ECLI:NL:RBROT:2020:7323

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
21 augustus 2020
Zaaknummer
8408127
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nabetaling loon en voorschot billijke vergoeding in kort geding na proeftijdontslag

In deze zaak heeft eiseres, een voormalige werknemer van Smiling Faces B.V., een kort geding aangespannen om nabetaling van loon en een voorschot op een billijke vergoeding te vorderen. Eiseres heeft van 26 augustus 2019 tot 24 januari 2020 stage gelopen bij Smiling Faces en is op 27 januari 2020 in dienst getreden. De arbeidsovereenkomst bevatte een proeftijdbeding en is op 23 februari 2020 door de werkgever opgezegd. Eiseres vorderde betaling van achterstallig loon over de periode van 27 januari tot 1 februari 2020 en een voorschot op de billijke vergoeding, omdat zij van mening was dat het ontslag onterecht was. De werkgever betwistte de vordering en stelde dat eiseres niet voldoende had gewerkt tijdens haar dienstverband. De kantonrechter oordeelde dat eiseres een spoedeisend belang had bij haar vordering, maar dat het loon inmiddels was voldaan. De rechter concludeerde dat het proeftijdontslag rechtsgeldig was en dat er geen grond was voor het toekennen van een voorschot op de billijke vergoeding. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8408127 VV EXPL 20-112
uitspraak: 23 juli 2020
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. F. Laros,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SMILING FACES B.V.,
gedaagde,
gemachtigde: mr. W. de Jong.
Partijen worden hierna nader aangeduid als respectievelijk “ [eiseres] ” en “Smiling Faces”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 27 mei 2020, met producties;
  • het verweerschrift, met bijlagen;
  • de akte wijziging van eis;
  • de nader ingediende producties aan de zijde van [eiseres] ;
  • de nader ingediende producties aan de zijde van Smiling Faces;
  • de pleitaantekeningen aan de zijde van [eiseres] ;
  • de pleitaantekeningen aan de zijde van Smiling Faces.
1.2
De mondelinge behandeling heeft in aanwezigheid van partijen plaatsgevonden op
3 juli 2020. Beide partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht. De zaak is gelijktijdig behandeld met de tussen partijen aanhangige verzoekschriftprocedure met zaaknummer 8475602 VZ VERZ 20-7978. De processtukken en de stellingen van partijen worden over en weer als herhaald en ingelast beschouwd.
1.3
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1
Smiling Faces werft en selecteert buitenlandse (inwonende) au pairs en huispersoneel (zoals vaste oppas, kindermeisje, persoonlijk assistent, huishoudster en/of zorgverlener). Smiling Faces brengt vraag en aanbod samen en ‘matcht’ een klant met de juiste dienstverlenende persoon. In het kader van het ter beschikking stellen van au pairs is Smiling Faces voor de IND een zogenoemde ‘erkend referent’.
2.2
[eiseres] , geboren op [geboortedatum eiseres] , heeft in de periode van 26 augustus 2019 tot en met 24 januari 2020 voor haar opleiding Global Marketing & Sales stage gelopen bij Smiling Faces. Voor het stagecontract is gebruik gemaakt van een door Hogeschool Rotterdam verstrekte (drie partijen) stageovereenkomst. [eiseres] ontving voor haar stagewerkzaamheden een vergoeding van € 398,40 per maand (alsmede een bonus van € 100,00 voor extra opdrachten) De stage omvatte in totaal 800 uur.
2.3
[eiseres] is op 27 januari 2020 in dienst getreden bij Smiling Faces in de functie van
Au Pairs Consulente/Managing Assistent op basis van een arbeidsomvang van zestien uur per week. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor duur van één jaar.
2.4
Het laatstverdiende salaris van [eiseres] bedraagt € 944,00 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.
2.5
In artikel 3 van de arbeidsovereenkomst is een proeftijdbeding opgenomen.
2.6
Smiling Faces heeft op 23 februari 2020 de arbeidsovereenkomst opgezegd. In de ontslagbrief is - verkort weergegeven - het volgende opgenomen:
(…) Sinds 27 januari 2020 bent u op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst van Smiling Faces. In de arbeidsovereenkomst is een proeftijd opgenomen van 1 maand. Deze proeftijd eindigt op 26 februari 2020.
Wij zien niet genoeg aanknopingspunten om het dienstverband na afloop van uw proeftijd door te laten lopen. Om die reden hebben we besloten om het dienstverband met ingang van vandaag te beëindigen”. (…)

