ECLI:NL:RBROT:2020:7519

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2020
Publicatiedatum
27 augustus 2020
Zaaknummer
ROT 19/629
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke heroverweging van een ontslagbesluit in het kader van werkloosheid en dringende reden

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 31 augustus 2020, werd het beroep van eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit van de verweerder vernietigd. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J. van Overdam, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV, dat hem geen uitkering op grond van de Werkloosheidswet toekende vanwege een dringende reden voor ontslag. De rechtbank oordeelde dat het UWV onvoldoende zorgvuldig had gehandeld in de voorbereiding en motivering van het bestreden besluit. De rechtbank had eerder, in een tussenuitspraak van 7 november 2019, al vastgesteld dat de beslissing op bezwaar van 21 januari 2019 niet voldoende was gemotiveerd. Verweerder had de gelegenheid gekregen om het gebrek te herstellen, maar slaagde daar niet in. De rechtbank concludeerde dat de motivering van de verweerder over de dringende reden voor ontslag niet voldeed aan de eisen van zorgvuldigheid. Eiser had zijn functie als machinist en wagencontroleur bij [naam werkgever] gedurende twintig jaar vervuld, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van het ontslag niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank droeg verweerder op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, rekening houdend met de eerdere uitspraak en de huidige uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die op € 1.312,50 werden vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/629

uitspraak van de meervoudige kamer van 31 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats eiser] , eiser,

gemachtigde: mr. J. van Overdam,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder,
gemachtigde: mr. H. Woltman.

