ECLI:NL:RBROT:2020:72

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 januari 2020
Publicatiedatum
7 januari 2020
Zaaknummer
C/10/567309 / HA ZA 19-110
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontslag uit hoofdelijke aansprakelijkheid voor hypotheek en medewerking aan verkoop woning na beëindiging relatie

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 8 januari 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een beschermingsbewindvoerder en een gedaagde. De eiseres, vertegenwoordigd door de beschermingsbewindvoerder, vorderde medewerking van de gedaagde aan het ontslag van de eiseres uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor een hypotheeklening op een woning die eigendom is van de gedaagde. De eiseres en gedaagde hebben een affectieve relatie gehad en hebben samen in de woning gewoond. Na de beëindiging van de relatie heeft de eiseres de woning verlaten, maar bleef zij hoofdelijk aansprakelijk voor de hypotheeklening. De eiseres heeft de gedaagde meerdere keren verzocht om de hypotheek over te sluiten, maar dit is niet gebeurd, mede door financiële problemen van de gedaagde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde zich heeft ingespannen om de bank te bewegen om de eiseres uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan, maar dat de bank hieraan nog geen medewerking heeft verleend. De rechtbank oordeelde dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de eiseres nog langer hoofdelijk aansprakelijk blijft voor de hypotheek, terwijl zij geen (mede)eigenaar van de woning is en de gedaagde met zijn nieuwe partner in de woning woont. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld om zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning en heeft een termijn van drie maanden gesteld voor het ontslag van de eiseres uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.

De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, ondanks het verzoek van de gedaagde om dit niet te doen, gezien de mogelijke onomkeerbare gevolgen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/567309 / HA ZA 19-110
Vonnis van 8 januari 2020
in de zaak van
[naam beschermingsbewindvoerder]
in hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder ex artikel 1:431 BW van
[eiseres],
wonende in [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat mr. E.B. van den Ouden te Oude-Tonge,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats gedaagde] , gemeente Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. W.H.J.W. de Brouwer te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [naam beschermingsbewindvoerder] q.q. en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 januari 2019 met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende eis in reconventie;
  • het tussenvonnis van 12 juni 2019;
  • de akte tot in het geding brengen van nadere producties, tevens wijziging van eis, alsmede conclusie antwoord in reconventie;
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 september 2019;
  • het faxbericht van mr. Van den Ouden van 18 september 2019 met opmerkingen over het proces-verbaal;
  • het verzoek van mr. F. Laros namens mr. De Brouwer van 9 oktober 2019 om vonnis te wijzen met daarbij een niet gedateerd tijdschema van [naam financieel adviseur] .
1.2.
Ter zitting heeft [gedaagde] de vordering in reconventie ingetrokken. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Mevrouw [eiseres] (hierna: [eiseres] ) en [gedaagde] hebben een affectieve relatie gehad en hebben vanaf maart 2005 samengewoond in de woning aan de [adres] in Pernis (hierna: de woning). De woning is eigendom van [gedaagde] .
2.2.
Op 15 juli 2010 is de hypotheeklening ten behoeve van de woning overgesloten voor een bedrag van € 170.322,-. [eiseres] is hoofdelijk medeschuldenaar van deze hypotheeklening. De woning is in 2010 getaxeerd op een waarde van € 170.000,-.
2.3.
Na de beëindiging van de relatie heeft [eiseres] de woning per 1 augustus 2016 verlaten.
2.4.
[eiseres] heeft [gedaagde] bij brieven van 15 en 23 oktober 2018 gesommeerd om ervoor te zorgen dat de hypothecaire geldlening wordt overgesloten, waarbij [eiseres] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wordt ontslagen.
2.5.
Bij e-mail van 31 oktober 2018 heeft de heer [naam financieel adviseur] (hierna: [naam financieel adviseur] ), financieel adviseur van [gedaagde] , het volgende geantwoord, voor zover relevant:
“[…] Wij zijn reeds geruime tijd bezig om de hypotheek en het eigendom van de woning op naam te zetten van de heer [gedaagde] .
Helaas hebben de heer [gedaagde] en mevrouw [eiseres] ook samen nog twee lopende kredieten lopen, waarop achterstand is opgelopen. Deze achterstanden staan ook geregistreerd in het BKR. Dit zorgt ervoor, dat Florius (ABN Amro Hypotheken Groep) nog geen medewerking hieraan heeft verleend.
Wij zijn nog in gesprek met Florius om hen hiertoe te bewegen om hieraan mee te werken. Kunt u de heer [gedaagde] nog tot 1 december 2018 de tijd geven dat Florius met een definitief antwoord komt?
De heer [gedaagde] doet er alles om dit te regelen, hij neemt daardoor de lening volledig over, zonder dat mevrouw [eiseres] hieraan meebetaalt. Doordat zij niet is blijven meebetalen aan de kredieten zijn ook de achterstanden ontstaan. […]”

