[eiser 1] vordert schadevergoeding vanwege gebreken, die volgens hem het gevolg zijn van tekortschieten van [gedaagde] in de uitvoering van het overeengekomen werk. Artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar verplicht de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend.
Wil [eiser 1] aanspraak hebben op schadevergoeding, dan moet allereerst vaststaan dat [gedaagde] is tekortgeschoten en, zo ja, dat er een oorzakelijk verband is tussen een tekortschieten van [gedaagde] en de betreffende schade.
De kantonrechter bespreekt nu achtereenvolgens de verschillende door [eiser 1] gestelde gebreken vanuit dit perspectief.
lekkageschade
7.2.1Als het verwijderen of afsluiten van oude ongebruikte leidingen geen deel uitmaakte van de overeenkomst kan [gedaagde] in dit opzicht niet zijn tekortgeschoten.
[eiser 1] stelt dat is afgesproken dat [gedaagde] oude ongebruikte leidingen zou verwijderen of afsluiten, maar [gedaagde] bestrijdt dat. [gedaagde] voert aan dat hem ook niet bekend was dat de wastafel bij de vorige bewoners aan de linkerkant van de badkamer zat. [gedaagde] heeft enkel aanpassingen hoeven doen aan het leidingwerk aan de rechterzijde van de badkamer.
De wastafel die hij heeft geplaatst zit aan de rechterkant, op dezelfde plaats waar de bestaande wasbak zich bevond. [eiser 1] heeft die oude wasbak zelf verwijderd. Aan de linkerkant van de badkamer heeft [gedaagde] geen werkzaamheden aan het leidingwerk hoeven verrichten. Het leidingwerk daar ligt uit het zicht onder een afdekvloer. Als het al de afspraak zou zijn geweest dat hij dit leidingwerk zou verwijderen dan had [eiser 1] , die immers de badkamer kaal zou aanleveren, dit deel vrij moeten maken.
[eiser 1] is daarop bij zijn stelling gebleven. De afspraak met [gedaagde] blijkt volgens hem onder andere uit het feit dat [gedaagde] een deel van de oude leiding, die boven de vloer uitstak heeft verwijderd. Hij heeft met [gedaagde] voorafgaand aan de werkzaamheden uitvoerig gesproken over de eerdere lekkageschade, hem gewezen op een toen al aanwezige vochtplek in het plafond van zijn woonkamer en hem gevraagd met een passende oplossing te komen. Hij ging er daarbij vanuit dat [gedaagde] voldoende deskundig was daartoe. Als [gedaagde] niet bekend zou zijn geweest met de opdracht om het oude leidingwerk te verwijderen, dan had het als professioneel aannemer op zijn weg gelegen om [eiser 1] te wijzen op het risico dat ontstaat wanneer een reeds lekkend leidingwerk onaangepast in de vloer blijft liggen. [gedaagde] heeft in dat geval niet aan zijn waarschuwingsplicht voldaan, aldus [eiser 1] .
Op dat standpunt heeft [gedaagde] als volgt gereageerd. Er was bij het aangaan van de overeenkomst geen zichtbare lekkageschade aan het plafond van de woonkamer. [eiser 1] heeft met hem gesproken over lekkage links achterin de doucheruimte, die het gevolg was van slechte voegen in de oude wandtegels. Hij heeft helemaal geen leiding verwijderd en er is beslist geen afspraak gemaakt over het verwijderen van het oude leidingwerk, aldus [gedaagde] , die er nog op wijst dat in het door [eiser 1] opgestelde overzicht van 2 juli 2018 daarover ook niets is vermeld, net zomin als in de uitvoerige brief van [eiser 1] van
15 oktober 2018 aan hem en in de offerte-aanvraag aan Van Beek Expertise (productie 16 bij dupliek in conventie/repliek in reconventie).
Pas nadat de expert van Van Beek Expertise meldde dat er mogelijk nog een oude afvoer in de vloer lag heeft [eiser 1] voor het eerst, in zijn brief van 30 juli 2019, gesteld dat de oude afvoerleiding niet conform afspraak zou zijn afgesloten, aldus [gedaagde] .
7.2.2De kantonrechter oordeelt als volgt.
