ECLI:NL:RBROT:2020:7584

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
28 augustus 2020
Zaaknummer
C/10/579503 / HA ZA 19-712
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming leningsovereenkomst en uitleg van de overeenkomst met betrekking tot directe opeisbaarheid en einddatum voor aflossing

In deze zaak vordert [naam eiser] nakoming van een leningsovereenkomst die hij heeft gesloten met [naam gedaagde] en 010Notaris. De leningsovereenkomst betreft een bedrag van € 20.250,00 dat door [naam gedaagde] aan [naam eiser] moet worden terugbetaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de lening per direct opeisbaar is, ondanks dat er ook een einddatum voor aflossing is opgenomen in de overeenkomst. De rechtbank oordeelt dat een bepaling over directe opeisbaarheid en een bepaling met een einddatum voor het aflossen elkaar in beginsel niet uitsluiten. De rechtbank wijst de vordering van [naam eiser] tot terugbetaling van de hoofdsom van € 20.250,00 toe, evenals de contractuele rente over de jaren 2017, 2018 en 2019. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen, omdat [naam eiser] niet voldoende heeft aangetoond welke kosten hiervoor zijn gemaakt. De proceskosten worden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij, waarbij [naam eiser] in de kosten van 010Notaris wordt veroordeeld, maar [naam gedaagde] in de kosten van [naam eiser].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/579503 / HA ZA 19-712
Vonnis van 26 augustus 2020
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. M.S. van Dijk te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
N.D.B.E. II B.V. h.o.d.n. 010 NOTARIS,
gevestigd te Rotterdam,
2.
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagden,
advocaat mr. S. Visser te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [naam eiser] , 010Notaris en [naam gedaagde] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 25 juli 2019, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • de conclusie van repliek alsmede vermeerdering van eis,
  • de conclusie van dupliek, met producties,
  • de akte aangaande eisvermeerdering van de zijde van [naam eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
Heden wordt tevens vonnis gewezen in de zaak van [naam eiser] tegen 010Holding B.V. (C/10/582909 / HA ZA 19-901).

2..De feiten

2.1.
[naam gedaagde] heeft per 1 januari 2013 de notarispraktijk van mr. T. Langerwerf overgenomen en op diezelfde datum 010Notaris opgericht.
2.2.
[naam eiser] is op 1 januari 2013 als kandidaat-notaris in dienst getreden bij 010Notaris.
2.3.
De enig aandeelhouder en bestuurder van 010Notaris is 010Holding B.V. (hierna: 010Holding).
2.4.
[naam eiser] heeft op 4 januari 2013 een leningsovereenkomst gesloten met 010Holding. [naam eiser] heeft in totaal € 50.000,00 geleend aan 010Holding.
2.5.
[naam eiser] heeft op 9 juli 2015 een leningsovereenkomst gesloten met [naam gedaagde] . [naam eiser] heeft in totaal € 20.250,00 geleend aan [naam gedaagde] . In een door beide partijen ondertekende schuldbekentenis, voorzien van goedschrift, is onder meer het volgende opgenomen:
SCHULDBEKENTENIS
Ondergetekenden:

1..[naam gedaagde] , […],

hierna te noemen:schuldenaar

2..[naam eiser] , […]

hierna ook te noemen:schuldeiser.
De schuldenaar verklaart wegens ter leen ontvangen gelden schuldig te zijn aan de schuldeiser, die deze schuldbekentenis erkent en aanvaardt een geldsom ten bedrage vantwintigduizend tweehonderd vijftig euro(€ 20.250,00).
De ondergetekenden verklaren voorts het volgende te zijn overeengekomen:
Deze geldlening is aangegaan onder de navolgende bedingen:
1. de schuldenaar zal over de hoofdsom of het restant daarvan te rekenen vanaf heden een jaarlijkse rente vergoeden berekend tegendrie procent (3 %), welke rente voor een periode van twintig (20) jaar vaststaat, de rente dient jaarlijks bij achterafbetaling, op één en dertig december te worden voldaan, voor het eerst op een en dertig december tweeduizend vijftien (31.12.15) over het alsdan sinds heden verstreken tijdvak;

