ECLI:NL:RBROT:2020:7586

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
28 augustus 2020
Zaaknummer
C/10/582909 / HA ZA 19-901
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming leningsovereenkomst tussen een schuldeiser en een besloten vennootschap

In deze zaak vordert [naam eiser] dat de rechtbank 010Holding B.V. veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 50.000,00, vermeerderd met contractuele rente van 8% per jaar vanaf 1 januari 2018, alsook buitengerechtelijke incassokosten van € 3.250,00. De vordering is gebaseerd op een leningsovereenkomst die op 4 januari 2013 is gesloten tussen [naam eiser] en 010Holding, waarbij [naam eiser] een bedrag van € 50.000,00 heeft geleend aan 010Holding. De lening had een looptijd van vijf jaar en was niet achtergesteld, zoals door 010Holding werd betoogd. De rechtbank oordeelt dat 010Holding onvoldoende heeft aangetoond dat er een achterstelling was overeengekomen die de terugbetaling van de lening zou uitsluiten. De rechtbank wijst de vordering van [naam eiser] toe, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. De proceskosten worden aan de zijde van [naam eiser] begroot op € 3.166,54. Het vonnis is uitgesproken op 26 augustus 2020 door mr. drs. J. van den Bos.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/582909 / HA ZA 19-901
Vonnis van 26 augustus 2020
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. M.S. van Dijk te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
010HOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. S. Visser te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [naam eiser] en 010Holding genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 september 2019, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • de conclusie van repliek alsmede vermeerdering van eis,
  • de conclusie van dupliek, met producties,
  • de akte aangaande eisvermeerdering van de zijde van [naam eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
Heden wordt tevens vonnis gewezen in de zaak van [naam eiser] tegen N.D.B.E. II B.V. en [naam] (hierna: [naam] ) (C/10/579503 / HA ZA 19-712).

2..De feiten

2.1.
[naam] heeft per 1 januari 2013 de notarispraktijk van mr. T. Langerwerf overgenomen en op diezelfde datum N.D.B.E II B.V. h.o.d.n. 010Notaris (hierna: 010Notaris) opgericht.
2.2.
[naam eiser] is op 1 januari 2013 als kandidaat-notaris in dienst getreden bij 010Notaris.
2.3.
De enig aandeelhouder en bestuurder van 010Notaris is 010Holding.
2.4.
De enig aandeelhouder en bestuurder van 010Holding is [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ).
2.5.
De enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bedrijf] is [naam] .
2.6.
Een financieel adviseur van AenF Partners B.V. heeft op 28 december 2012 aan [naam eiser] en [naam] een concept van een leningsovereenkomst tussen [naam bedrijf] en 010Holding toegezonden, waarbij [naam bedrijf] als ‘Geldgever’ wordt aangemerkt en 010Holding als ‘Geldnemer’. In het concept is – onder meer – het volgende opgenomen:
“4.1 Aflossing van de Hoofdsom zal na 5 jaar in overleg met de Bank plaatsvinden (wanneer de financiering van de bank én van Thager Holding B. V) aan Geldnemer is afgelost. [...]
5. Geldgever en Geldnemer stellen vast dat de Hoofdsom is achtergesteld bij
de schulden van Geldnemer aan de Bank, een en ander conform een nader
door geldgever en geldnemer te ondertekenen althans reeds getekende akte
van achterstelling van de Bank. ”
2.7.
[naam eiser] heeft ten behoeve van de overname van de notarispraktijk op 4 januari 2013 een overeenkomst van geldlening gesloten met 010Holding. [naam eiser] heeft in totaal
€ 50.000,00 geleend aan 010Holding. In de door partijen ondertekende overeenkomst van geldlening is – onder meer – het volgende opgenomen:

