ECLI:NL:RBROT:2020:7358

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2020
Publicatiedatum
24 augustus 2020
Zaaknummer
10-114178-20 / vordering TUL VV: 10-038702-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en oplegging van de ISD-maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 2 maart 2020 te Rotterdam een medewerkster van het Leger des Heils heeft bedreigd met de dood. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, heeft het ten laste gelegde feit bekend. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging in een andere zaak afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eerdere hulpverleningstrajecten niet tot het gewenste resultaat hebben geleid en dat de verdachte een hoog recidivegevaar vertoont. De rechtbank heeft de ISD-maatregel als ultimum remedium beschouwd, gezien de ernst van het feit en de veelvuldigheid van eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de medische situatie van de verdachte geen belemmering vormt voor de oplegging van de maatregel. De verdediging heeft betoogd dat de ISD-maatregel niet zinvol zou zijn, maar de rechtbank is van oordeel dat deze maatregel de verdachte een kans biedt om aan zijn problematiek te werken. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf in een andere zaak afgewezen. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 38m, 38n en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-114178-20
Parketnummer vordering TUL VV: 10-038702-19
Datum uitspraak: 21 augustus 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 augustus 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. A.H.A. de Bruijne, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar, zonder aftrek van voorarrest;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10-038702-19.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 2 maart 2020 te Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Jij hebt er al eens voor gezorgd dat ik geschorst werd, als je dit rapporteert maak ik je dood" en ik ga je dood maken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft een medewerkster van het Leger des Heils met de dood bedreigd. Dergelijke bedreigingen leveren een beangstigende ervaring op bij de slachtoffers. Slachtoffers weten immers niet of de dader daadwerkelijk gevolg zal geven aan de geuite bedreiging. Uit de aangifte van het slachtoffer blijkt hoe angstig aangeefster door de bedreiging is geworden. Zij is zo bang geworden dat zij door collega’s voor haar werk wordt opgehaald en gebracht naar het metrostation.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 juli 2020, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke en andere strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 juni 2020. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De verdachte draagt de status stelselmatige dader en is door het Veiligheidshuis Rotterdam geprelabeld voor de ISD-maatregel. Uit zijn Justitiële Documentatie blijkt dat er sprake is van een patroon van geweldsdelicten/delicten met een agressiecomponent.
Uit dossieronderzoek komt naar voren dat de verdachte op 16-jarige leeftijd wegens gedragsproblemen en conflicten het ouderlijk huis heeft verlaten en sindsdien voornamelijk een zwervend bestaand leidt. Hij is gediagnosticeerd met schizofrenie van het paranoïde type en is bekend met misbruik van alcohol en cannabis. Als gevolg van de onderhavige problematiek is de verdachte in het verleden een drietal keren middels een RM opgenomen in een psychiatrische kliniek. Tevens volgde er een plaatsing in het Pieter Baan Centrum ten behoeve van observatie.
Als gevolg van de heersende problematiek zijn er op alle leefgebieden forse problemen die al jaren leiden tot aanhoudend delictgedrag.
Het delictgedrag is zeer verontrustend en zorgt voor veel overlast en onveiligheid in de maatschappij. Het risico op delictgedrag/recidive is tot op heden onveranderbaar hoog gebleken en gezien de houding van de verdachte ligt het ook niet in de lijn der verwachting dat hier in de nabije toekomst verandering in gaat komen.
Gelet op de problematiek van de verdachte, zijn niet coöperatieve houding ten opzichte van hulpverlening, het hoge recidiverisico en de hulpverleningsgeschiedenis is het volgens de reclassering wenselijk om de zwaarste stok achter de deur (de onvoorwaardelijke ISD-maatregel) in te zetten. Ambulante trajecten en/of trajecten in voorwaardelijk strafkader zullen de verdachte niet bewegen om zijn gedrag te veranderen en/of deel te nemen aan behandeling. Naast het feit dat de reclassering van mening is dat positieve gedragsbeïnvloeding, mede door het mogelijk kunnen toe leiden naar een klinische behandeling, de grootste kans van slagen zal hebben binnen de ISD-maatregel, dient de maatregel naar de mening van de Reclassering ook opgelegd te worden ter beveiliging van de maatschappij.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 juli 2020 in de vijf jaren voorafgaande aan het door hem begane feit ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
De rechtbank onderschrijft de conclusies van de reclassering dat thans oplegging van de ISD-maatregel, die door de officier van justitie is gevorderd, is aangewezen.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen en eerder ingezette hulpverleningstrajecten er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd.
