In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 13 augustus 2020 een herstelvonnis gewezen in een arbeidsrechtelijke kwestie. De zaak betreft een verzoek tot herstel van een eerder vonnis van 24 juni 2020, waarin de eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L. van Luipen, en de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. G.M. van den Bergh, betrokken zijn. Eiseres heeft verzocht om de buitengerechtelijke kosten op te nemen in het dictum en het juiste bedrag van de totale proceskostenveroordeling aan te geven. Gedaagde heeft eveneens verzocht om herstel van het vonnis, met betrekking tot de wettelijke verhoging en de wettelijke rente inzake de salarisbetaling over de maanden mei en juni 2020.
De kantonrechter heeft beide verzoeken in overweging genomen. Het bleek dat in het eerdere vonnis de buitengerechtelijke incassokosten van € 699,-- waren toegewezen, maar dit niet in het dictum was opgenomen. Daarnaast was er een rekenfout gemaakt in de totale proceskosten, die € 572,19 bedroeg in plaats van het juiste bedrag van € 716,--. De kantonrechter oordeelde dat deze fouten kennelijke fouten waren die zich leenden voor eenvoudig herstel.
Het herstelvonnis corrigeert deze fouten door de buitengerechtelijke kosten expliciet op te nemen in het dictum en het totaalbedrag aan proceskosten te corrigeren. De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat de wettelijke verhoging en wettelijke rente over het salaris van juni 2020 ten onrechte waren toegewezen, aangezien dit niet was gevorderd. Het vonnis van 24 juni 2020 wordt voor het overige gehandhaafd, en de kantonrechter heeft de partijen erop gewezen dat het eerder afgegeven afschrift van het vonnis zijn kracht verliest.