OVEREENKOMST VAN GELDLENING
De ondergetekenden:
1. De heer [naam eiser] , (…), hierna te noemen: de Schuldeiser
en
2. De besloten vennootschap 010Holding B.V., (…), op haar beurt rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer [naam] , (…), hierna te noemen: de Schuldenaar.
Schuldeiser en Schuldenaar hierna gezamenlijk worden aangeduid als Partijen.
In aanmerking nemende dat:
  • schuldenaar op 4 januari 2013 een bedrag van € 50.000,- heeft geleend van schuldeiser;
  • omtrent deze lening tussen partijen mondeling een en ander is overeengekomen;
  • partijen wensen over te gaan tot schriftelijke vastlegging van het hetgeen daaromtrent is overeengekomen;
Verklaren het volgende te zijn overeengekomen:
Artikel 1: bedrag
Schuldenaar heeft op 4 januari 2013 ter leen ontvangen van schuldeiser een bedrag van € 50.000,-.
Artikel 2: rente
Schuldenaar verbindt zich om over het in artikel 1 genoemde bedrag, of het restant of het openomen deel daarvan, aan de schuldeiser te zullen betalen een rente van 8% per jaar.
Artikel 3: rentedatum
De rente vervalt na afloop van ieder kwartaal en is steeds per kwartaal, na afloop van het kwartaal, opeisbaar.
Artikel 4: looptijd lening
De geldlening heeft een looptijd van 5 jaren. De schuldenaar is ter zake van deze geldlening gedurende de looptijd geen aflossing verschuldigd. Vervroegde aflossing is te allen tijde toegestaan, zonder dat hierbij enige boete dan wel kosten anderszins verschuldigd zijn.
Na het aflopen van de looptijd zal schuldenaar het nog verschuldigde bedrag in één keer aflossen tenzij partijen onderling anders overeenkomen. Deze afspraken zullen schriftelijk worden vastgelegd.
(….)
Artikel 6: beëindiging
De overeenkomst eindigt van rechtswegen en het door schuldenaar verschuldigde is na opzegging of Ingebrekestelling opeisbaar in de volgende gevallen.
a.
Indien schuldenaar in verzuim is met het nakoming van enige verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst;
(….)
(….)
Aldus overeengekomen, opgesteld in tweevoud en op iedere pagina geparafeerd te Rotterdam op 04-01-2013.
De schuldeiser De schuldenaar
De heer [naam eiser] 010 Holding B.V.
Namens deze,
De heer [naam]
2.8.
In een financieringsvoorstel van 3 januari 2013 van de Rabobank, waarbij [naam bedrijf] , 010Holding en 010Notaris gezamenlijk worden aangemerkt als debiteur, staat in de uitwerking – onder meer – het volgende opgenomen:
“Er is/wordt een geldlening verstrekt door [naam] aan [naam bedrijf] ad EUR 50.000,--. Deze wordt achtergesteld bij alle huidige en toekomstige vorderingen van de bank op de debiteur. Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de bank mag geen betaling van aflossing en rente plaatsvinden. Tevens wordt deze geldlening verpand aan onze bank.
Er is/wordt een geldlening verstrekt door [naam bedrijf] aan 010Holding ad EUR 50.000,--. Deze wordt achtergesteld bij alle huidige en toekomstige vorderingen van de bank op de debiteur. Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de bank mag geen betaling van aflossing en rente plaatsvinden. Tevens wordt deze geldlening verpand aan onze bank.”
2.9.
[naam eiser] heeft op 9 juli 2015 een leningsovereenkomst gesloten met [naam] . [naam eiser] heeft in totaal € 20.250,00 geleend aan [naam] .
2.10.
Na het ontstaan van een arbeidsrechtelijk geschil tussen [naam eiser] , 010Notaris en [naam] hebben partijen een mediationtraject doorlopen. 010Notaris en [naam] werden hierbij bijgestaan door een belangenbehartiger van DAS Rechtsbijstand. De belangenbehartiger heeft bij e-mailbericht van 26 april 2017 voorgesteld om de gemaakte afspraken vast te leggen in twee afzonderlijke vaststellingsovereenkomsten. De tussen [naam eiser] en 010Notaris gemaakte afspraken met betrekking tot het arbeidsrechtelijk geschil zijn vastgelegd in een door partijen op 28 april 2017 ondertekende vaststellingsovereenkomst. [naam eiser] is per 1 juni 2017 bij 101Notaris uit dienst getreden.
2.11.
De belangenbehartiger van DAS Rechtsbijstand heeft op 28 april 2017 aan de gemachtigde van [naam eiser] een concept van een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot de terugbetaling van de leningen door 010Notaris en [naam] toegezonden. In het concept waren (nog) geen termijnen voor de aflossing opgenomen. Het concept is door partijen nooit definitief gemaakt en ondertekend.
2.12.
In een e-mailbericht van 28 juni 2017 heeft [naam] ten aanzien van de leningsovereenkomst van 4 januari 2013 aan [naam eiser] en diens de gemachtigde – onder meer – het volgende geschreven:
“De achtergestelde lening ad € 50.000,- is – zoals het woord al zegt – een achtergestelde lening. Deze mag niet uitbetaald worden dan nadat de Rabobank daartoe toestemming heeft verleend. Dus ik kan daar vooralsnog geen toezeggingen over doen.”
2.13.
In een e-mail van 13 september 2017 heeft [naam] aan de gemachtigde van [naam eiser] – onder meer het volgende geschreven:
“Rest nog de achtergestelde lening en de persoonlijke lening.
1. Onze contactpersoon van de Rabobank komt binnenkort langs voor het jaarlijkse gesprek en dan zal ik deze kwestie nogmaals onder zijn aandacht brengen.
De lening is achtergesteld zoals bekend maar wellicht zien zij toch mogelijkheden.
Ik ben van hun medewerking afhankelijk.”
2.14.
[naam eiser] heeft 010Holding bij brieven van 19 april 2019 gesommeerd tot nakoming van de leningsovereenkomsten.
2.15.
In reactie op de brief van 19 april 2019 heeft [naam] aan de gemachtigde van [naam eiser] – onder meer – het volgende geschreven:
“(…)
Onder verwijzing naar uw bijgesloten schrijven kan ik u berichten dat wij in ons jaarlijks overleg met de bank de achtergestelde lening van [naam eiser] telkenmale aan de orde hebben gesteld en tot dusverre heeft de bank daartoe geen toestemming verleend.
Voor de meest recente beoordeling zend ik u als bewijsstuk mee het schrijven van de Rabobank waarin zij ons meedelen geen toestemming te verlenen.
(…)”
2.16.
In een brief van 25 april 2019 schrijft een medewerker van de Rabobank aan [naam] het volgende:
“Beste heer [naam] ,
In uw e-mail van 23 april 2019 doet u ons een verzoek te boordelen of aflossing mogelijk is op de achtergestelde leningen.
Conform de getekende offerte van 3 januari 2013 hebben wij de onderstaande leningen achtergesteld:
Een lening van EUR 50.000,- verstrekt door [naam] aan [naam bedrijf] ;
Een lening van EUR 50.000,- verstrekt door [naam bedrijf] aan 010Holding.
Op basis van een recente financiële analyse geven wij geen toestemming om af te lossen op bovenstaande achtergestelde leningen.
(…)”

