In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen AnderZorg N.V., een zorgverzekeraar, en een gedaagde die als verzekeringnemer fungeert. De zaak betreft een vordering tot betaling van een achterstallige zorgverzekeringspremie van € 126,95, die de gedaagde niet tijdig heeft voldaan. AnderZorg heeft de gedaagde meerdere keren aangemaand om de achterstand te betalen, maar de gedaagde heeft slechts gedeeltelijk voldaan. De vordering is door AnderZorg ter incasso uit handen gegeven aan de Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders (LAVG).
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde op de dag van dagvaarding een achterstand had in de betaling van de premie en dat de gedaagde ook wettelijke rente verschuldigd was. De rechter heeft geoordeeld dat de vordering van AnderZorg, inclusief de buitengerechtelijke incassokosten, toewijsbaar is. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, omdat deze grotendeels in het ongelijk is gesteld. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 265,09, waarvan een bedrag van € 77,29 in mindering is gebracht op de proceskosten, resulterend in een te betalen bedrag van € 187,80 door de gedaagde.
De uitspraak is gedaan door mr. K.J. Bezuijen en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De gedaagde heeft geen bewijs geleverd van een betaling die zij zou hebben gedaan na de uitspraak, waardoor de kantonrechter geen rekening kon houden met deze stelling. De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van tijdige betaling van zorgpremies en de gevolgen van het niet voldoen aan betalingsverplichtingen.