ECLI:NL:RBROT:2020:7497

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2020
Publicatiedatum
26 augustus 2020
Zaaknummer
8454910
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.M. van de Ven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid kantonrechter en betalingsachterstand drinkwaterlevering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Evides N.V. en een gedaagde, die onder een handelsnaam opereert. Evides, als eiseres, vorderde betaling van een achterstallig bedrag van € 274,64 aan hoofdsom, incassokosten en rente, alsook een verklaring voor recht dat zij gerechtigd is tot opschorting van de drinkwaterlevering. De gedaagde heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de rechtbank in Rotterdam niet bevoegd is, omdat hij woonachtig is in Den Haag. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat hij mede bevoegd is, omdat de gedaagde ook een kantoor heeft in Capelle aan den IJssel, waar de vordering betrekking op heeft.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde slechts één betaling heeft verricht voor de facturen van Evides, waardoor er een betalingsachterstand is ontstaan. Na de conclusie van repliek heeft Evides haar vordering verminderd tot € 43,-. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde de hoofdsom inmiddels had voldaan, maar dat hij wel aansprakelijk was voor buitengerechtelijke incassokosten van € 40,- en € 3,- aan rente. De overige vorderingen van Evides, zoals opschorting van de drinkwaterlevering en ontruiming van het pand, zijn afgewezen, omdat de betalingsachterstand inmiddels was ingelopen.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 211,95 aan verschotten en € 144,- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het méér of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8454910 \ CV EXPL 20-11830
uitspraak: 21 augustus 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Evides N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Van Es Gerechtsdeurwaarders & Incasseerders te Rotterdam,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam] ,
wonende te Den Haag , zaakdoende te Capelle aan den IJssel ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G. Alkilic te Den Haag.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Evides’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 24 maart 2020;
  • de e-mail van [gedaagde] van 21 mei 2020;
  • de conclusie van repliek, waarbij Evides haar vordering heeft verminderd;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Evides levert drinkwater aan [gedaagde] en brengt hiervoor per kwartaal voorschotbedragen in rekening. Tenminste eenmaal per jaar vindt een afrekening plaats, onder verrekening van de reeds betaalde voorschotbedragen.
2.2.
Evides heeft aan [gedaagde] onder meer de volgende voorschotfacturen verzonden:
  • op 8 maart 2019 een factuur ter hoogte van € 108,69;
  • op 8 september 2019 een factuur ter hoogte van € 122,95;
  • op 8 december 2019 een factuur ter hoogte van € 122,95.
2.3.
Op 30 oktober 2019 heeft [gedaagde] een bedrag van € 122,95 in mindering voldaan.

3..Het geschil

3.1.
Evides heeft (samengevat) bij dagvaarding gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 274,64 aan hoofdsom, incassokosten en rente berekend tot de dag van dagvaarding, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 354,59, en, zolang [gedaagde] niet heeft voldaan aan zijn betalingsverplichtingen, te verklaren voor recht dat Evides gerechtigd is tot het afsluiten en/of verzegelen van de watertoevoer, het opnemen van de meterstanden en het controleren van de verzegeling van de hoofdkraan en de aansluiting op het drinkwaternet, met bepaling dat de kosten van de voornoemde werkzaamheden voor rekening van [gedaagde] komen, alsmede [gedaagde] te veroordelen tot gedeeltelijke en tijdelijke ontruiming van het betreffende deel van de ruimte voor de duur van de werkzaamheden, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Aan haar vordering legt Evides ten grondslag dat [gedaagde] ten aanzien van de nota’s van maart tot en met december 2019, slechts de betaling van 30 oktober 2019 heeft verricht, zodat een betalingsachterstand is ontstaan van € 231,64. Evides wenst een verklaring voor recht te krijgen dat zij gerechtigd is de drinkwaterlevering op te schorten, zodat de vordering door verbruik van drinkwater niet verder oploopt. Evides maakt daarnaast aanspraak op
€ 3,- aan verschenen rente tot de dag van dagvaarding en op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 40,-.
3.3.
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe (samengevat) het volgende aangevoerd. [gedaagde] heeft woonplaats in Den Haag , zodat de rechtbank in Rotterdam niet bevoegd is. Voor zover de kantonrechter zich bevoegd acht is van belang dat [gedaagde] ten aanzien van de factuur van december 2020 geen ingebrekestelling of aanmaning ontvangen heeft, dus deze factuur had geen onderdeel mogen zijn van deze procedure. De overige facturen waren reeds voor de dagvaarding betaald, zodat de proceskosten voor rekening van Evides komen.
3.4.
Evides heeft bij conclusie van repliek haar vordering tot betaling verminderd tot € 43,-.
3.5.
Op hetgeen partijen verder hebben aangevoerd, zal de kantonrechter, voor zover van belang hierna ingaan.