3..Het geschil

3.1.
[naam eiser] vordert, na vermeerdering van eis, – samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A. 010Holding veroordeelt om aan [naam eiser] te voldoen een bedrag van € 50.000,00, vermeerderd met contractuele rente van 8% per jaar vanaf 1 januari 2018;
B. 010Holding veroordeelt om aan [naam eiser] te voldoen de buitengerechtelijke incassokosten van € 3.250,00;
C. 010Holding, hoofdelijk met 010Notaris, veroordeelt in de kosten van het geding, inclusief nakosten.
3.2.
[naam eiser] heeft – kort samengevat – aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag gelegd. 010Holding moet haar verplichtingen op grond van de leningsovereenkomst van 4 januari 2013 nakomen. 010Holding is gehouden het geleende bedrag van € 50.000,00 aan [naam eiser] terug te betalen.
3.2.1.
De lening van [naam eiser] aan 010Holding is geen achtergestelde lening. 010Holding heeft niet aangetoond dat zij dit met [naam eiser] is overeengekomen, dan wel dat [naam eiser] hiermee heeft ingestemd. Op grond van artikel 4 van de overeenkomst tussen [naam eiser] en 010Holding is de lening op 4 januari 2018 opeisbaar geworden. 010Holding heeft zich verplicht om, na het aflopen van de termijn van vijf jaar, het nog verschuldigde bedrag in één keer af te lossen.
3.2.2.
[naam eiser] heeft niets van doen met de afspraken die [naam] en zijn vennootschappen hebben gemaakt met de Rabobank en een financieel deskundige ten aanzien van achtergestelde leningen.
3.3. 010
Holding voert verweer stekkende tot niet-toewijzing van de vorderingen, met veroordeling van [naam eiser] in de kosten van de procedure.
3.3.1. 010
Holding erkent dat de lening aan [naam eiser] moet worden terugbetaald, maar heeft zich tegen toewijzing van de vorderingen van [naam eiser] verweerd door aan te voeren de vordering uit de leningsovereenkomst bij de Rabobank is achtergesteld. De bank moet daarom allereerst toestemming moet verlenen voordat de lening mag worden afgelost. Rabobank heeft vooralsnog geweigerd toestemming te verlenen, zodat de lening nog hoeft worden afgelost.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Het staat tussen partijen vast dat [naam eiser] en 010Holding op 4 januari 2013 een overeenkomst van geldlening hebben gesloten met een looptijd van 5 jaar. 010Holding heeft zich hiermee verplicht om de hoofdsom van € 50.000,00 aan [naam eiser] te voldoen.
4.2.
In beginsel kan de vordering dan ook worden toegewezen, tenzij het verweer van 010Holding slaagt dat zij vanwege de overeengekomen achterstelling nog niet tot betaling hoeft over te gaan. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv ligt hiervan bij 010Holding de stelplicht en bewijslast. De rechtbank acht het volgende van belang.
4.3.
Een achterstelling van een vordering moet worden overeengekomen tussen een schuldeiser en een schuldenaar, niet tussen een schuldenaar en een derde. Al hetgeen een schuldenaar met een derde of een toekomstige schuldeiser omtrent de achterstelling van de vordering overeenkomt, heeft geen direct gevolg voor de schuldeiser. Deze is immers geen partij bij die afspraken.
4.4.
In de overeenkomst van geldlening van 4 januari 2013 is tussen [naam eiser] en 010Holding niets over een achterstelling van de vordering overeengekomen. De onderbouwing die 010Holding voor de achterstelling van de vordering geeft, heeft betrekking op de achterstelling van een andere overeenkomst van geldlening van