3.Het geschil

3.1.
[naam beschermingsbewindvoerder] q.q. heeft na wijziging van eis, samengevat, het volgende gevorderd:
primair:
a. [gedaagde] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis te verplichten ervoor te zorgen dat de hypothecaire geldlening bij de ABN-Amro/Florius op zijn naam wordt overgezet, althans dat [gedaagde] wordt verplicht het hypotheekdeel van [eiseres] over te nemen, onder de verplichting c.q. voorwaarde dat [eiseres] ontslagen wordt uit de hoofdelijke aansprakelijkheid daarvan, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag, dan wel [gedaagde] te verplichten tot herfinanciering van die schulden over te gaan, met de bedoeling de uit die herfinanciering verkregen middelen te doen gebruiken om de hypothecaire schuld af te lossen teneinde [eiseres] uit de hoofdelijkheid te ontslaan, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag;
subsidiair:
b. voor het geval [gedaagde] niet in staat zou blijken om ervoor te zorgdragen dat [eiseres] ontslagen wordt uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake van de hypothecaire schuld:
[gedaagde] te veroordelen zijn volledige medewerking te verlenen aan de verkoop en de overdracht van de woning tegen een door [naam beschermingsbewindvoerder] q.q. geselecteerde woningmakelaar in redelijkheid te bepalen koopprijs, waarbij onder de medewerking aan de verkoop mede moet worden begrepen:
het meewerken en betalen aan de plaatsing van advertenties in de krant van de makelaar, een bord in de tuin en affiches op de ramen;
het meedoen en meewerken aan Open Huizen dagen en bezichtigingen;
het tekenen van het koopcontract en de leveringsakte;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag;
en voor het geval [gedaagde] weigerachtig blijft de hierboven genoemde medewerking te verlenen, te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van een tot levering van de woning bestemde akte, gelet op het bepaalde in artikel 3:17 BW en artikel 3:300 lid 2 BW, op 24 uur maar in elk geval op maximaal twee dagen;
c. [gedaagde] te verplichten om alle verplichtingen uit hoofde van de hypothecaire geldlening vanaf de datum van uiteengaan van partijen als eigen schuld te voldoen en [eiseres] te vrijwaren uit iedere verplichting daarvan, en alle lasten en kosten van de voormalige gezamenlijke woning voor zijn rekening te nemen tot aan het moment dat [eiseres] niet langer aansprakelijk is voor de betaling van voornoemde verplichtingen;
d. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, inclusief de kosten van de onder b. genoemde makelaar.
3.2.
[naam beschermingsbewindvoerder] q.q. heeft haar vordering primair gebaseerd op nakoming van de tussen [eiseres] en [gedaagde] gemaakte afspraak dat [gedaagde] zou zorgdragen voor overzetting van het hypotheekdeel van [eiseres] naar [gedaagde] en dat [eiseres] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wordt ontslagen. Subsidiair heeft [naam beschermingsbewindvoerder] q.q. aan haar vordering ten grondslag gelegd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiseres] hoofdelijk verbonden blijft aan de hypotheek terwijl [gedaagde] met zijn nieuwe partner het volledig gebruik en genot van de woning heeft en houdt en financieel in staat moet worden geacht om het hypotheekdeel van [eiseres] over te nemen. [naam beschermingsbewindvoerder] q.q. heeft gesteld dat de hypotheek de aanvraag van de WSNP blokkeert zodat [eiseres] niet verder kan met haar leven.
3.3.
[gedaagde] betwist dat er een contractuele relatie tussen partijen bestaat die grondslag biedt voor de vorderingen van [naam beschermingsbewindvoerder] q.q.. [gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiseres] geen (mede)eigenaar is van de woning, zodat [naam beschermingsbewindvoerder] q.q. geen verkoop kan vorderen van een gezamenlijk aandeel in de woning. [gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat [naam beschermingsbewindvoerder] q.q. geen recht en belang heeft bij toewijzing van haar vorderingen, omdat [gedaagde] zijn best doet om [eiseres] te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en dat hem niet kan worden tegengeworpen dat dit nog niet is gelukt. Voor zover de vorderingen van [naam beschermingsbewindvoerder] q.q. worden toegewezen, verzoekt [gedaagde] het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, gezien de indringende en mogelijk onomkeerbare gevolgen die uitvoerbaarverklaring bij voorraad teweeg kunnen brengen.