4..De beoordeling

4.1.
Eerst dient de kantonrechter te beoordelen of hij bevoegd is deze zaak te behandelen, aangezien dit door [gedaagde] bij conclusie van dupliek is betwist.
4.2.
Op grond van artikel 99 lid 1 Rv is in beginsel de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd, tenzij de wet anders bepaalt. De woonplaats dient te worden bepaald aan de hand van de artikel 1:10 tot en met 1:15 BW. Op grond van artikel 1:10 lid 1 BW heeft een persoon zijn woonplaats te zijner woonstede. Blijkens de eerste bladzijde van de dagvaarding woont [gedaagde] te Den Haag. De kantonrechter in Den Haag is derhalve bevoegd om van de onderhavige vordering kennis te nemen. Een persoon kan echter meer dan één woonplaats hebben, aangezien in artikel 1:14 BW is bepaald dat een persoon die een kantoor of een filiaal houdt ten aanzien van de aangelegenheden die dit kantoor of dit filiaal betreffen mede aldaar woonplaats heeft.
4.3.
Uit de eerste bladzijde van de dagvaarding blijkt dat [gedaagde] zaakdoende is te Capelle aan den IJssel aan het adres [adres] . Uit de e-mail die [gedaagde] heeft overgelegd blijkt dat dit ook het leveringsadres is van de vordering van Evides. De vordering heeft dus betrekking op de aangelegenheden die dit kantoor betreffen. Op grond van artikel 1:14 BW is de woonplaats van [gedaagde] daarom mede Capelle aan den IJssel. Daarom is de kantonrechter te Rotterdam mede bevoegd om van de vordering van Evides tegen [gedaagde] kennis te nemen.
4.4.
De verschuldigdheid van de facturen is door [gedaagde] niet betwist. De vraag is of [gedaagde] op dit moment nog iets verschuldigd is aan Evides. Als onweersproken staat wat dat betreft (na de bevestiging van Evides bij conclusie van repliek) vast dat [gedaagde] ten aanzien van de facturen waar de onderhavige procedure op ziet, twee betalingen heeft verricht, namelijk
€ 122,95 op 30 oktober 2019 (voor de dagvaarding) en € 231,64 op 28 april 2020 (de dag van de eerste rolzitting). Evides heeft bij conclusie van repliek haar vordering verminderd en deze betalingen in mindering laten strekken op de hoofdsom, zoals ook volgt uit de e-mail van 20 mei 2020 die [gedaagde] heeft overgelegd. Door zijn betalingen heeft [gedaagde] dus de gehele hoofdsom betaald.
4.5.
Evides maakt nog wel aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 40,- en € 3,- aan verschenen rente. Door [gedaagde] is niet betwist dat hij de facturen te laat heeft betaald. Op grond van artikel 6:96 lid 4 BW is hij daarom een vergoeding van € 40,- wegens buitengerechtelijke kosten verschuldigd geworden aan Evides. Deze vordering zal daarom worden toegewezen. Dat Evides in haar e-mail van 20 mei 2020 heeft vermeld: “
Er zijn momenteel geen openstaande facturen”staat hieraan niet in de weg, zoals aangevoerd door [gedaagde] . Dat er geen sprake is van openstaande facturen wil immers niet zeggen dat [gedaagde] in het geheel geen (schade)vergoeding aan Evides verschuldigd is. De verschenen rente van € 3,- kan als onvoldoende betwist worden toegewezen.
4.6.
De andere vorderingen van Evides komen feitelijk neer op een opschorting van de waterlevering totdat de betalingsachterstand door [gedaagde] is aangezuiverd. Deze vorderingen zijn niet toewijsbaar. Weliswaar was bij dagvaarding sprake van een betalingsachterstand van 6 maanden, maar deze achterstand is inmiddels volledig ingelopen. In feite resteren slechts nog de incassokosten en rente. Onder die omstandigheden acht de kantonrechter een ingrijpende maatregel als het opschorten van de drinkwaterlevering niet proportioneel.
De gevorderde verklaring voor recht wordt daarom afgewezen. Hetzelfde geldt voor de gevorderde veroordeling tot gedeeltelijke en tijdelijke ontruiming van het betreffende deel van het pand voor de duur van de werkzaamheden.
4.7.
[gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat de proceskosten voor rekening van Evides dienen te komen. Zoals hiervoor overwogen staat echter vast dat er ten tijde van de dagvaarding sprake was van een betalingsachterstand. Voor de dagvaarding heeft [gedaagde] immers maar één factuur van € 122,95 betaald. Pas op de dag van de eerste rolzitting zijn de twee resterende facturen betaald. Het verweer van [gedaagde] dat hij met zijn eerste betaling de achterstand van 2019 reeds had voldaan volgt de kantonrechter dan ook niet. Of [gedaagde] wel of geen ingebrekestelling heeft ontvangen over de factuur van december 2019 kan dan ook in het midden blijven, aangezien zelfs wanneer die factuur buiten beschouwing zou worden gelaten er ten tijde van de dagvaarding sprake was van een betalingsachterstand.
4.8.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] veroordeeld in de kosten van deze procedure, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Evides worden vastgesteld op
€ 211,95 aan verschotten (€ 124,- aan griffierecht en € 87,95 aan dagvaardingskosten) en
€ 144,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten à € 72,-).

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Evides tegen kwijting te betalen € 43,-;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Evides vastgesteld op € 211,95 aan verschotten en € 144,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. van de Ven en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33394