2. De hoofdsom is direct opeisbaar.

3.-7. […]

8. Schuldenaar zal het totaalbedrag voldoen uiterlijk op een en dertig december tweeduizend vijf en twintig.

Aldus in tweevoud ondertekend te Rotterdam op negen juli tweeduizend vijftien. […]”
2.6.
Na het ontstaan van een arbeidsrechtelijk geschil tussen [naam eiser] , 010Notaris en [naam gedaagde] hebben partijen een mediationtraject doorlopen. 010Notaris en [naam gedaagde] werden hierbij bijgestaan door een belangenbehartiger van DAS Rechtsbijstand. De belangenbehartiger heeft op 26 april 2017 voorgesteld om de gemaakte afspraken vast te leggen in twee afzonderlijke vaststellingsovereenkomsten. De gemaakte afspraken ten aanzien van het arbeidsrechtelijk geschil zijn vastgelegd in een door partijen op 28 april 2017 ondertekende vaststellingsovereenkomst. [naam eiser] is per 1 juni 2017 bij 010Notaris uit dienst getreden.
2.7.
De belangenbehartiger van DAS Rechtsbijstand heeft op 28 april 2017 aan de gemachtigde van [naam eiser] een concept van een vaststellingsovereenkomst met betrekking tot de terugbetaling van de leningen door 010Notaris en [naam gedaagde] toegezonden. In het concept waren (nog) geen termijnen voor de aflossing opgenomen. Het concept heeft niet geleid tot een door partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst.
2.8.
In een e-mailbericht van 28 juni 2017 heeft [naam gedaagde] ten aanzien van de persoonlijke lening aan [naam eiser] en zijn de gemachtigde het volgende geschreven:
“De privélening ad € 20.250,00 zal ik terugbetalen als volgt:
Van 1 augustus 2017 tot 1 augustus 2018 12 maandelijkse termijnen van € 300,--.
Restant in gelijke maandelijkse termijn in augustus 2018 tot en met december 2018.
Rente wordt uiteraard zoals afgesproken telkens aan het eind van het jaar vergoed.”
2.9.
Op 7 juli 2017 heeft de gemachtigde van [naam eiser] het volgende geschreven aan de gemachtigde van [naam gedaagde] :
“(….)
Ten tweede heb ik het voorstel ten aanzien van de terugbetaling van de persoonlijke lening aan cliënt voorgelegd. Het liefst zou hij dit boek zo spoedig mogelijk sluiten en wil hij positief naar de toekomst kunnen kijken. De terugbetalingsregeling zoals door uw cliënt voorgesteld is behoorlijk lang en draagt niet bij aan het afsluiten van een moeizame periode. In beginsel wenst cliënt de lening in één keer en zo spoedig mogelijk van uw cliënt terug te ontvangen. Een terugbetalingsregeling is alleen bespreekbaar indien de lening uiterlijk eind dit jaar (2017) volledig is afbetaald.
(….)”
2.10.
In een e-mailbericht van 13 september 2017 heeft [naam gedaagde] aan de gemachtigde van [naam eiser] – onder meer – het volgende geschreven:
“[…]
2. Wat de aflossing van de persoonlijke lening betreft ben ik afhankelijk van allerlei factoren in de privésfeer zoals de verkoopopbrengst van mijn woning.
Een recente kredietaanvraag om de lening van [naam eiser] te herfinancieren is afgewezen.
Ik zal mijn best doen om een en ander op andere wijze gefinancierd te krijgen.
Einde van het jaar kan ik niet toezeggen; ik heb wel goede hoop dit voor 1 juli 2018 rond te krijgen.
Immers dan zal naar verwachting de woning toch wel verkocht zijn en zal het eenvoudiger moeten zijn om een lening te verkrijgen.[…]”
2.11.
[naam eiser] heeft 010Notaris en [naam gedaagde] bij brieven van 19 april 2019 gesommeerd tot nakoming van de leningsovereenkomsten.