De overeenkomst van aanneming is mondeling tot stand gekomen. Uit het e-mailbericht van 2 juli 2018 van [eiser 1] aan [gedaagde] blijkt van een planning door [eiser 1] van een aantal uit te voeren werkzaamheden. Welke werkzaamheden dat zijn is slechts globaal en zeer summier omschreven, en daarbij is een verdeling gemaakt tussen door [eiser 1] en door [gedaagde] uit te voeren werkzaamheden.
Op dat e-mailbericht heeft [gedaagde] diezelfde dag gereageerd. Hij schreef, voor zover hier van belang:
“He [eiser 1]
Je heb er werk van gemaakt
Zie wel
Meer werk staan nood douche aansluiten
(…)”
Het manco van deze e-mailwisseling is dat uit de summiere opsomming van de werkzaamheden door [eiser 1] niet duidelijk is wat partijen nu daadwerkelijk zijn overeengekomen (wat houdt
“leidingwerk/uithakken”, “leidingwerk /koud en warm water” en “leidingwerk afvoeren”precies in?) en dat het antwoord van [gedaagde] evenmin duidelijk is: Betekenen de twee opgestoken duimpjes dat hij, [gedaagde] , akkoord is met de planning en de opsomming van de werkzaamheden, of is het niet méér dan een compliment voor de door [eiser 1] uitgevoerde werkzaamheden?
Omdat de renovatie van de badkamer in feite een “co-productie” was van [eiser 1] en [gedaagde] , was duidelijke schriftelijke afgrenzing van ieders werkzaamheden des te belangrijker.
Nu de overgelegde e-mailwisseling echter geen duidelijkheid geeft en andere gegevens niet voorhanden zijn, komt het op bewijslevering aan.
[eiser 1] zal, als de partij die zich op de rechtsgevolgen van zijn stelling beroept, volgens de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bewijs moeten leveren van zijn stelling dat het verwijderen of afsluiten van oude ongebruikte leidingen, deel uitmaakte van de opdracht aan [gedaagde] .
Slaagt hij daarin niet, dan is de volgende vraag of het aan [gedaagde] als aannemer was om
[eiser 1] te waarschuwen voor het risico dat verbonden zou zijn aan het, zoals [eiser 1] het omschrijft, onaangepast in de vloer laten liggen van een reeds lekkend leidingwerk.
Die vraag beantwoordt de kantonrechter nu reeds ontkennend. Artikel 7:754 BW bepaalt, voor zover hier van belang, dat de aannemer bij het aangaan of het uitvoeren van de overeenkomst verplicht is de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat hij op de hoogte was of kon zijn van de aanwezigheid van oud leidingwerk en [eiser 1] heeft dat op zichzelf niet weersproken, zodat de kantonrechter van de juistheid van het standpunt van [gedaagde] uitgaat.
Van een verzaken van een waarschuwingsplicht door [gedaagde] kan dus geen sprake zijn.
Evenmin kan er, wanneer [eiser 1] de door hem gestelde opdracht niet bewijst, sprake zijn van tekortschieten van [gedaagde] . [eiser 1] heeft in dat “scenario” dan ook geen aanspraak op schadevergoeding ter zake van lekkageschade.
Slaagt [eiser 1] wel in het bewijs, dan is, nu vast staat dat [gedaagde] de oude leidingen niet heeft verwijderd of afgedopt, de vraag of de lekkage in het plafond van de woonkamer het gevolg van die omissie is.
Over deze causaliteitsvraag hebben twee deskundigen reeds hun licht laten schijnen.
In verband met door [eiser 1] genoemde lekkageschade aan het plafond van de woonkamer heeft de expert van Van Beek Expertise het volgende geschreven:
“In de woonkamer constateer ik een enorme vochtplek in het midden van het plafond.
De plek heeft een doorsnede van bijna 900 mm, is storend aanwezig en valt bij binnenkomst direct op. Ik meet vanuit het centrum van de plek de afstand tot de scheidingsmuur met de buren. Ook meet ik in de lengterichting van de woning de afstand.
Wanneer ik vervolgens deze maatvoering op de eerste verdieping uitleg kom ik in de linkerhoek aan de voorzijde van de badkamer uit. Hier staat echter niets en is ook niets gemonteerd. Met de vochtmeter kan ik hier geen waarde constateren omdat er geglazuurde vloertegels op de vloer zijn aangebracht, deze blokkeren het elektromagnetische veld van de vochtmeter. Volgens de consument heeft bij oplevering van de woning de wastafel op deze plaats gezeten. Mogelijk ligt de oude afvoer nog in de vloer. Omdat de lekkage pas is ontstaan na de recente werkzaamheden is het echter niet aannemelijk dat deze oude afvoer de veroorzaker is van de lekkage. Toch kan dit niet geheel uitgesloten worden.
