaalbedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en hierbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.10.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, aangezien bij de vordering geen uittreksel van de Kamer van Koophandel is gevoegd. Indien de rechtbank hier anders over denkt, verzoekt de verdediging om niet de schadevergoedingsmaatregel en bijbehorende gijzeling op te leggen, nu een dergelijk groot bedrijf zelf in staat moet worden geacht om de vordering te innen.
9.11.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen. Dat er geen uittreksel van de Kamer van Koophandel is bijgevoegd, maakt dit niet anders.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 oktober 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.12.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] een schadevergoeding betalen van € 694,50 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Ten aanzien van parketnummer 10/074056-19, feit 4 (zaak [adres delict 2] )
In dit zaaksdossier heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 3]
. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.281,- aan materiële schade,
waarvan € 1.414,50 reeds is vergoed en een vergoeding van € 465,- aan immateriële schade.
9.13.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en het bedrag, te weten € 1.331,50, daarom volledig dient te worden toegewezen. De officier van justitie heeft verzocht om het totaalbedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en hierbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.14.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade gematigd dient te worden. Niet is gebleken wat de (huidige) waarde van de sieraden is. Ten aanzien van de gevorderde vergoeding van immateriële schade is de verdediging van mening dat deze schade onvoldoende is onderbouwd, zodat dit dient te worden afgewezen.
9.15.
Beoordeling
Nu de hoogte van de geleden schade is betwist, ligt het op de weg van de benadeelde partij om dit nader te onderbouwen. Verder is onder meer onduidelijk welke post de verzekeraar reeds heeft vergoed. De rechtbank is daarom van oordeel dat de vordering op dit moment onvoldoende is onderbouwd. Indien de benadeelde partij in de gelegenheid zou worden gesteld dit alsnog nader te onderbouwen, levert de verdere behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank bepaalt daarom dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
9.16.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
Ten aanzien van parketnummer 10/074056-19, feit 6 (zaak [adres delict 7] )
In dit zaaksdossier heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 4] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.006,- aan materiële schade.
9.17.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en het bedrag daarom volledig dient te worden toegewezen. De officier van justitie merkt op dat het gevorderde bedrag door de bank onder voorbehoud is teruggestort, maar op het moment dat de benadeelde partij het bedrag ontvangt van de verdachte, dient hij dit bedrag weer aan de bank terug te betalen. De officier van justitie heeft verzocht om het totaalbedrag hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en hierbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.18.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. Subsidiair dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering. Het gevorderde bedrag is namelijk reeds teruggestort door de bank, waardoor geen sprake is van rechtstreekse schade.
9.19.
Beoordeling
De door de benadeelde partij geleden schade is vergoed door de bank, zo blijkt uit de stukken. De benadeelde partij heeft daarom op dit moment geen eigen schade te vorderen. Gesteld noch gebleken is dat de benadeelde partij een volmacht heeft van de bank om een vordering in te dienen namens de bank die de bank heeft verkregen op de verdachte uit hoofde van subrogatie. De rechtbank bepaalt daarom dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
9.20.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

10..Vordering tenuitvoerlegging

10.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 28 maart 2019 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 12 april 2019.
10.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel moet worden toegewezen.
10.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden
afgewezen, omdat onderhavig feit ziet op een geheel ander feit. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de proeftijd te verlengen.
10.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit in de zaak met parketnummer 10/711047-19 is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Echter, de rechtbank zal de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging afwijzen, omdat de vordering ziet op een geheel ander feit dan het bewezenverklaarde feit.

11..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

12..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/074056-19 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/711047-19 en de onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/074056-19, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het onder 1 ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/074056-19: de BMW met kenteken [kentekennummer] die op de aan dit vonnis gehechte lijst is genummerd 1.
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 751,55 (zegge: zevenhonderdeenenvijftig euro en vijfenvijftig cent), bestaande uit € 451,55 aan materiële schade en € 300 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] te betalen
€ 751,55(hoofdsom,
zegge: zevenhonderdeenenvijftig euro en vijfenvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 december 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door
15 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] te betalen een bedrag van
€ 635,31 (zegge: zeshonderdvijfendertig euro en eenendertig cent), bestaande uit € 35,31 aan materiële schade en € 600 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] te betalen
€ 635,31(hoofdsom,
zegge: zeshonderdvijfendertig euro en eenendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door
12 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] te betalen een bedrag van
€ 694,50 (zegge: zeshonderdvierennegentig euro en vijftig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] te betalen
€ 694,50(hoofdsom,
zegge: zeshonderdvierennegentig euro en vijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door
13 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in de vordering;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 28 maart 2019 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Feraaune, voorzitter,
en mrs. W.H.S. Duinkerke en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Wuijckhuijse, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/711047-19
primair
hij op of omstreeks 06 december 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 3] heeft weggenomen (een) siera(a)d(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen siera(a)d(en) onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 december 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 3] (een) siera(a)d(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming
- ( een) ra(a)m(en) (met behulp van gereedschap) heeft/hebben geforceerd en/of (vervolgens) door een geopende raam de woning heeft/hebben betreden en/of
- de woning heeft/hebben doorzocht en/of
- ( een) goed(eren) heeft/hebben verplaatst (oa een laptoptas) en/of
- ( een) siera(a)d(en) in zijn/hun kleding heeft/hebben gestopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer 10/074056-19
1.
hij op of omstreeks 28 maart 2019 te Heenvliet, gemeente Nissewaard om (ongeveer) 00:22 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere siera(a)d(en) en/of een handtas inhoudende een portemonnee en/of een rijbewijs en/of een paspoort en/of een of meerdere bankpasje(s) en/of (een) autosleutel(s) en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 4] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
primair
hij op of omstreeks 12-10-2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een laptop (merk HP) en/of meerdere (gouden en/of zilveren) siera(a)d(en) (onder andere oorhangers en/of oorringen en/of halskettingen en/of ringen) en/of bijouteriedoos en/of een tas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te
weten aan [naam slachtoffer 6] , heeft weggenomen in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 5] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard en/of Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, goederen, te weten meerdere (gouden en/of zilveren) siera(a)d(en) (onder andere oorhangers en/of oorringen en/of halskettingen en/of ringen) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 4 oktober 2018 te Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee een of meerdere parfum(s), in elk geval enig goed, dat geheel, of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het Kruitvat, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
primair
hij op of omstreeks 04 maart 2019 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere (gouden en/of zilveren) siera(a)d(en) (onder andere oorbellen en/of halskettingen en/of ringen) en/of een of meerdere horloge(s) en/of een fles parfum en/of een geldbedrag (200 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 3] , heeft weggenomen in/uit een woning gelegen
aan de [adres delict 2] met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 maart 2019 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard en/of
Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, goederen, te weten meerdere (gouden) siera(a)d(en) (onder andere een of meerdere halskettingen en/of armbanden en/of ringen) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 10 december 2018 te Hellevoetsluis en/of Heenvliet, gemeente Nissewaard, (meermalen) (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten aan [naam slachtoffer 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en)/goed onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten met een bankpas/creditcard van die [naam slachtoffer 4] , tot het gebruik waartoe hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren, heeft getracht geld op te nemen/te pinnen bij (een) geldautoma(a)t(en) van de Rabobank aan de Struytse Hoeck te Hellevoetsluis en/of de Toldam te Heenvliet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij op of omstreeks 10 december 2018 te Hellevoetsluis tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (1000 Euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door met een bankpas/creditcard van die [naam slachtoffer 4] , tot het gebruik waartoe hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren, geld op te nemen/te pinnen bij een geldautomaat van de ING aan de Struytse Hoeck te Hellevoetsluis.