3..Het geschil

3.1.
[naam eiser] vordert, na vermeerdering van eis, – samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A. 010Notaris veroordeelt om aan [naam eiser] te voldoen een bedrag van € 50.000,00,
B. 010Notaris veroordeelt om aan [naam eiser] te voldoen de buitengerechtelijke incassokosten van € 3.250,00,
C. [naam gedaagde] veroordeelt om aan [naam eiser] te voldoen een bedrag van € 20.250,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 januari 2019, alsmede, binnen één week na het wijzen van het vonnis, de contractuele rente over de lening van € 20.250,00 over de jaren 2017, 2018 en 2019 tot de dag der algehele voldoening,
D. [naam gedaagde] veroordeelt om aan [naam eiser] te voldoen de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.762,50,
E. 010Notaris en [naam gedaagde] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van dit geding en de kosten van het geding met rolnummer 19-901, inclusief nakosten.
3.2.
[naam eiser] heeft – kort samengevat – aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag gelegd. 010Notaris en [naam gedaagde] moeten hun verplichtingen op grond van de leningsovereenkomsten nakomen. 010Notaris is gehouden het geleende bedrag van € 50.000,00 te voldoen. [naam gedaagde] is gehouden het geleende bedrag van € 20.250,00 inclusief overeengekomen rente te voldoen. 010Notaris en [naam gedaagde] hebben tot op heden de leningen niet terugbetaald. [naam gedaagde] heeft tevens over de periode, 2017, 2018 en 2019 geen rente voldaan over de persoonlijke lening van € 20.250,00.
3.2.1.
Uit artikel 2 van de leningsovereenkomst tussen [naam eiser] en [naam gedaagde] blijkt dat het geleende bedrag per direct opeisbaar is. In artikel 8 van de leningsovereenkomst is bepaald dat de lening uiterlijk op 31 december 2025 moet zijn terugbetaald. Dit artikel is echter vervangen door de tussen partijen tijdens de mediation gemaakte afspraken over de terugbetaling van de lening en de bevestiging daarvan door [naam gedaagde] in het e-mailbericht van 28 juni 2017.
3.2.2.
[naam eiser] heeft buitengerechtelijke werkzaamheden doen verrichten om de leningen geïncasseerd te krijgen. [naam eiser] heeft dan ook recht op vergoeding van deze kosten op grond van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten.
3.3. 010
Notaris en [naam gedaagde] voeren verweer stekkende tot niet-toewijzing van de vorderingen van [naam eiser] , met veroordeling van [naam eiser] in de kosten van de procedure.
3.3.1.
[naam eiser] heeft de leningsovereenkomst van 4 januari 2013 gesloten met 010Holding. 010Notaris is geen partij bij deze leningsovereenkomst en kan dan ook niet worden verplicht tot nakoming.
3.3.2.
[naam gedaagde] erkent dat hij de verplichtingen uit de leningsovereenkomst met [naam eiser] moet voldoen en is bereid de lening terug te betalen. Hij heeft thans echter onvoldoende middelen om het verschuldigde bedrag in één keer te voldoen. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over een betalingsregeling. [naam gedaagde] houdt zich dan ook aan de overeenkomst van 9 juli 2015 waar in artikel 8 is bepaald dat het bedrag uiterlijk op 31 december 2025 moet zijn voldaan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