Procesverloop

Voor een weergave van het procesverloop tot aan de tussenuitspraak van 7 november 2019 (de tussenuitspraak) verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de beslissing op bezwaar van
21 januari 2019 (het bestreden besluit) onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld het gebrek te herstellen.
Verweerder heeft bij brief van 20 januari 2020 een nadere motivering gegeven. Bij brief van 28 januari 2020 heeft eiser hierop gereageerd. Op deze brief heeft verweerder bij brief van 4 maart 2020 gereageerd. Eiser heeft bij brief van 8 juni 2020 gereageerd.
De rechtbank heeft, met toepassing van het bepaalde in artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht, bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Nu het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd, is het hiertegen gerichte beroep van eiser gegrond en zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank zal hieronder beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
2. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank in rechtsoverweging 6 het volgende overwogen:
“Verweerder heeft onvoldoende onderzocht of aan de werkloosheid een dringende reden ten grondslag ligt. Niet is gebleken dat verweerder alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking heeft genomen bij zijn beoordeling. Verweerder heeft de aard en ernst van de gedraging(en) van eiser, de wijze waarop [naam werkgever] in de specifieke situatie en in de specifieke werkrelatie het verweten gedrag beoordeelt, de in dat verband voor eiser kenbare bedoeling van [naam werkgever] , de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop eiser deze heeft vervuld en de persoonlijke omstandigheden van eiser, onvoldoende kenbaar gewogen bij zijn beoordeling. Niet is gebleken dat verweerder bijvoorbeeld navraag heeft gedaan bij eiser en bij [naam werkgever] naar de inhoud van de werkzaamheden van eiser en naar de aard en ernst van de onder 1. genoemde incidenten. Zo heeft eiser ter zitting bijvoorbeeld verklaard dat hij duizenden treinen per maand bestuurde. Niet duidelijk is of het vaker voorkwam binnen [naam werkgever] dat een werknemer een remproef niet goed had uitgevoerd en hoe [naam werkgever] hier gewoonlijk mee omging. Evenmin heeft verweerder navraag bij eiser gedaan naar zijn persoonlijke omstandigheden. De verwijzing van verweerder naar de weging van de persoonlijke omstandigheden van eiser in de beschikking van de kantonrechter is onvoldoende, waarbij zij opgemerkt dat de kantonrechter de persoonlijke omstandigheden heeft gewogen in het kader van de vraag of het niet toekennen van een transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, wat een andere toets is. Gelet op het vorenstaande moet worden geoordeeld dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende heeft gemotiveerd.”
3. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft verweerder bij brief van 20 januari 2020 toegelicht dat hij de voormalig werkgever van eiser, [naam werkgever] , heeft benaderd. [naam werkgever] verklaarde dat eiser werkzaam was als volledig bevoegd machinist en wagencontroleur. Eiser had circa 350 collega’s die dezelfde werkzaamheden verrichtten. [naam werkgever] heeft aangegeven dat het vaker voorkomt dat een remproef niet wordt uitgevoerd. Bij constatering hiervan volgt een officiële waarschuwing en bij herhaling ontslag. Het aantal treinen dat door eiser werd bestuurd schat [naam werkgever] op ongeveer 40. Het functioneren van eiser gedurende het dienstverband van twintig jaar kan volgens [naam werkgever] als middelmatig worden beoordeeld. Verweerder heeft verder toegelicht dat eiser een zeer verantwoordelijke functie had. Hij was verantwoordelijk voor miljoenen aan materiaal en een foutje van eiser met de veiligheid kon ten koste van mensenlevens gaan. Om werknemers alert te houden, zorgde [naam werkgever] continu voor scholing. Het belang van een correcte uitvoering van de werkzaamheden was eiser dan ook duidelijk. Uit de reactie van [naam werkgever] op de veiligheidsincidenten uit 2011, 2013, 2015 en 2016 kon eiser afleiden dat [naam werkgever] de incidenten hoog opnam. In de laatste schriftelijke waarschuwing is expliciet opgenomen dat bij een volgend incident beëindiging van het dienstverband zou worden nagestreefd. Gelet hierop is verweerder van mening van dat deze incidenten in onderlinge samenhang bezien een dringende reden opleveren waarvan eiser ten volle een verwijt kan worden gemaakt. De persoonlijke omstandigheden die het ontslag voor eiser heeft, zoals aangevoerd in de beschikking van de kantonrechter van 1 februari 2018, namelijk dat hij alleenstaande vader is met de zorg voor twee tienerzonen en hypothecaire verplichtingen, wegen niet op tegen de belangen van de werkgever en de samenleving bij een veilig transport. Dat hiermee een einde komt aan een dienstverband van twintig jaar doet hier niet aan af. Gelet op de leeftijd van eiser en de krapte op de arbeidsmarkt, moet eiser, volgens verweerder, in staat zijn binnen afzienbare tijd weer in zijn onderhoud te kunnen voorzien.
4. Eiser heeft zich in zijn brief van 28 januari 2020 op het standpunt gesteld dat [naam werkgever] nu ook heeft bevestigd dat er vaker fouten worden gemaakt bij het uitvoeren van de remproef. Dit bevestigt zijn standpunt dat er sprake is van mensenwerk en dat fouten nu eenmaal niet zijn te voorkomen bij dit soort werkzaamheden. Het gaat immers om repeterende werkzaamheden, althans een veel voorkomende handeling die onder grote tijdsdruk dient te worden uitgevoerd. Eiser stelt dat het van groot belang is dat er geen opzet of bewuste roekeloosheid in het spel is geweest. Daarbij gaat het niet om de vraag hoeveel treinen er door eiser werden bestuurd, maar om de vraag hoeveel treinstellen er werden gecontroleerd door eiser. Het staat vast dat eiser tientallen treinstellen (treinen) per dag heeft geremd. Een treinstel bestaat uit meerdere treinwagons en op basis daarvan heeft eiser conservatief ingeschat dat hij op zijn minst 2.000 treinwagons/handremmen per maand door zijn handen heeft zien gaan. Verder stelt eiser dat de stelling van verweerder, dat hij gedurende zijn dienstverband van twintig jaar als middelmatig is beoordeeld, niet juist is. Eiser verwijst hierbij naar de door hem bijgevoegde stukken, waaruit blijkt dat hij op of boven de norm heeft gefunctioneerd bij [naam werkgever] . Van een dringende reden voor ontslag is volgens eiser geen sprake. [naam werkgever] heeft nimmer overwogen om eiser op staande voet te ontslaan, omdat zij daarvoor geen aanknopingspunten heeft gezien.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5. Met de aanvullende motivering heeft verweerder het geconstateerde gebrek niet hersteld. Verweerder heeft [naam werkgever] wel bevraagd over een aantal zaken, maar dit is niet voldoende. Verweerder heeft niet nader gemotiveerd hoe vaak het bij [naam werkgever] voorkomt dat een remproef niet (correct) wordt uitgevoerd en bij hoeveel werknemers van [naam werkgever] dit heeft geleid tot een waarschuwing dan wel ontslag (op staande voet). Daarbij betekent de omstandigheid dat het herhaald niet (correct) uitvoeren van de remproef, na een waarschuwing, leidt tot ontslag, nog niet zonder meer dat sprake is van een dringende reden voor ontslag. Verder blijkt uit de door eiser overgelegde verslagen van zijn functioneringsgesprekken niet van zorgen van [naam werkgever] over eisers functioneren en eventuele gevolgen voor de veiligheid. Daarnaast is niet gebleken dat verweerder navraag bij eiser heeft gedaan naar zijn persoonlijke omstandigheden. Verweerder is er daardoor niet in geslaagd om te motiveren dat aan de werkloosheid van eiser een dringende reden ten grondslag ligt.
6. De rechtbank zal de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit dan ook niet in stand laten. Ook is er geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien, nu de vraag of eiser in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet van meerdere factoren afhankelijk is. Verweerder zal daarom worden opgedragen een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen met inachtneming van de tussenuitspraak en deze uitspraak.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.312,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en een 0,5 punt voor het geven van een schriftelijke zienswijze na de tussenuitspraak, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar neemt met inachtneming van de tussenuitspraak en deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.312,50.
Deze uitspraak is op 31 augustus 2020 gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzitter, en mr. H. Bedee en mr. C.L.G.F.H. Albers, leden, in aanwezigheid van mr. H.M. Hsu, griffier. Deze uitspraak is openbaar gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier en de voorzitter zijn verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.