€ 50.000,00, namelijk die tussen [naam bedrijf] en 010Holding. In het financieringsvoorstel van de Rabobank van 3 januari 2013, het concept van de leningsovereenkomst tussen [naam bedrijf] en 010Holding en de brief van de Rabobank van 25 april 2019 wordt de leningsovereenkomst tussen [naam eiser] en 010Holding niet genoemd. Al hetgeen 010Holding met derden is overeengekomen over het achterstellen van vordering(en), gaat haar verhouding met [naam eiser] niet aan. Niet valt in te zien de vordering uit de leningsovereenkomst van 4 januari 2013 eveneens is achtergesteld en dat [naam eiser] hiermee zou hebben ingestemd dan wel van op de hoogte zou zijn geweest.
4.5. 010
Holding verwijst voorts naar artikel 7 van de tussen [naam eiser] en 010Notaris gesloten vaststellingsovereenkomst (genoemd onder 2.10). In artikel 7 is – onder meer –
bepaald dat de tussen partijen overeengekomen finale kwijting niet geldt voor de persoonlijke lening van [naam eiser] aan [naam] alsmede de ‘achtergestelde lening’. De rechtbank acht het niet van belang of hier wordt gedoeld op de lening van [naam eiser] aan 010Holding, omdat enkel wordt gesproken over het feit op de ‘achtergestelde lening’
geenkwijting wordt verleend. In de bepaling kan geen kwalificatie van andere overeenkomsten, en al helemaal niet van een overeenkomst waarbij 010Notaris geen partij was, worden gelezen.
4.6.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat 010Holding onvoldoende heeft gesteld om aan te nemen dat zij nog niet tot betaling van de hoofdsom hoeft over te gaan vanwege een overeengekomen achterstelling bij de Rabobank. De vordering van [naam eiser] tot betaling van € 50.000,00 wordt dan ook toegewezen.
4.7.
[naam eiser] heeft in de dagvaarding gevorderd dat contractuele rente wordt toegewezen vanaf 1 januari 2018. In zijn wijziging van eis heeft [naam eiser] expliciet contractuele rente over de jaren 2017, 2018 en 2019 gevorderd, maar later heeft hij – naar aanleiding van de reactie van 010Holding op de gewijzigde eis – toegelicht dat de expliciete rentevordering over 2017, 2018 en 2019 niet ziet op de lening van € 50.000,00. Dan resteert de oorspronkelijke rentevordering, die niet is gewijzigd. 010Holding heeft onweersproken gesteld dat de rente over 2018 en 2019 al is betaald, zodat de vordering in zoverre moet worden afgewezen. De rente over de eerste kwartalen van 2020 is echter wel opeisbaar en dus ook toewijsbaar.
4.8.
[naam eiser] vordert daarnaast veroordeling van 010Holding in de buitengerechtelijke incassokosten, zijnde een bedrag van € 3.250,00. 010Holding heeft bij conclusie van antwoord betwist dat door hem buitengerechtelijke incassokosten zijn verschuldigd. Het lag vervolgens op de weg van [naam eiser] om nauwkeuring de verrichte werkzaamheden die volgens hem voor vergoedingen aanmerking komen, op te sommen. Een enkele verwijzing in de conclusie van repliek naar de inleidende dagvaarding is daartoe onvoldoende. De vordering van [naam eiser] ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten wordt dan ook afgewezen.
4.9. 010
Holding wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [naam eiser] veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 104,54
- griffierecht € 914,00
- salaris advocaat
€ 2.148,00(2,0 punten × tarief € 1.074,00)
Totaal € 3.166,54
4.10.
Er is geen aanleiding voor een hoofdelijke veroordeling van 010Notaris in de proceskosten van dit geding.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt 010Holding om aan [naam eiser] te betalen een bedrag van € 50.000,00 (vijftigduizend euro), vermeerderd met de contractuele rente van 8% per jaar met ingang van 1 januari 2020 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt 010Holding in de proceskosten van [naam eiser] , aan de zijde van [naam eiser] tot op heden begroot op € 3.166,54;
5.3.
veroordeelt 010Holding in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat 010Holding niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2020.
3070/1407