Gelet op de door hem steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Daarbij is mede gelet op ernst van het begane feit en de veelvuldigheid van de voorafgaande veroordelingen.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt de maatschappij te beveiligen en de recidive van verdachte te beëindigen.
De verdediging heeft aangevoerd dat oplegging van de ISD-maatregel achterwege dient te blijven. De verdachte zal immers niet meewerken aan het behandeltraject binnen de ISD-maatregel en dit zou resulteren in een kale opsluiting gedurende twee jaar. Dit is buitenproportioneel gelet op de aard van het feit en de geestestoestand van de verdachte.
De raadsman heeft verwezen naar het arrest van Hof Arnhem van 26 januari 2009 (ECLI:NL:GHARN:BI3916) waarin de ISD-maatregel niet is opgelegd bij een (geesteszieke) ‘zorgmijder’.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de rechtbank, ook als aan alle voorwaarden van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht is voldaan, kan afzien van de oplegging van de ISD-maatregel, indien dit niet zinvol wordt geacht. Hierbij heeft de raadsman verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 24 maart 2009 (ECLI:NL:HR:BH1451).
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van de ISD-maatregel de verdachte een hernieuwde kans biedt om aan zijn problematiek te werken. Voor de rechtbank staat niet op voorhand vast dat de verdachte zal volharden in zijn afwijzende houding met betrekking tot behandeling en begeleiding. Genoegzaam is gebleken dat eerdere ingezette hulpverleningstrajecten, in een vrijwillig of drangkader, niet tot het gewenste resultaat hebben geleid en de rechtbank is van oordeel dat toepassing de ISD-maatregel nu als ultimum remedium kan worden beschouwd en geboden is.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd van oplegging van de ISD-maatregel af te zien omdat de verdachte de door hem benodigde medische zorg binnen het ISD-traject niet adequaat zal zijn. De raadsman heeft in dit kader subsidiair een voorwaardelijk verzoek gedaan, inhoudende dat de rechtbank een tussenvonnis wijst teneinde een deskundige te laten onderzoeken welke medische zorg de verdachte precies nodig heeft en welke medische zorg beschikbaar is in een ISD-traject.
De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden voor de veronderstelling dat de verdachte op een ISD-afdeling niet de benodigde medische zorg, afgestemd op zijn specifieke medische situatie, zou krijgen. Die medische situatie staat dan ook niet in de weg aan het opleggen van de maatregel. De rechtbank ziet daarom ook geen aanleiding voor het toewijzen van het voorwaardelijk verzoek van de raadsman om daaromtrent een rapportage te laten opstellen.
Tot slot heeft de verdediging aangevoerd dat volstaan kan worden met de oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel. Indien de verdachte buiten Rotterdam verblijft, hetgeen zijn plan is, daalt het recidivegevaar direct.
De rechtbank ziet in dit stadium evenmin aanleiding voor oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel. De rechtbank is van oordeel dat het recidivegevaar niet is gekoppeld aan de omgeving waarin de verdachte zich bevindt, maar aan zijn geestesgesteldheid en overige persoonlijke omstandigheden, getuige ook zijn veroordelingen in andere arrondissementen dan Rotterdam.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8..Vordering tenuitvoerlegging

De rechtbank zal, conform de mondelinge vordering van de officier van justitie ter zitting en gelet op de oplegging van de ISD-maatregel, de (schriftelijke) vordering tot ten uitvoerlegging van de onder parketnummer 10-038702-19 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afwijzen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 18 februari 2019 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. D. van Putten en L.J.M. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en in het openbaar uitgesproken.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 2 maart 2020 te Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Jij hebt er al eens voor gezorgd dat ik geschorst werd, als je dit rapporteert maak ik je dood" en/of "ik ga je dood maken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.