3..Het geschil

3.1
[eiseres] heeft na eiswijziging gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Smiling Faces te veroordelen tot betaling van het salaris ad € 235,10 netto over de periode van 27 januari tot 1 februari 2020, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente en tot betaling van de wettelijke verhoging over het loon over de periode van 1 februari tot 23 februari 2020, te vermeerderen met de wettelijke rente. [eiseres] heeft voorts gevorderd Smiling Faces te veroordelen tot betaling van een voorschot op de door Smiling Faces verschuldigde billijke vergoeding en gefixeerde schadevergoeding ad
€ 5.000,00 netto, althans een nader te bepalen bedrag, te betalen binnen een week na betekening van het in deze te wijzen vonnis, met veroordeling van Smiling Faces in de proceskosten en de nakosten.
3.2
Aan haar vordering heeft [eiseres] , naast hetgeen zij in de verzoekschriftprocedure heeft aangevoerd, - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd.
Smiling Faces heeft het loon van [eiseres] over de periode van 27 januari 2020 tot 1 februari 2020 tot een bedrag van € 235,10 netto onbetaald gelaten. Smiling Faces heeft daarnaast aanvankelijk het loon over de periode van 1 februari tot 23 februari 2020 niet tijdig betaald. [eiseres] maakt dan ook aanspraak op de wettelijke rente en de wettelijke verhoging.
[eiseres] heeft eind januari 2020 haar stagevergoeding uitbetaald gekregen van Smiling Faces. Hierna heeft Smiling Faces een gedeelte van het loon van [eiseres] uitbetaald over de periode van 27 januari 2020 tot en met 22 februari 2020. Sindsdien zit [eiseres] zonder inkomen. [eiseres] heeft dan ook een spoedeisend belang bij haar vordering.
3.3
Het verweer van Smiling Faces strekt tot afwijzing van de vordering. Smiling Faces heeft, naast hetgeen zij in de verzoekschriftprocedure heeft aangevoerd, - verkort en zakelijk weergegeven - nog aangevoerd dat [eiseres] precies drie weken bij Smiling Faces heeft gewerkt en dat Smiling Faces niet van mening is dat dit productieve weken van [eiseres] zijn geweest. Smiling Faces heeft onder protest inmiddels alle uren die [eiseres] zegt te hebben gewerkt, uitbetaald. Het moge duidelijk zijn dat Smiling Faces van mening is dat hier niet daadwerkelijk voor is gewerkt. Smiling Faces betwist voorts dat [eiseres] geen enkele vorm van inkomen heeft, nu zij haar eigen bedrijf heeft en nog studeert. Voor zover nodig doet Smiling Faces een beroep op matiging van de rente.

