Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 13 februari 2020;
- het proces-verbaal van het mondelinge antwoord van [gedaagde] ;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
2..De vaststaande feiten
3..De vordering
4..Het verweer
5..De beoordeling
Anders dan in het door Nationale Nederlanden overgelegde vonnis van de rechtbank Den Haag van 31 oktober 2019 betreft het hier voor Nationale Nederlanden intern beschikbare informatie, vallend binnen haar reguliere werkzaamheden. Die informatie is niet alleen intern bekend, maar het betreft ook nog eens gemakkelijk toetsbare informatie. Dat maakt dat het voor de hand ligt dat Nationale Nederlanden als verzekeraar dergelijke informatie gedurende het aanvraag-proces al raadpleegt. Dit geldt temeer omdat Nationale Nederlanden aan die informatie – zoals blijkt uit haar stellingen in deze procedure – veel gewicht hecht. Het is Nationale Nederlanden die ervoor gekozen heeft haar interne informatie niet bij aanvang van de verzekeringsovereenkomst te gebruiken, maar pas nadat een – daarvan volledig losstaande – melding is gedaan. Als Nationale Nederlanden ervoor gekozen zou hebben die kosten te maken gedurende het aanvraagproces, dan had zij die kosten niet op [gedaagde] kunnen verhalen. Dan waren het immers kosten die horen bij de normale bedrijfsvoering. Daarbij komt dat de keuze van Nationale Nederlanden (om niet aan de voorkant gebruik te maken van de haar intern bekende informatie, maar pas als er een schademelding wordt gedaan) ook betekent dat Nationale Nederlanden nu drie jaar lang premie van [gedaagde] heeft ontvangen, terwijl daar geen kosten tegenover hebben gestaan. Had Nationale Nederlanden ervoor gekozen die interne informatie eerder te raadplegen, dan zou zij – zo stelt zij zelf – de verzekeringsovereenkomst niet hebben gesloten (en dus geen premie hebben ontvangen). Onder die omstandigheden kan niet gezegd worden dat sprake is van redelijke kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid en schade, die Nationale Nederlanden geraakt hebben in haar vermogenspositie, zoals hiervoor onder 5.1 omschreven.