ECLI:NL:RBROT:2020:7239

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juni 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
8342150 CV EXPL 20-5950
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onjuiste mededeling bij het aangaan van een verzekeringsovereenkomst en de gevolgen voor vermogensschade

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. en een gedaagde, die in persoon procedeerde. De eiseres, Nationale Nederlanden, had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die een aansprakelijkheidsverzekering bij hen had afgesloten. De kern van het geschil betrof de vraag of de gedaagde onjuiste informatie had verstrekt bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst, wat Nationale Nederlanden ertoe bracht om de schadevergoeding te weigeren en de verzekering te beëindigen.

De procedure begon met een dagvaarding op 13 februari 2020, waarin Nationale Nederlanden vorderde dat de gedaagde € 532,- aan hoofdsom en € 96,56 aan buitengerechtelijke kosten zou betalen. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat de beëindiging van haar verzekering bij een andere maatschappij niet als een geweigerde verzekering kon worden beschouwd. De kantonrechter heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen.

In zijn beoordeling verwees de kantonrechter naar artikel 6:96 lid 2 c BW, dat bepaalt dat redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als vermogensschade kunnen worden aangemerkt. De rechter concludeerde dat Nationale Nederlanden niet aannemelijk had gemaakt dat de kosten die zij had gemaakt voor het vaststellen van de aansprakelijkheid redelijk waren, aangezien zij deze kosten had kunnen vermijden door eerder gebruik te maken van interne informatie. De kantonrechter wees de vordering van Nationale Nederlanden af en veroordeelde hen in de proceskosten, vastgesteld op nihil aan de zijde van de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8342150 \ CV EXPL 20-5950
uitspraak: 12 juni 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.,
woonplaats: Den Haag,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 13 februari 2020,
gemachtigde: mr. G.R.M. van den Assum,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen worden aangeduid als “Nationale Nederlanden” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 13 februari 2020;
  • het proces-verbaal van het mondelinge antwoord van [gedaagde] ;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1
Nationale Nederlanden heeft met [gedaagde] een aansprakelijkheidsverzekering gesloten.
2.2
[gedaagde] heeft op 28 juni 2018 bij Nationale Nederlanden met een beroep op deze verzekering een schademelding gedaan, met het verzoek de door [gedaagde] veroorzaakte schade te vergoeden.
2.3
Bij brief van 21 augustus 2018 heeft Nationale Nederlanden aan [gedaagde] laten weten de door haar veroorzaakte schade niet te zullen uitkeren. In de brief staat – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“Wij ontvingen op 25 juni 2018 uw schademelding op de aansprakelijkheidsverzekering. U meldde een schade aan het laminaat van de tegenpartij, [naam persoon] . Bij onderzoek naar deze schademelding hebben wij ook uw aanvraag voor deze verzekering bekeken. Gebleken is dat u bij de betreffende aanvraag in strijd met de wet heeft gehandeld. In deze brief leest u hoe wij tot dit standpunt zijn gekomen. Daarnaast wijzen we u op de gevolgen van uw handelen.
Wij keren de schade niet uit, beëindigen uw verzekeringen en nemen uw naam op in een aantal registers.
Waarom handelde u in strijd met de polisvoorwaarden en de wet?
Op 5 april 2017 sloot u een aansprakelijkheidsverzekering en woonverzekering af bij de ING. Wij stellen vast dat u bij het afsluiten van deze verzekeringen onjuiste informatie heeft verstrekt.
U heeft één vraag niet eerlijk beantwoord
Op het aanvraagformulier heeft u de volgende vraag met ‘nee’ beantwoord.
• “Heeft een maatschappij u een verzekering geweigerd of opgezegd, of zijn er beperkende voorwaarden of verhoogde premies aangekondigd dan wel verplicht gesteld?”.
2.4
In een brief van de advocaat van Nationale Nederlanden aan [gedaagde] van 22 juli 2019 staat – voor zover van belang – vermeld:
“Uit interne informatie van Delta Lloyd schadeverzekering NV., behorende tot de NN Group, blijkt dat op 10 juni 2016 uw verzekering bij OHRA B.V. (hierna te noemen: OHRA) is opgezegd in verband met het niet betalen van de premie.”

