ECLI:NL:RBROT:2020:7236

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
600482 / HA RK 20-746
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter-plaatsvervanger in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 juli 2020 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van mr. J.A.P.M. van Meer-Wijtvliet, rechter-plaatsvervanger in een civiele procedure. Het wrakingsverzoek is ingediend door [naam verzoekster] op 30 juni 2020, terwijl de gewraakte gedragingen van de rechter zich hebben voorgedaan tijdens de zitting op 22 juni 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet tijdig is ingediend, aangezien verzoekster op de hoogte was van de feiten en omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag lagen op het moment van de zitting. De rechtbank overweegt dat de termijn voor het indienen van een wrakingsverzoek kort na de zitting had moeten zijn, en dat de acht dagen die verzoekster heeft gewacht, niet acceptabel zijn. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat, hoewel de communicatie tussen verzoekster en de rechter niet optimaal was, er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. Daarom heeft de rechtbank verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 600482 / HA RK 20-746
Beslissing van 29 juli 2020
op het verzoek van
[naam verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. R.A. Remport Urban,
strekkende tot wraking van:
mr. J.A.P.M. van Meer-Wijtvliet, rechter-plaatsvervanger in de rechtbank Rotterdam, team familie (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting met gesloten deuren van 22 juni 2020 is door de rechter van deze rechtbank behandeld de door verzoekster aanhangig gemaakte verzoekschriftprocedure betreffende onder meer vervangende toestemming om te verhuizen.
Die procedure draagt als kenmerk C/10/589910 / FA RK 20-325.
Bij brief van 30 juni 2020 heeft verzoekster een klacht ingediend tegen de rechter waarbij voorwaardelijk wraking van de rechter is verzocht.
De brief van 30 juni 2020 is door de president van de rechtbank aangemerkt als een wrakingsverzoek.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt:
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting;
- het wrakingsverzoek.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek van de rechter van 22 juli 2020 en van de schriftelijke reactie van verzoekster van 23 juli 2020 op het proces-verbaal van de zitting en op de reactie van de rechter.
Verzoekster en de rechter zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld.
Ter zitting met gesloten deuren van 24 juli 2020, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoekster, haar partner, de advocaat van verzoekster en de rechter. Verzoekster, haar advocaat en de rechter hebben ieder hun standpunt nader toegelicht.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
In de eerste plaats is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoekster bekend waren geworden zoals artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vereist.
2.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe het volgende. Verzoekster heeft aan haar verzoek tot wraking ten grondslag gelegd uitlatingen, gedragingen en beslissingen van de rechter bij gelegenheid van de zitting op 22 juni 2020. Verzoekster was, bijgestaan door haar advocaat, op die zitting tegenwoordig en heeft bij die gelegenheid kennis genomen van die uitlatingen, gedragingen en beslissingen.
Het is vaste jurisprudentie dat de zinsnede “zodra de feiten en omstandigheden bekend zijn” betekent dat een wrakingsverzoek dient te worden gedaan onmiddellijk na het bekend worden van de feitelijke grond tot wraking, waarbij een korte tijd voor beraad acceptabel is.
In dit geval is die termijn ruimschoots overschreden. De gewraakte gedragingen van de rechter hebben zich immers voorgedaan ter zitting van 22 juni 2020, terwijl de klacht die als een verzoek tot wraking is aangemerkt eerst is ingediend op 30 juni 2020.
2.3
Verzoekster heeft aangevoerd dat zij na de zitting meteen overleg heeft gevoerd met haar advocaat over een eventuele klacht of wrakingsverzoek. Zij heeft één á twee dagen de tijd genomen om er rustig over na te denken. Daarna heeft zij zelf een verslag gemaakt van de zitting zodat ze niet zou vergeten hoe het is gegaan. Vervolgens heeft zij de brief opgesteld. Het idee om een klacht dan wel wrakingsverzoek in te dienen was er vrij snel maar door drukte op haar werk en de drukke agenda van haar advocaat heeft het een aantal dagen geduurd voordat zij de brief heeft verzonden. De advocaat van verzoekster heeft aanvullend aangevoerd dat zij wegens haar drukke agenda verzoekster pas een aantal dagen na de zitting heeft kunnen spreken. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat er rekening mee moet worden gehouden dat verzoekster informatie over haar juridische positie moest opzoeken en tijd nodig had om de klachten te formuleren.
Naar het oordeel van de wrakingskamer rechtvaardigen deze omstandigheden en beweegredenen niet dat verzoekster de termijn, waarbinnen een wrakingsverzoek moet worden gedaan, heeft overschreden. Van verzoekster mocht worden verwacht dat zij het verzoek tot wraking binnen enkele dagen na de zitting van 22 juni 2020 deed. Het indienen van het verzoek na acht dagen kan niet worden aangemerkt als “zodra de feiten of omstandigheden bekend zijn geworden”.
2.5
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoekster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het wrakingsverzoek.
2.6
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer nog het volgende:
De wrakingskamer heeft de indruk gekregen dat de communicatie tussen verzoekster en de rechter op de zitting niet optimaal is geweest. Uit het proces-verbaal van de zitting en hetgeen door verzoekster is aangevoerd blijkt echter niet dat er objectief gezien sprake was van vooringenomenheid van de rechter. Hetgeen verzoekster aan haar wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd zou daarom, ook als het verzoek ontvankelijk was geweest, onvoldoende grond vormen voor het toewijzen van het verzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van
mr. J.A.P.M. van Meer-Wijtvliet.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.P.M. Jurgens, voorzitter, mr. M.G.L. de Vette en mr. W.J. Roos-van Toor, rechters. Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. M.G.L. de Vette uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juli 2020 in tegenwoordigheid van mr. M.L.F. de Leeuw, griffier en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
- [naam verzoekster] ;
- mr. R.A. Remport Urban;
- mr. J.A.P.M. van Meer-Wijtvliet
-