Op 18 augustus 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 3 februari 2020 in Rotterdam werd aangehouden. De verdachte, een Franse man, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs, waaronder heroïne en cocaïne, en het voorhanden hebben van vuurwapens. Tijdens de terechtzitting op 4 augustus 2020 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van 60 maanden eiste. De verdachte verklaarde dat hij in de woning was om softdrugs te kopen en dat hij geen wetenschap had van de harddrugs en wapens die daar aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk wetenschap had van de aanwezigheid van de harddrugs en dat hij in zekere mate beschikkingsmacht had over deze middelen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte samen met anderen opzettelijk een hoeveelheid heroïne en cocaïne aanwezig had. Echter, de rechtbank sprak de verdachte vrij van het voorhanden hebben van vuurwapens, omdat niet kon worden bewezen dat hij daarover ook beschikkingsmacht had. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder in Nederland was veroordeeld.