De leningsovereenkomst van 4 januari 2013

4.1.
In deze procedure vordert [naam eiser] nakoming van de verplichtingen uit de leningsovereenkomst van 4 januari 2013 door 010Notaris.
4.2. 010
Notaris heeft bij conclusie van antwoord een leningsovereenkomst van 4 januari 2013 in het geding gebracht, waaruit blijkt dat deze leningsovereenkomst is gesloten tussen [naam eiser] en 010Holding. Niet 010Notaris, maar 010Holding is partij bij deze leningsovereenkomst. [naam eiser] heeft dit niet betwist, hetgeen ook blijkt uit het feit dat [naam eiser] 010Holding alsnog in rechte betrokken en nakoming van de leningsovereenkomst van 4 januari 2013 heeft gevorderd.
4.3.
Het voorgaande leidt er toe dat de vordering van [naam eiser] op 010Notaris moet worden afgewezen. De nevenvorderingen met betrekking tot rente en buitengerechtelijke incassokosten delen het lot van de hoofdvordering.
De leningsovereenkomst van 9 juli 2015
4.4.
Het staat tussen partijen vast dat [naam eiser] en [naam gedaagde] op 9 juli 2015 een overeenkomst van geldlening hebben gesloten. [naam gedaagde] heeft zich daarmee verplicht tot het terugbetalen van de hoofdsom van € 20.250,00 aan [naam eiser] .
4.5.
Partijen twisten over de vraag vanaf welk moment [naam gedaagde] is gehouden het door hem geleende bedrag aan [naam eiser] terug te betalen. Partijen beroepen zich ieder op een andere bepaling uit de overeenkomst van 9 juli 2015. [naam eiser] stelt dat de lening per direct opeisbaar is en hiertoe ook toe over is gegaan. [naam gedaagde] verweert zich daartegen door aan te voeren dat de lening pas per 31 december 2015 hoeft te zijn afgelost. Het betreft dan ook een vraag van uitleg van hetgeen partijen hierover in de overeenkomst van geldlening van 9 juli 2015 zijn overeengekomen.
4.6.
Partijen hebben in het kader van mediation weliswaar onderhandeld en er zijn over en weer voorstellen gedaan, maar niet is gesteld dat er een (af)betalingsregeling is overeengekomen, laat staan wat die dan zou behelzen. Daarom wordt hetgeen partijen hierover hebben opgemerkt verder buiten beschouwing gelaten en moet het moment van opeisbaarheid worden bepaald aan de hand van de oorspronkelijke overeenkomst.
4.7.
Bij de uitleg van een overeenkomst komt het aan op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en wat zij op basis daarvan van elkaar mochten verwachten (Haviltex-formule).
4.8.
Nu partijen niets hebben gesteld omtrent de onderhandelingen voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst van 9 juli 2015, komt het in dit geval met name aan op een uitleg van de bewoordingen van de desbetreffende bepalingen zoals die door [naam eiser] en [naam gedaagde] zijn vastgesteld.
4.9.
In artikel 2 van de overeenkomst is bepaald dat de hoofdsom per direct opeisbaar is. In artikel 8 van de overeenkomst is bepaald dat de schuldenaar het totaalbedrag zal voldoen uiterlijk op 31 december 2025.
4.9.1.
Een bepaling over directe opeisbaarheid en een bepaling met een einddatum voor het aflossen sluiten elkaar in beginsel niet uit. Het is immers mogelijk af te spreken dat de lening op een uiterlijke datum moet zijn afgelost, tenzij de lening op een eerder moment door de schuldeiser wordt opgeëist. Dat is in de kern ook wat in deze overeenkomst is gebeurd.
4.9.2.
Van partijen als (kandidaat-)notarissen mag worden verwacht dat zij bij het opstellen van een overeenkomst over voldoende rechtskennis beschikken om de rechtsgevolgen hiervan te overzien en de betekenis van door hen gebezigde juridische termen zelf ook begrijpen. Gelet op de bewoordingen van de bepalingen had [naam gedaagde] dan ook redelijkerwijs moeten begrijpen dat de hoofdsom van de lening op elk moment door [naam eiser] kon worden opgeëist.
4.10.
[naam gedaagde] heeft nog aangevoerd dat uit de overeengekomen rentevaste periode van 20 jaar volgt dat het niet de bedoeling moet zijn geweest dat de hoofdsom van de lening per direct opeisbaar is. Een rentevaste periode staat los van het moment van opeisbaarheid. Overigens is het opmerkelijk dat bij een lening als deze überhaupt expliciet is bepaald dat er een rentevaste periode is (dat is namelijk niet nodig), en dat is opgenomen dat een rentevaste periode van 20 jaar geldt, terwijl de terugbetalingstermijn maximaal 10 jaar is.
4.11.