4..De beoordeling

4.1
Voldoende is gebleken dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de door haar gevorderde voorziening, zodat zij in zoverre ontvankelijk is in haar vordering. Daarbij heeft te gelden dat een loonvordering naar haar aard een spoedeisend karakter draagt.
4.2
In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
4.3
[eiseres] maakt na eiswijziging nog aanspraak op het loon over de periode van 27 januari 2020 tot 1 februari 2020 tot een bedrag van € 235,10 netto. Uit het door Smiling Faces overgelegde salarisspecificaties blijkt dat dit bedrag inmiddels door haar is voldaan. Smiling Faces heeft eveneens een salarisspecificatie overgelegd waaruit blijkt dat over de periode februari 2020 een bedrag van € 953,22 netto is betaald. Daarmee is het achterstallige loon door Smiling Faces, zij het onder protest, geheel voldaan, hetgeen ook door [eiseres] ter zitting is erkend. Aan de stelling van [eiseres] dat zij overuren heeft gemaakt heeft zij geen concrete vordering verbonden, zodat daaraan voorbij zal worden gegaan.
4.4
Nu Smiling Faces niet tijdig aan haar loonbetalingsverplichtingen heeft voldaan is zij de wettelijke rente verschuldigd geworden. Deze rente is toewijsbaar op de wijze als in het dictum vermeld. Smiling Faces heeft zich op het standpunt gesteld dat zij het loon aan [eiseres] niet tijdig heeft betaald, omdat zij van mening was dat [eiseres] daarvoor in de periode van 27 januari tot 23 februari 2020 niet, althans niet voldoende heeft gewerkt.
De door Smiling Faces aan [eiseres] gemaakte verwijten, een en ander zoals opgenomen onder 3.7 in de beschikking van 23 juli 2020 in de gelijktijdig behandelde verzoekschriftprocedure, zijn door [eiseres] weersproken. Daarmee staat niet vast wie het gelijk aan haar zijde heeft, maar voor nadere bewijslevering leent de onderhavige procedure zich niet. Wel ziet de kantonrechter aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot 10%.
4.5
In de beschikking van 23 juli 2020 is ten aanzien van het proeftijdontslag het volgende overwogen:
4.8
Gelet op het voorgaande luidt de conclusie dat de op 29 januari 2020 gesloten arbeidsovereenkomst niet kan worden aangemerkt als een opvolgende arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:652 lid 6 sub b BW en dat daarmee sprake is van een rechtsgeldig overeengekomen proeftijdbeding. De door [eiseres] voorgestane ruime uitleg van artikel 7:652 lid 6 sub b BW, in die zin dat ook in het geval de stageovereenkomst zich niet laat kwalificeren als een arbeidsovereenkomst het proeftijdbeding nietig is, omdat Smiling Faces zich voor 27 januari 2020 een goed beeld heeft kunnen vormen van de vaardigheden van [eiseres] , volgt de kantonrechter niet. Reeds hiervoor is bovendien onder 4.6 overwogen dat geen sprake is van dezelfde werkzaamheden en arbeidsomstandigheden. In de door [eiseres] aangehaalde jurisprudentie ziet de kantonrechter geen aanleiding voor een ander oordeel.
4.9
Het uitgangspunt is dat zowel de werkgever als de werknemer bevoegd zijn op grond van artikel 7:676 BW de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen, indien een proeftijd is bedongen en deze nog niet is verstreken. Ingevolge artikel 7:669 lid 7 BW hoeft de werkgever voor de opzegging tijdens de proeftijd geen redelijke grond te hebben. Smiling Faces heeft de arbeidsovereenkomst op 23 februari 2020 met onmiddellijke ingang met een beroep op de proeftijd opgezegd. Gelet op het voorgaande luidt de conclusie dat de arbeidsovereenkomst op 23 februari 2020 rechtsgeldig door opzegging is beëindigd. De concrete feiten en omstandigheden waarop Smiling Faces de opzegging heeft gegrond, wat daar verder ook van zij, kunnen daarmee verder als niet voor de beoordeling van belang zijnde onbesproken blijven.
4.1
Nu geen sprake is van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW bestaat geen grond voor toepassing van artikel 7:681 BW en voor toekenning van een billijke vergoeding dan wel een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Deze verzoeken worden dan ook afgewezen.
4.6
De voormelde overwegingen worden in dit vonnis overgenomen. Nu sprake is van een rechtsgeldig proeftijdontslag bestaat geen grond voor toekenning van een voorschot op een billijke vergoeding en gefixeerde vergoeding in deze procedure. Dit gedeelte van de vordering is derhalve niet toewijsbaar.
4.7
Nu partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld bestaat aanleiding de proceskosten in deze procedure te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

de kantonrechter,
rechtdoende in kort geding:
veroordeelt Smiling Faces tot betaling aan [eiseres] van 10% van de wettelijke verhoging
ex artikel 7:625 BW over het achterstallige loon van € 235,10 netto over de periode van
27 januari tot 1 februari 2020 en het aldus verhoogde bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente ingevolge artikel 6:119 BW, te rekenen vanaf de dag van opeisbaarheid
van het loon;
veroordeelt Smiling Faces tot betaling aan [eiseres] van 10% van de wettelijke verhoging
ex artikel 7:625 BW over het achterstallige loon over de periode van 1 februari 2020 tot
23 februari 2020 en het aldus verhoogde bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente
ex artikel 6:119 BW, te rekenen vanaf de dag van opeisbaarheid van het loon;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
829