Zoals reeds eerder geconstateerd zijn de vloerranden van de badkamer nog niet afgewerkt. De rand is nog open omdat er nog een tegelplint geplaatst zou worden. Het is dan ook niet ondenkbaar dat vocht door deze rand in de betonnen verdiepingsvloer trekt en in de woonkamer zichtbaar wordt.”
Over de eerder genoemde vloerranden schreef deze expert:
“(…)
Tevens moet ik opmerken dat de wandtegels niet vanaf de tegelvloer zijn gezet.
De consument heeft een ruimte overgehouden welke naar zijn zeggen gevuld gaat worden met een tegelplint. Hoewel dit in badkamers niet gebruikelijk is kan hiervoor gekozen worden. In de huidige situatie is er echter sprake van een “open goot” langs de vloertegels.”
Van Beek Expertise acht dus geen oorzakelijk verband aanwezig - maar kan het ook niet geheel uitsluiten - en ziet een andere oorzaak, die naar het oordeel van de kantonrechter in de risicosfeer van [eiser 1] ligt.
De onderzoeksconclusie van de expert van Lekrecherche Nederland luidt:
“Een bekende afvoerzijdige lekkage is nog immer actief omdat de afvoer weliswaar niet meer gebruik nog immer vulling krijgt door terugstroom. Met de badkamer renovatie is wel een deel van de afvoer van de nieuwe wastafel afgedopt en vernieuwd echter zit op dit leidingdeel niet de voormalige badkamer aangesloten.
Met de afvoer voormalige wastafel inmiddels in de vloer is geen verdere inspectie naar de feitelijke leklocatie mogelijk. De enige optie is nagenoeg enkel het T-stuk ophalen en het gedeelte voormalige afvoer af doppen. Een andere optie is de vloer openen op de locatie voormalige afvoer voor herstel van de bekende lekkage. Ook geheel nieuwe afvoeren is een optie maar vergt dit een geheel nieuwe badkamer vloer. (…)”
De expert van Lekrecherche Nederland lijkt, zo te lezen, causaal verband te zien, maar het probleem met dat laatste rapport is dat de conclusie niet helder is geformuleerd en daarom niet begrijpelijk. Daar komt bij dat dit laatste rapport in opdracht van [eiser 1] is vervaardigd en dat [gedaagde] daarbij niet is betrokken, waartegen hij terecht bezwaren heeft.
De kantonrechter zal daarom in dat geval het rapport van Van Beek Expertise tot uitgangspunt nemen bij de beoordeling. Dat rapport is in samenspraak met beide partijen tot stand gekomen. [eiser 1] en [gedaagde] hebben vragen kunnen opgeven, zijn bij het onderzoek ter plaatse aanwezig geweest en hebben opmerkingen kunnen maken, en geen van beiden heeft de deskundigheid van de expert betwist. Van Beek Expertise concludeert in zijn rapport dat de lekkage naar alle waarschijnlijkheid het gevolg is van het doordringen van vocht via de randen van de vloer. Mogelijk zal echter een nadere expertise, met mogelijk destructief onderzoek noodzakelijk zijn.
7.2.3Over de vloertegels heeft Van Beek Expertise, voor zover hier van belang, het volgende geschreven:
“Met de (…) lange waterpas controleer ik op diverse plekken de vloer en constateer inderdaad hoogteverschillen tot 2 mm. Ook blijkt dat de voegen tussen de tegels niet overal gelijk zijn in breedte. Door de combinatie van de donkere vloertegel met de lichte voeg is dit optisch ook goed waarneembaar en storend. De wederpartij heeft laten weten [dat] de tegels met quicklevel clips zijn geplaatst en dat de vloer vroegtijdig is belast door de consument. Voor mij is dit niet controleerbaar.
(…)
De vloertegels zijn gezet zonder clips of de vloertegels zijn alvorens de lijm is uitgehard belast. (…) Naar opgave van de wederpartij is de consument, na het leggen van de vloertegels begonnen met het zetten van de wandtegels en heeft hierdoor de vloer belast een aangetast.”
