ECLI:NL:RBROT:2020:7394

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2020
Publicatiedatum
24 augustus 2020
Zaaknummer
8299447 CV EXPL 20-4042
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, gaat het om een huurachterstand die is ontstaan tussen de eiser en de gedaagden. De eiser, vertegenwoordigd door Credifixx Incassoservices B.V., heeft de gedaagden aangeklaagd wegens een huurachterstand van € 9.400,- voor de huur van een woning. De gedaagden hebben de huur niet betaald vanwege financiële en persoonlijke omstandigheden en zijn per 31 januari 2020 uit de woning vertrokken. De eiser vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, alsook betaling van de huurachterstand en buitengerechtelijke kosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een huurachterstand van € 9.400,- bestaat, maar dat de gedaagden recht hadden op een borg van € 3.100,- die in mindering moet worden gebracht. Hierdoor resteert een te betalen bedrag van € 6.300,-. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming afgewezen, omdat de huurovereenkomst al was geëindigd en de woning was ontruimd. De vordering tot betaling van de huurachterstand is toegewezen, evenals de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, omdat de gedaagden in verzuim waren.

De kantonrechter heeft de gedaagden ook veroordeeld in de proceskosten, omdat zij als de in het ongelijk gestelde partij werden beschouwd. Het vonnis is uitgesproken op 7 augustus 2020 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8299447 CV EXPL 20-4042
uitspraak: 7 augustus 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: Credifixx Incassoservices B.V.,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2] ,
wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. S. Kara.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagden] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
- de dagvaarding van 23 januari 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek.
De kantonrechter heeft de datum van het vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
[gedaagden] huurde van [eiser] de woning aan het adres [adres] (hierna: de woning), tegen een huurprijs van € 1.550,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.2
In de betaling van de huur is een achterstand ontstaan.
2.3
Per 31 januari 2020 is [gedaagden] uit de woning vertrokken.

3..Het geschil

3.1
[eiser] vordert – na eisvermindering - dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
A. de tussen partijen gesloten huurovereenkomst wordt ontbonden, met veroordeling van [gedaagden] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woonruimte met aan- en toebehoren, staande en gelegen te [adres] , onder overhandiging van de sleutels ter algehele en vrije beschikking van [eiser] te stellen en met veroordeling van [gedaagden] om het gehuurde met het zijne en de zijnen te ontruimen en te verlaten;
B. [gedaagden] wordt veroordeeld tot betaling van € 7.201,25, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 juni 2020 tot en met de dag der algehele voldoening;
C. [gedaagden] wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2
[eiser] heeft nakoming van de huurovereenkomst aan zijn vordering tot betaling van de huurpenningen ten grondslag gelegd. [gedaagden] is op grond van de huurovereenkomst verplicht de maandelijkse huur te betalen. [gedaagden] is deze verplichting niet nagekomen, waardoor een huurachterstand is ontstaan. [eiser] wil de overeenkomst daarom ontbinden. Het bedrag van € 7.201,25 bestaat uit € 9.400,- aan huur, 767,50 aan buitengerechtelijke kosten en € 133,75 aan vervallen wettelijke rente, waarop in mindering strekt de borg van € 3.100,-.
3.3
[gedaagden] betwist de vordering van [eiser] . Zij voert - kort samengevat - het volgende aan. Het klopt dat er een huurachterstand is ontstaan. Er was sprake van financiële en persoonlijke omstandigheden waardoor de huur vanaf augustus 2019 niet meer betaald kon worden. Partijen hebben afgesproken dat [gedaagden] tot en met januari 2020 in de woning mocht blijven en op zoek moest gaan naar vervangende woonruimte en dat vervolgens de procedure ingetrokken zou worden. Tegen deze afspraak in is [eiser] toch een procedure gestart. Nu [gedaagden] gedagvaard is terwijl partijen al overeenstemming hadden bereikt, is zij van mening geen buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten verschuldigd te zijn.

4..De beoordeling

4.1
Uit hetgeen partijen naar voren hebben gebracht blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over beëindiging van de huurovereenkomst per 31 januari 2020 en ontruiming van de woning per die datum door [gedaagden] . Voorts heeft [eiser] niet betwist dat [gedaagden] daadwerkelijk per die datum uit de woning is vertrokken en deze heeft opgeleverd onder afgifte van de sleutels aan [eiser] . Gelet hierop zijn partijen het erover eens dat per 31 januari 2020 de huurovereenkomst is geëindigd en de woning is ontruimd door [gedaagden] . [eiser] heeft zijn vordering op dit punt echter niet verminderd. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zal daarom worden afgewezen.
4.2
Partijen zijn het erover eens dat er sprake is van een huurachterstand van € 9.400,-. Beide partijen zijn het er ook over eens dat de reeds betaalde borg van € 3.100,00 in mindering moet worden gebracht op dit bedrag, zodat een te betalen bedrag resteert van € 6.300,00. De vordering van [eiser] tot betaling van de huurachterstand van € 6.300,00 zal daarom worden toegewezen. De door [gedaagden] gestelde financiële en persoonlijke omstandigheden, hoe moeilijk ook, ontslaan haar niet van haar betalingsverplichtingen jegens [eiser] .
4.3
De gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen verweer is gevoerd.
4.4
[eiser] maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagden] betwist deze kosten verschuldigd te zijn, omdat [eiser] een procedure is gestart terwijl partijen al overeenstemming hadden bereikt, en zij de ingebrekestelling d.d. 7 oktober 2019 niet heeft ontvangen. De kantonrechter overweegt als volgt.
4.5
Vaststaat dat de huur bij vooruitbetaling moest worden voldaan. [gedaagden] is daarom in verzuim. Dit heeft tot gevolg dat [gedaagden] buitengerechtelijke kosten verschuldigd is, als [eiser] haar een termijn van veertien dagen heeft gegeven en [gedaagden] niet binnen die termijn heeft betaald (artikel 6:96 lid 6 BW). Niet in geschil is dat [eiser] op 13 december 2019 een brief heeft gestuurd waarin hij [gedaagden] aanmaant om binnen 14 dagen vanaf de dag nadat de brief is bezorgd tot betaling over te gaan. [gedaagden] heeft niet binnen deze termijn betaald. Het verzenden van één brief is voldoende, dus de brief van 7 oktober 2019 kan buiten beschouwing blijven. [gedaagden] heeft niet gesteld dat partijen hebben afgesproken dat [eiser] afstand zou doen van deze kosten. Het enkele feit dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagden] de woning zou verlaten, betekent niet dat [eiser] afstand heeft gedaan van zijn rechten op deze kosten. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal dus worden toegewezen.
4.6
Vaststaat dat [gedaagden] op het moment van dagvaarden nog een bedrag ter zake huurachterstand moest betalen aan [eiser] . [eiser] mocht daarom een procedure starten. Zoals reeds overwogen betekent het enkele feit dat partijen hadden afgesproken dat [gedaagden] de woning zou verlaten nog niet dat [eiser] geen procedure mag starten om betaling van de huurachterstand af te dwingen. [gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagden] aan [eiser] te betalen een bedrag van € 7.201,25, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf 9 juni 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 236,- aan griffierecht, € 109,29 aan dagvaardingskosten en € 600,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416