Het is niet in geschil dat [naam eiser] de hoofdsom heeft opgeëist. Partijen hebben vervolgens beide voorstellen gedaan tot het aflossen van de lening, maar tot een daadwerkelijke aflossing van de hoofdsom heeft dat niet geleid. Gelet op hetgeen hiervoor is geoordeeld, mocht [naam eiser] de hoofdsom van de lening opeisen. De vordering van [naam eiser] jegens [naam gedaagde] ten aanzien van het betalen van de hoofdsom wordt dan ook toegewezen.
4.12.
[naam eiser] vordert voorts ten aanzien van de lening van € 20.250,00 de overeengekomen rente over de periode 2017, 2018 en 2019 tot de dag der algehele voldoening. Voor zover de gevorderde rente door [naam gedaagde] wel zou zijn betaald, ligt hiervan bij hem de stelplicht en bewijslast.
4.12.1.
[naam gedaagde] heeft bij conclusie van dupliek betalingsbewijzen overgelegd. De betalingen hebben betrekking op de overeengekomen rente over het door [naam eiser] aan 010Holding geleende bedrag van € 50.000,00. [naam gedaagde] heeft daarmee onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de rente over de periode 2017, 2018 en 2019 ten aanzien van de lening van € 20,250,00 door hem is betaald. De door [naam eiser] gevorderde contractuele rente wordt dan ook toegewezen over de jaren 2017, 2018 en 2019. De contractuele rente over 2020 is pas opeisbaar op 31 december 2020 en wordt dus afgewezen.
4.12.2.
Over 2019 vordert [naam eiser] zowel contractuele als wettelijke rente, maar niet is toegelicht hoe deze zich in dit geding tot elkaar verhouden. Evenmin is toegelicht hoe het thans vorderen van wettelijke rente over 2020 zich verhoudt tot de overeenkomst, waarin is opgenomen dat rente pas opeisbaar is op de laatste dag van het jaar. Daarom wijst de rechtbank de vordering tot betaling van wettelijke rente af.
4.13.
[naam eiser] vordert daarnaast veroordeling van [naam gedaagde] in de buitengerechtelijke incassokosten, zijnde een bedrag van € 1.762,50. [naam gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord betwist dat door hem buitengerechtelijke incassokosten zijn verschuldigd. Het lag vervolgens op de weg van [naam eiser] om nauwkeuring de verrichte werkzaamheden die volgens hem voor vergoedingen aanmerking komen, op te sommen. Een enkele verwijzing in de conclusie van repliek naar de inleidende dagvaarding is daartoe onvoldoende. De vordering van [naam eiser] ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten wordt dan ook afgewezen.
Proceskosten
4.14.
[naam eiser] wordt als de tegenover 010Notaris in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van 010Notaris veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van 010Notaris worden op nihil gesteld, omdat zij gezamenlijk met [naam gedaagde] in de procedure is verschenen.
4.15.
[naam gedaagde] wordt als de tegenover [naam eiser] in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [naam eiser] veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 106,57
- griffierecht € 914,00
- salaris advocaat €
1.390,00(2,0 punten × tarief € 695,00)
Totaal € 2.410,57
4.16.
[naam eiser] vordert om 010Notaris en [naam gedaagde] hoofdelijk in de proceskosten van [naam eiser] te veroordelen. Omdat 010Notaris niet in de kosten van [naam eiser] wordt veroordeeld, is een hoofdelijke proceskostenveroordeling niet aan de orde.
4.17.
Er is geen aanleiding voor een hoofdelijke veroordeling van 010Holding in de proceskosten van dit geding.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [naam gedaagde] om aan [naam eiser] te betalen een bedrag van € 20.250,00 (twintigduizend vijfhonderd euro);
5.2.
veroordeelt [naam gedaagde] , binnen één week na het wijzen van het vonnis, om aan [naam eiser] te voldoen de contractuele rente van 3% per jaar over dit bedrag over de jaren 2017, 2018 en 2019;
5.3.
veroordeelt [naam eiser] in de proceskosten van 010Notaris, aan de zijde van 010Notaris tot op heden begroot op nihil;
5.4.
veroordeelt [naam gedaagde] in de proceskosten van [naam eiser] , aan de zijde van [naam eiser] tot op heden begroot op € 2.410,57;
5.5.
veroordeelt [naam gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [naam gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de onderdelen 5.1, 5.2, 5.4 en 5.5 betreft;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2020.
3070/1407