In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 27 augustus 2020, is Stichting Trivire als eiseres opgetreden tegen een gedaagde die zelf procedeert. De zaak betreft een huurgeschil waarbij de gedaagde de huurovereenkomst voor een woning heeft opgezegd en het gehuurde heeft opgeleverd. De eiseres vordert betaling van een bedrag van € 2.761,97, dat bestaat uit achterstallige huur, buitengerechtelijke kosten en rente. De procedure is gestart met een dagvaarding op 2 juni 2020, gevolgd door een antwoord van de gedaagde en een tussenvonnis waarin een mondelinge behandeling is bepaald. Deze behandeling vond plaats op 14 augustus 2020, maar de gedaagde is niet verschenen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst op 31 juli 2020 is beëindigd en dat de gedaagde zijn verplichtingen om tijdig de huur te betalen niet is nagekomen. De eiseres heeft haar vordering tijdens de zitting gespecificeerd en de kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde het verschuldigde bedrag aan de eiseres moet betalen. De wettelijke rente is toegewezen, omdat de gedaagde in verzuim was met de betaling van de huur. Daarnaast heeft de kantonrechter de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 499,- aan griffierecht, € 102,96 aan dagvaardingskosten en € 420,- aan salaris voor de gemachtigde van de eiseres.
De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. G.A.F.M. Wouters.