ECLI:NL:RBROT:2020:7245

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
8231451 CV EXPL 19-53909
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op artikel 128 lid 3 Rv en de mogelijkheid tot aanvulling van verweer in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is op 14 augustus 2020 uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer 8231451 CV EXPL 19-53909. De eiser, handelend onder de naam [handelsnaam], heeft verweer gevoerd tegen de gedaagde partij, [gedaagde 1]. De procedure is gestart met dagvaarding op 12 december 2019, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder conclusies van antwoord en repliek. De kern van het geschil betreft de vraag of [gedaagde 1] haar verweer ten principale mocht aanvullen bij dupliek, nadat eerder verweer was gevoerd. Eiser stelde dat dit verweer tardief was en in strijd met de goede procesorde, maar de kantonrechter oordeelde dat het verweer niet onder de excepties van artikel 128 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering valt. De kantonrechter concludeerde dat [gedaagde 1] haar verweer mocht aanvullen, aangezien er al eerder verweer was gevoerd. De kantonrechter heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en heeft [eiser] in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op het nieuwe verweer van [gedaagde 1]. Tevens is [gedaagde 1] verzocht om ontbrekende producties aan te leveren, die essentieel zijn voor de beoordeling van de zaak. De verdere beslissingen in zowel de conventie als de reconventie zijn aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8231451 CV EXPL 19-53909
uitspraak: 14 augustus 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser] handelend onder de naam [handelsnaam],
wonende en zaakdoende te [plaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. R.L.M. Cox te Nijmegen,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde 1],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats gedaagde 3] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. A. Mao te Schiedam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser] ’ respectievelijk ‘ [gedaagde 1] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • de drie afzonderlijke exploten van dagvaarding van 12 december 2019, met producties;
  • de rolbeslissing van 14 februari 2020;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie, met producties;
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De beoordeling

2.1
[gedaagde 1] heeft eerst bij conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie onder punten 2 tot en met 5 verweer gevoerd ter zake de toepasselijkheid van de door [eiser] gestelde algemene voorwaarden (BOVAG).
2.2
[eiser] heeft vervolgens bij conclusie van dupliek in reconventie met een beroep op artikel 128 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gesteld dat dit nieuwe verweer tardief en in strijd met de goede procesorde is en derhalve gepasseerd dient te worden. Zij heeft in dat kader aangevoerd dat er geen sprake is van zodanige feiten en/of omstandigheden die een redelijke verklaring kunnen vormen voor het pas bij dupliek naar voren brengen van een nieuw verweer en dat zij geen gelegenheid heeft gehad om op het nieuwe verweer te reageren. Subsidiair verzoekt [eiser] in de gelegenheid gesteld te worden om alsnog op het nieuwe verweer te reageren.
2.3
De kantonrechter overweegt daaromtrent als volgt.
Artikel 128 lid 3 Rv bepaalt dat de gedaagde alle excepties en zijn antwoord ten principale tegelijk naar voren brengt, op straffe van verval van de niet aangevoerde excepties en, indien niet ten principale is geantwoord, van het recht om dat alsnog te doen. Volgens vaste rechtspraak zijn excepties in de zin van dit artikellid die verweren die ertoe strekken dat de rechter op grond van regels van processuele aard niet aan een beoordeling van de rechtsbetrekking in geschil zelf toekomt. Hierbij valt te denken aan onbevoegdheid van de rechter, dan wel nietigheid van de dagvaarding. Het verweer ter zake de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden is niet een dergelijke exceptie maar een zogeheten verweer ten principale. Het staat een partij vrij om een dergelijk verweer, indien enig verweer ten principale is gevoerd, - met inachtneming van de eisen van een goede procesorde - op een later moment in de procedure naar voren te brengen.
2.4
In het onderhavige geval stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde 1] in de conclusie van antwoord diverse principale verweren heeft gevoerd, zodat aan het vereiste van artikel 128 lid 3 Rv is voldaan en het [gedaagde 1] vrij stond bij conclusie van dupliek in conventie dat principaal verweer nog aan te vullen of uit te breiden, zoals zij heeft gedaan.
2.5
Het staat de kantonrechter vrij de wederpartij alsnog de gelegenheid te geven op die nieuwe stellingen of feiten in te gaan, tenzij zij oordeelt dat er sprake is van strijd met de goede procesorde. Van dit laatste is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake, gezien de stand waarin de procedure zich bevindt. [eiser] zal aldus op na te melden wijze in de gelegenheid worden gesteld op het hiervoor bedoelde nieuwe verweer van [gedaagde 1] te reageren, waarbij zij zich enkel tot dat verweer en de daarbij behorende productie dient te beperken.
2.6
Voorts merkt de kantonrechter op dat de producties 3, 4 en 5 waarnaar [gedaagde 1] in haar conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie uitdrukkelijk verwijst, ontbreken in het door de kantonrechter ontvangen schriftelijke exemplaar van de conclusie. [gedaagde 1] is bij e-mail van 16 juni 2020 van de griffier van deze rechtbank reeds verzocht de betreffende filmpjes in tweevoud aan te leveren op een usb-stick. Hierop is geen reactie meer ontvangen, noch is een usb-stick aangeleverd. [gedaagde 1] zal voor de laatste keer in de gelegenheid worden gesteld de betreffende usb-stick met producties 3,4 en 5 in het geding te brengen.
2.7
Iedere verdere beslissing in conventie en in reconventie wordt aangehouden.

3..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 9 september 2020 te 14.30 uurteneinde [eiser] in de gelegenheid te stellen zich schriftelijk uit te laten als onder de beoordeling bedoeld;
verwijst de zaak naar diezelfde rolzitting teneinde [gedaagde 1] in de gelegenheid te stellen de ontbrekende producties 3, 4 en 5 bij de conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie in de vorm van een usb-stick aan te leveren;
bepaalt dat de schriftelijke reacties in tweevoud ingestuurd dienen te worden en uiterlijk de dag vóór genoemde rolzitting om 12.00 uur ter griffie ontvangen dienen te zijn;
houdt iedere verdere beslissing aan;
in reconventie
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
735