ECLI:NL:RBROT:2020:7246

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
8493827 CV EXPL 20-1998
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en wettelijke rente door zorgverzekeraar

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 20 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Menzis Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde die in persoon procedeert. Menzis vordert betaling van een achterstallige zorgpremie van € 549,88, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 april 2020. De gedaagde heeft een zorgverzekering afgesloten bij Menzis en is verplicht om premie, eigen risico en eventuele niet-vergoede zorgkosten te betalen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 21 april 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord, repliek en dupliek.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet heeft betwist dat zij de verschuldigde premie moet betalen. De vordering van Menzis is dan ook toewijsbaar, met uitzondering van een hoger bedrag dat Menzis heeft gevorderd, waarvoor onvoldoende onderbouwing is gegeven. Daarnaast heeft Menzis aanspraak gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, welke ook zijn toegewezen. De gedaagde heeft bezwaar gemaakt tegen de proceskosten, maar de kantonrechter oordeelt dat de gedaagde zelf verantwoordelijk is voor het tijdig nakomen van de betalingsverplichtingen, ondanks een gemiste betaallink in maart 2020.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van Menzis vastgesteld op een totaal van € 844,09. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8493827 CV EXPL 20-1998
uitspraak: 20 augustus 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Menzis Zorgverzekeraar N.V.,
gevestigd te Wageningen,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Menzis’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 21 april 2020, met producties;
de conclusie van antwoord;
de conclusie van repliek;
de conclusie van dupliek.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
[gedaagde] heeft bij Menzis een zorgverzekering afgesloten zoals bedoeld in de Zorgverzekeringswet. Op grond van deze overeenkomst is [gedaagde] premie, eigen risico, eigen bijdrage en eventueel niet voor vergoeding in aanmerking komende maar wel voorgeschoten zorgkosten verschuldigd.

3..Het geschil

3.1
Menzis vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan Menzis van een bedrag van € 549,88, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 549,88 vanaf 21 april 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Menzis legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] haar betalingsverplichting voor de verzekeringspremie niet is nagekomen. De achterstand is inclusief rente en kosten opgelopen tot een bedrag van € 549,88.
3.3
[gedaagde] heeft op de vordering gereageerd. Op haar verweer wordt voor zover van belang in deze procedure in het navolgende ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] op grond van de zorgverzekeringsovereenkomst de door Menzis gevorderde premie moet betalen. De vordering is tot zover dan ook toewijsbaar.
4.2
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen zoals hierna is vermeld, omdat daartegen geen verweer is gevoerd. Voor toewijzing van een hoger bedrag zoals door Menzis gevorderd is geen wettelijke grondslag, althans daartoe heeft Menzis onvoldoende gesteld.
4.3
Menzis maakt eveneens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke vereisten is voldaan, zodat deze zullen worden toegewezen.
4.4
[gedaagde] maakt bezwaar tegen de door Menzis gevorderde proceskosten. De kantonrechter begrijpt het standpunt van [gedaagde] zo, dat Menzis niet zomaar mocht dagvaarden, omdat door de schuld van Menzis de betalingsregeling die [gedaagde] met Menzis had afgesproken is komen te vervallen. Bij iedere termijn stuurde Menzis een betaallink, behalve in maart 2020. Hierdoor heeft [gedaagde] niet kunnen betalen. [gedaagde] is het niet eens met de proceskosten die nu onnodig worden gemaakt door haar te dagvaarden na een fout van Menzis. Menzis stelt zich daarentegen op het standpunt dat ondanks dat zij betaallinks toezendt, [gedaagde] alsnog zelf verantwoordelijk is voor het tijdig nakomen van de betalingsregeling.
4.5
[gedaagde] stelt dat zij in maart 2020 geen link heeft ontvangen, maar zij heeft pas nadat op 21 april 2020 de dagvaarding is betekend contact opgenomen met GGN. De betaalregeling blijkt volgens het overzicht van Menzis een jarenlang lopende regeling waarin de betaling maandelijks plaatsvindt. [gedaagde] weet dus dat zij elke maand moet aflossen. Het lag daarom op haar weg om met GGN contact op te nemen of anders zelf de betaling te doen. Dat Menzis doorgaans een betaallink verstrekt is een extra service waarmee Menzis het betalen voor [gedaagde] makkelijker maakt. Dat Menzis in de maand maart 2020 de betaallink één keer niet aan [gedaagde] heeft verzonden maakt dan ook niet dat Menzis [gedaagde] niet op goede gronden heeft gedagvaard. [gedaagde] wordt om die reden als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan Menzis te betalen een bedrag van € 549,88, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over een bedrag van € 342,93 vanaf 21 april 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Menzis vastgesteld op € 499,- aan griffierecht, € 105,09 aan dagvaardingskosten en € 240,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645