3..De vordering

Nationale Nederlanden heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 532,- aan hoofdsom en € 96,56 aan buitengerechtelijke kosten. Aan haar vordering heeft Nationale Nederlanden – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd dat [gedaagde] onrechtmatig jegens Nationale Nederlanden heeft gehandeld, door onjuiste informatie te verstrekken bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst. [gedaagde] dient de indirecte schade van € 532,- te vergoeden. Deze schade betreft de kosten die Nationale Nederlanden heeft moeten maken ter vaststelling van aansprakelijkheid.

4..Het verweer

[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe (kort gezegd) het volgende aangevoerd. Zij was verzekerd bij OHRA. Voor deze verzekering was zij jaarlijks premie verschuldigd. [gedaagde] wilde graag per maand betalen. De verzekering is vervolgens beëindigd, omdat [gedaagde] het jaarlijkse bedrag niet in een keer kon betalen. Het verzoek om een verzekering met maandelijkse betalingsverplichting is toen afgewezen. [gedaagde] ziet dit niet als een geweigerde verzekering, maar als een afwijzing van haar verzoek. Ook is [gedaagde] van oordeel dat Nationale Nederlanden dit onderzoek naar haar aanvraag voor een verzekering dient te verrichten bij het aangaan van de overeenkomst en niet pas als zij een schade meldt.

5..De beoordeling

5.1
Artikel 6:96 lid 2 c BW bepaalt dat als vermogensschade mede wordt aangemerkt de redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Vereist is dat, in de gegeven omstandigheden, de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren en dat de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn. De vergoeding strekt ertoe dat de benadeelde ook op het punt van de gemaakte kosten komt te verkeren in de vermogenspositie waarin hij zonder de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis zou hebben verkeerd.
5.2
Uit de brief zoals geciteerd onder 2.4 blijkt dat Nationale Nederlanden uit interne informatie bekend is geworden met het feit dat een eerdere verzekeraar van [gedaagde] de verzekering heeft opgezegd in verband met het uitblijven van betaling van de premies.
Anders dan in het door Nationale Nederlanden overgelegde vonnis van de rechtbank Den Haag van 31 oktober 2019 betreft het hier voor Nationale Nederlanden intern beschikbare informatie, vallend binnen haar reguliere werkzaamheden. Die informatie is niet alleen intern bekend, maar het betreft ook nog eens gemakkelijk toetsbare informatie. Dat maakt dat het voor de hand ligt dat Nationale Nederlanden als verzekeraar dergelijke informatie gedurende het aanvraag-proces al raadpleegt. Dit geldt temeer omdat Nationale Nederlanden aan die informatie – zoals blijkt uit haar stellingen in deze procedure – veel gewicht hecht. Het is Nationale Nederlanden die ervoor gekozen heeft haar interne informatie niet bij aanvang van de verzekeringsovereenkomst te gebruiken, maar pas nadat een – daarvan volledig losstaande – melding is gedaan. Als Nationale Nederlanden ervoor gekozen zou hebben die kosten te maken gedurende het aanvraagproces, dan had zij die kosten niet op [gedaagde] kunnen verhalen. Dan waren het immers kosten die horen bij de normale bedrijfsvoering. Daarbij komt dat de keuze van Nationale Nederlanden (om niet aan de voorkant gebruik te maken van de haar intern bekende informatie, maar pas als er een schademelding wordt gedaan) ook betekent dat Nationale Nederlanden nu drie jaar lang premie van [gedaagde] heeft ontvangen, terwijl daar geen kosten tegenover hebben gestaan. Had Nationale Nederlanden ervoor gekozen die interne informatie eerder te raadplegen, dan zou zij – zo stelt zij zelf – de verzekeringsovereenkomst niet hebben gesloten (en dus geen premie hebben ontvangen). Onder die omstandigheden kan niet gezegd worden dat sprake is van redelijke kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid en schade, die Nationale Nederlanden geraakt hebben in haar vermogenspositie, zoals hiervoor onder 5.1 omschreven.
5.3
De kantonrechter zal de vordering dan ook afwijzen.
5.4
Nationale Nederlanden wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil.

6..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eiseres in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagde vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
527