[eiser 1] heeft bij dagvaarding erkend dat [gedaagde] gebruik heeft gemaakt van zogenaamde quicklevel-clips. Bij conclusie van dupliek in reconventie verwijst hij daarentegen naar het rapport van de expert van Van Beek Expertise onder punt 4b en stelt dat de vloertegels zonder clips zijn gezet. Dat berust echter op een onjuiste lezing van die zinsnede in het rapport. Die luidt immers:
“Devloertegels
zijn gezet zonder clips of de vloertegels zijn alvorens de lijm is uitgehard belast.”De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat de vloertegels zijn gezet, zoals [gedaagde] ook heeft gesteld, met gebruikmaking van het quicklevel-systeem.
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord in conventie onweersproken toegelicht dat bij het quicklevel-systeem de vloertegels gelijk worden getrokken door middel van een kunststof keg onder een centreerbeugel, waardoor de vloertegels altijd op gelijke hoogte komen te liggen en dat hij gebruik heeft gemaakt van een 10 mm lijmkam waardoor een droogtijd in acht moet worden genomen van op zijn minst 48 uur, waartoe hij [eiser 1] ook heeft geïnstrueerd, aldus [gedaagde] . [eiser 1] heeft ook erkend dat hij die instructie heeft gekregen.
[gedaagde] voert voorts aan dat hij op zaterdag 28 juli omstreeks 16.00 uur de werkzaamheden aan de vloer heeft afgerond en dat, toen hij op maandagochtend 30 juli weer op het werk kwam, de rechterwand van de badkamer bijna geheel betegeld bleek te zijn.
Hij heeft voorts onweersproken aangevoerd dat het door hem aangebrachte quicklevel-systeem toen deels verwijderd en kapotgetrapt bleek.
[eiser 1] bestrijdt dat hij de vloer te vroeg heeft betreden. Hij heeft dat pas maandagavond 30 juli gedaan en heeft zich aldus aan de instructie van [gedaagde] gehouden, zo stelt hij.
Met die algemene betwisting kan hij, tegenover het gemotiveerde en gedetailleerde verweer van [gedaagde] en mede gelet op het feit dat een
minimaledroogtijd was geadviseerd, niet volstaan. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van het verweer van [gedaagde] dat de vloer te vroeg is betreden. Dat is ook in lijn met het oordeel van de expert over de oorzaak van de hoogteverschillen tussen de tegels bij aanwezigheid van een quicklevel-systeem. De te vroege belasting van de vloer ligt aldus in de risicosfeer van [eiser 1] , zodat niet kan worden gezegd dat [gedaagde] op dit punt is tekortgeschoten. Hij kan dus niet aansprakelijk worden gehouden voor de schade op dit punt.
Wat de breedteverschillen van de voegen betreft heeft [gedaagde] aangevoerd dat dat veroorzaakt is door verzakking van een aantal tegels ten gevolge van het te vroege betreden van de vloer door [eiser 1] . [eiser 1] heeft dat betwist. De expert heeft zich op dit punt niet uitgelaten, behalve dan dat hij de verschillen heeft geconstateerd en in beeld gebracht. Op de foto’s 40 en 41 bij het expertiserapport zijn die goed waarneembaar. De kantonrechter kan niet zonder meer aannemen dat die breedteverschillen in de voegen zijn veroorzaakt door de verzakking. Ook op dit punt komt het dus aan op bewijslevering. [gedaagde] zal, als de partij die zich op de rechtsgevolgen van zijn verweer beroept, volgens de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bewijs moeten leveren van zijn verweer dat de breedteverschillen van de voegen zijn veroorzaakt door verzakking van een aantal tegels ten gevolge van het te vroege betreden van de vloer door [eiser 1] . Het is uiteraard aan [gedaagde] om zelf te bepalen hoe hij dat bewijs denkt bij te brengen, maar de kantonrechter kan zich voorstellen dat aan Van Beek Expertise opdracht wordt gegeven ten aanzien van dit aspect aanvullend te rapporteren. Indien [gedaagde] in dat bewijs slaagt zal die tekortkoming zich mogelijk kunnen vertalen in schadevergoeding. In een later stadium zal de kantonrechter daarop zo nodig terugkomen.
