Op 26 augustus 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren op Curaçao, die ten laste was gelegd het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen met munitie. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in het Detentiecentrum Rotterdam. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 9 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, een zwaardere straf rechtvaardigden. De verdachte had op 8 mei 2020 in Hendrik-Ido-Ambacht een pistool en bijbehorende munitie voorhanden gehad. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte in strijd met de Wet wapens en munitie handelde. De verdachte had het wapen ter bescherming van zichzelf en zijn gezin, na een schietincident in zijn familie. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er begrip is voor de zorgen van de verdachte, het bezit van een vuurwapen niet geaccepteerd kan worden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank benadrukte dat het belangrijk is om de keten van geweld te doorbreken en dat vuurwapenbezit snel kan leiden tot gebruik ervan, met ernstige gevolgen voor anderen.