ECLI:NL:RBROT:2020:7305

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
20 augustus 2020
Zaaknummer
C/10/599764 / FA RK 20-4927
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf op basis van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 juli 2020 een beschikking gegeven inzake een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een cliënt in een geregistreerde accommodatie, zoals bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, die op cognitief gebied gemiddeld is ontwikkeld, functioneert emotioneel en adaptief op een licht beperkt niveau. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende behandelperspectief is binnen de huidige accommodatie, ASVZ, en dat eerdere behandelingen in de reguliere geestelijke gezondheidszorg (GGZ) niet hebben geleid tot wezenlijke verbetering van de situatie van de cliënt.

De procedure is gestart op verzoek van het CIZ, dat op 3 juli 2020 een verzoekschrift indiende. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 juli 2020 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, haar advocaat en zorgprofessionals van ASVZ. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de ernst van de situatie van de cliënt, die lijdt aan een ontwikkelingsstoornis en een ernstige autismespectrumstoornis. De rechtbank concludeert dat het gedrag van de cliënt leidt tot ernstig nadeel en dat voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om dit nadeel te voorkomen.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het verzet van de cliënt tegen de voortzetting van het verblijf en haar betwisting van de diagnose. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat de criteria voor een rechterlijke machtiging zijn vervuld. De machtiging is verleend voor een periode van zes maanden, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn van één jaar, gezien de recent gestarte behandeling en het bezwaar van de cliënt. De beschikking is mondeling gegeven door rechter D.C.J. Peeck en schriftelijk uitgewerkt op 14 juli 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/599764 / FA RK 20-4927
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 9 juli 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] te [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende en thans verblijvende in ASVZ, locatie Merwebolder te Sliedrecht,
advocaat mr. J.G. Colombijn-Broersma te Gorinchem.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 3 juli 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg d.d. 16 februari 2020;
 de verklaring van [naam arts] , arts verstandelijk gehandicapten, van 12 juni 2020;
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 4 juni 2020;
 de verklaring van de zorgaanbieder ASVZ van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen;
 het zorgplan;
 een uittreksel uit het curateleregister;
 het schrijven ‘beeld en voorgeschiedenis verblijf zonder behandeling’;
 een afschrift van de beschikking van de rechtbank Den Haag van 31 maart 2020 van de rechterlijke machtiging tot opname en verblijf.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 9 juli 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 cliënt en haar hierboven genoemde advocaat;
 [naam orthopedagoog] , orthopedagoog, [naam arts] , arts verstandelijk gehandicapten, en [naam teamleider] , teamleider van de woning, allen verbonden aan ASVZ.
2. Beoordeling
2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van een cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan, leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf of voortzetting van het verblijf noodzakelijk om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Op 31 maart 2020 is door de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf verleend tot en met 31 juli 2020.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een ontwikkelingsstoornis op basis van een ernstige autismespectrumstoornis. Verder is er sprake van een disharmonisch ontwikkelingsprofiel. Hoewel cliënt op cognitief gebied gemiddeld is ontwikkeld, functioneert zij emotioneel en adaptief op een licht beperkt niveau. De advocaat van cliënt heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat het verzoek afgewezen zou moeten worden, omdat er geen sprake is van een verstandelijke beperking bij cliënt en de onvrijwillige opname daarom niet onder de Wzd valt. De arts verstandelijk gehandicapten heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat, hoewel zij cognitief gezien geen verstandelijke beperking heeft, cliënt in het dagelijks leven op licht verstandelijk niveau functioneert. Verder heeft de orthopedagoog verklaard dat zij voldoende behandelperspectief voor cliënt binnen ASVZ ziet. De rechtbank ziet hiermee voldoende reden voor de toepassing van de Wzd. De rechtbank heeft er daarbij rekening mee gehouden dat eerdere behandelingen in de reguliere GGZ de situatie van betrokkene niet wezenlijk hebben verbeterd.
2.4.
De beperkingen die de betrokkene heeft leiden tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang, de ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van cliënt of een ander, de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Cliënt is sinds haar twaalfde meerdere keren opgenomen geweest in psychiatrische instellingen. Cliënt werd daar vaak overschat, waardoor de behandelingen haar veel stress en spanning hebben opgeleverd. Ten tijde van de mondelinge behandeling verblijft cliënt ruim drie maanden in de accommodatie van ASVZ. Hier wordt zij ondersteund in de activiteiten die zij onderneemt en spelen de begeleiders in op de draagkracht van cliënt. Hoewel er de afgelopen periode regelmatig incidenten hebben plaatsgevonden en cliënt zelf aangeeft nog niets te merken van deze aanpak, heeft de orthopedagoog tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat er een positieve ontwikkeling zichtbaar is bij cliënt en het haar steeds beter lukt om activiteiten te ondernemen. Wanneer de behandeling wat meer van de grond is gekomen zal er middels psycho-educatie aan de trauma’s van cliënt gewerkt worden.
2.5.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wensen.
2.6.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.7.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen voortzetting van het verblijf. Cliënt betwist de gestelde diagnose en heeft tijdens de mondelinge behandeling duidelijk aangegeven het niet eens te zijn met het continueren van de huidige opname.
2.8.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot voortzetting en verblijf. Vanwege de recent gestarte behandeling bij ASVZ en het bezwaar van cliënt tegen het verlenen van de machtiging voor de duur van één jaar, zal de machtiging, in afwijking van de door het CIZ verzochte termijn, worden verleend voor zes maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 9 januari 2020.
Deze beschikking is op 9 juli 2020 mondeling gegeven door mr. D.C.J. Peeck, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier, en op 14 juli 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.