7.2.4[eiser 1] stelt dat het muurprofiel van de douchewand niet is afgekit. [gedaagde] erkent dat, maar voert aan dat hij dat op uitdrukkelijk verzoek van [eiser 1] niet heeft gedaan.
[eiser 1] zei hem dat hij het zelf zou doen, in verband met een door hemzelf nog te plaatsen tegelplint, aldus [gedaagde] .
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Normaal gesproken hoort bij het plaatsen van een douchewand tegen een muur ook het afkitten daarvan. In dit geval moest er nog een tegelplint worden geplaatst en onbetwist is dat dat tot de taken van [eiser 1] hoorde. Daarom kan de kantonrechter zonder verdere toelichting, die ontbreekt, niet aannemen dat het afkitten van de douchewand tot de opdracht aan [gedaagde] hoorde. Van tekortschieten van [gedaagde] is dus geen sprake en [eiser 1] heeft geen aanspraak op schadevergoeding op dit punt.
radiator
7.2.5Over de radiator heeft de expert het volgende geschreven:
“Een radiator kan altijd met aansluitingen aan boven- of aansluitingen aan onderzijde worden geplaatst. Er is dus geen sprake van een fout. Wanneer de aansluitingen aan de onderzijde zitten dient er een zogenaamde stromingsbuis in de radiator te worden geplaatst. In de huidige situatie is er echter sprake van een Engelse radiator die geen stromingsbuis kent. Op de website van Hudson Reed staat hierover het volgende:
“Je kunt de aanvoer en afvoer aan de onderzijde van de radiator aansluiten tevens kan de aanvoer ook op het hoogste punt worden aangesloten en de afvoer op het laagste punt. Wanneer voor optie nummer twee kiest zult u altijd de aan- en afvoer diagonaal van elkaar moeten plaatsen zodat het water de langste weg door de radiator moet afleggen.”
De radiator is derhalve niet goed aangesloten. Omdat zowel de aanvoer als de retour aan de bovenzijde zijn gerealiseerd.
(…)
De radiator blijkt iets scheef te hangen.”
[eiser 1] stelt dat de radiator onjuist is gemonteerd en niet waterpas hangt.
[gedaagde] heeft dat gemotiveerd bestreden. Zijn bezwaar is dat de expert zich baseert op wat op de website van Hudson Reed staat vermeld, maar heeft nagelaten bij Hudson Reed te informeren of wat op de website staat vermeld ook geldt voor de handdoekradiator die
[eiser 1] heeft aangeschaft.
Dat verweer kan niet slagen. De kantonrechter neemt de conclusie van de expert over.
Zijn rapport is, zoals hiervoor al is overwogen, in samenspraak met beide partijen tot stand gekomen, beiden hebben vragen kunnen opgeven, zijn bij het onderzoek ter plaatse aanwezig geweest en hebben opmerkingen kunnen maken, en geen van beiden heeft de deskundigheid van de expert betwist. Overigens had [gedaagde] de door hem verlangde informatie ook zelf bij Hudson Reed kunnen vragen.
De conclusie is dat [gedaagde] op dit punt is tekortgeschoten en gehouden is tot vergoeding van de schade.
wandtegels rondom de douchekraan
7.2.6Over de wandtegels rondom de douchekraan schrijft de expert:
“De voegen van de wandtegels rondom de kraan zijn afgeplakt met duct tape. Wanneer ik dit tape verwijder constateer ik dat de voegen nog geheel open liggen.”
[eiser 1] stelt dat [gedaagde] deze wandtegels had moeten voegen.
[gedaagde] is van mening dat hem slechts gevraagd is enkele tegels rondom die kraan te plaatsen, meer niet. De zoon van [eiser 1] zou voor het voegen zorgen, zo voert hij aan.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
[eiser 1] heeft niet onderbouwd waarom die taak op [gedaagde] rustte. Normaal gesproken hoort bij tegelen ook voegen, maar in dit geval was het tegelen van de wand een afgesproken taak van [eiser 1] . Daarom kan de kantonrechter zonder verdere toelichting, die ontbreekt, niet aannemen dat het voegen van die enkele wandtegels tot de opdracht aan [gedaagde] hoorde. [gedaagde] is dus niet tekortgeschoten en [eiser 1] heeft geen aanspraak op schadevergoeding op dit punt.
