ECLI:NL:RBROT:2020:7473
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging huurovereenkomst door opzegging huurder en ontruiming van het gehuurde
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Havensteder en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De huurder had een woning gehuurd van Havensteder, maar er ontstond onduidelijkheid over zijn hoofdverblijf en de onderverhuur van de woning aan een derde partij, [naam persoon 1]. Havensteder heeft de huurovereenkomst opgezegd, omdat de huurder niet aan zijn verplichtingen voldeed en er vermoedens waren van onrechtmatige bewoning. De huurder betwistte de opzegging en stelde dat hij zijn hoofdverblijf in de woning had. De rechtbank oordeelde dat de huurovereenkomst rechtsgeldig was opgezegd, omdat de huurder een opzeggingsformulier had ingediend en deze opzegging niet tijdig had ingetrokken. De rechtbank heeft de vorderingen van Havensteder toegewezen, waaronder de ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand. De huurder werd veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten, en om de verschuldigde huur te betalen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten werden ook aan de huurder opgelegd.