Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: het UWV);
- [naam VOF] (hierna: de Tandartspraktijk);
- verzoekers;
- [betrokkene] , werkzaam bij Avres Schulddienstverlening (hierna: schuldhulpverlening);
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot dwangakkoord, ingediend door verzoekers die in financiële problemen verkeerden. Verzoekers hadden op 19 juni 2020 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan hun schuldeisers, waaronder het UWV en een tandartspraktijk. De tandartspraktijk weigerde echter in te stemmen met de aangeboden regeling, die voorzag in een lagere uitkering dan de volledige vordering. De rechtbank moest beoordelen of de weigering van de tandartspraktijk in redelijkheid kon worden gehandhaafd, gezien het feit dat de vordering van de tandartspraktijk slechts 0,38% van de totale schuldenlast bedroeg en de meerderheid van de schuldeisers akkoord ging met de regeling.
De rechtbank overwoog dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd was en was getoetst door een onafhankelijke partij, Avres Schulddienstverlening. De rechtbank concludeerde dat de belangen van verzoekers, die een stabiele oplossing voor hun schuldenproblematiek zochten, zwaarder wogen dan die van de tandartspraktijk. De rechtbank heeft het verzoek om de tandartspraktijk te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de tandartspraktijk veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens werd het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling een gunstiger resultaat voor de schuldeisers zou opleveren.
De rechtbank heeft bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers, waardoor verzoekers hun schulden kunnen blijven aflossen zonder in de toestand te verkeren dat zij hebben opgehouden te betalen.