7.2.7Over de wastafel heeft de expert het volgende geschreven:
“De wastafel blijkt ook scheef gemonteerd te zijn. Daarnaast constateer ik dat het chromen frame welke onder de wastafel is geplaatst niet geheel deugdelijk is geplaatst. De twee rustpunten zijn voorzien van extra rubberen dragers. Naar alle waarschijnlijkheid omdat dit qua hoogte uitgevuld moest worden. De poten van het frame staan “los” op de vloertegels. Dit is ook gebruikelijk bij dergelijke wastafelframes. Wanneer hier echter tegenaan gestoten of gelopen wordt kan de poot eenvoudig verschuiven. Dit kan worden opgelost door de onderzijde van de poten met een druppel kit te verlijmen aan de vloertegels.
(…)
De wastafel dient waterpas opgehangen te worden. Ook moet deze circa 12 mm zakken zodat deze beter steunt op het frame.”
[eiser 1] stelt dat de wastafel en het chromen frame daaronder niet deugdelijk zijn gemonteerd. De wastafel hangt scheef en zou 12 mm lager moeten hangen.
[gedaagde] bestrijdt dat. Hij heeft [eiser 1] erop gewezen dat het frame veel te laag was ten opzichte van de gewenste hoogte van de wastafel, maar [eiser 1] heeft hem gezegd dat hij zou zorgen voor opvulling met het een of ander. Hij heeft toen de wastafel gemonteerd op de door [eiser 1] gewenste hoogte. Hij heeft echter gezien dat [eiser 1] de wastafel meermalen met kracht op en neer heeft bewogen.
[eiser 1] heeft dat laatste bestreden en voorts gesteld dat over de hoogte van de wastafel geen expliciete afspraken zijn gemaakt en dat hij uitging van de kundigheid van [gedaagde] .
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Zelfs als zou vaststaan dat [eiser 1] de wastafel met kracht op en neer heeft bewogen, zoals [gedaagde] aanvoert maar [eiser 1] betwist, dan nog betekent dat dat de montage niet goed is geweest omdat bij een juiste montage de wastafel ook bij stevig op en neer bewegen niet scheef zou mogen gaan hangen. In dit opzicht is [gedaagde] dus tekortgeschoten.
De wastafel rust op een chromen frame en dat heeft een bepaalde hoogte. Gezien die vaststaande hoogte van het frame ligt het niet voor de hand de wastafel hoger te monteren, omdat uitvullen dan noodzakelijk wordt, tenzij de opdrachtgever die afwijkende hoogte wenste. [eiser 1] heeft in de brieven van zijn gemachtigde van 21 december 2018 en
4 februari 2019 (producties 5 en 7 bij dagvaarding) niets gemeld over een te lage plaatsing van de wastafel. Pas na het oordeel van de expert heeft hij zich op dat standpunt gesteld.
Op het verweer van [gedaagde] over de feitelijke gang van zaken heeft hij niet (voldoende) gemotiveerd gereageerd. De kantonrechter neemt daarom aan dat de wastafel op de door
[eiser 1] destijds gewenste hoogte is geplaatst. Op dit punt is [gedaagde] niet tekortgeschoten en [eiser 1] heeft geen aanspraak op schadevergoeding.
7.2.8De expert heeft over de drukplaat boven de wc het volgende geschreven:
“(…)
De uitsparing die achter de tegels in het hout is gemaakt voor de drukplaat is te groot en de drukplaat is niet goed vastgezet op het achterliggende reservoir. De door de consument geplaatste wandtegels lopen onvoldoende door om een naadloze aansluiting te krijgen. De linker bout waarmee deze is bevestigd moet worden kan ik eenvoudig naar voren trekken.
(…)
De drukplaat is niet goed gemonteerd. Deze dient beter vastgezet te worden.”
[eiser 1] stelt dat de drukplaat onjuist is geplaatst. [gedaagde] bestrijdt dat en wijt het euvel aan de plaatsing van de tegels door [eiser 1] . Wat er van dat laatste ook zij: de expert heeft geconstateerd dat de drukplaat niet goed is vastgezet op het achterliggend reservoir en dat dat alsnog moet gebeuren. Dat is dus een tekortkoming van [gedaagde] , waarvoor hij schadeplichtig is.
buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente in conventie