4.De beoordeling

4.1.
[naam beschermingsbewindvoerder] q.q. heeft primair gesteld dat partijen bij de beëindiging van hun relatie zijn overeengekomen dat [gedaagde] ervoor zou zorgen dat [eiseres] ontslagen zou worden uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. [gedaagde] heeft betwist dat partijen dit hebben afgesproken. Gelet op deze betwisting, had het op de weg van [naam beschermingsbewindvoerder] q.q. gelegen om haar stelling nader te onderbouwen. Dit heeft zij nagelaten, zodat niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde] op basis van een overeenkomst met [eiseres] gehouden is zorg te dragen voor het ontslag van
[eiseres] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid.
4.2.
Subsidiair heeft [naam beschermingsbewindvoerder] q.q. haar vordering gebaseerd op de beperkende werking van de redelijkheid en de billijkheid.
De redelijkheid en de billijkheid brengen met zich mee dat partijen als hoofdelijk schuldenaren en voormalige partners over en weer rekening dienen te houden met elkaars belangen. Vast staat dat [gedaagde] altijd enig eigenaar is geweest van de woning waarop de hypotheek rust, waarvoor [eiseres] zich hoofdelijk heeft verbonden. [eiseres] woont sinds augustus 2016 niet meer in de woning, terwijl [gedaagde] hier nog altijd woont, inmiddels met zijn huidige echtgenote. Het belang van [gedaagde] is er in gelegen de huidige situatie te handhaven, waarbij hij en zijn echtgenote in de woning kunnen blijven wonen en de hypothecaire lening kan worden voortgezet, aangezien het hem nog niet is gelukt de hypotheek over te sluiten met ontslag van [eiseres] uit de hoofdelijkheid. Hiertegenover staat het belang van [eiseres] om, na twee jaar beschermingsbewind, een aanvang te maken met een schuldhulpverleningstraject via de gemeente, zodat zij op termijn schuldenvrij zal zijn en verder kan met haar leven. [naam beschermingsbewindvoerder] q.q. heeft genoegzaam onderbouwd dat de hoofdelijke gebondenheid aan de hypotheek hieraan in de weg staat.
4.3.
[gedaagde] onderkent het belang van [eiseres] en heeft gesteld dat hij zich heeft ingespannen om de bank te bewegen [eiseres] uit de hoofdelijkheid te ontslaan, maar dat de bank hieraan vooralsnog geen medewerking heeft willen verlenen. [naam financieel adviseur] heeft zowel ter zitting als in het door hem opgestelde tijdschema bevestigd dat meermaals is getracht tot een oplossing met de bank te komen, maar dat dit niet is gelukt vanwege inkomenstechnische redenen. [naam financieel adviseur] heeft ook verklaard dat gezien de forse waardestijging van de woning het mogelijk moet zijn om het lopende krediet van de echtgenote van [gedaagde] op te nemen in de lopende hypotheek en dat de bank hier in beginsel welwillend tegenover staat, mits de betalingen van de achterstanden in lopende kredieten positief verlopen. [naam financieel adviseur] heeft de verwachting uitgesproken dat dit tot einde 2019 kan duren.
4.4.
Gelet op het feit dat [gedaagde] bereid is gebleken zijn medewerking te verlenen aan het overzetten van de hypothecaire geldlening op zijn naam en te bewerkstelligen dat [eiseres] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, maar de bank tot op heden niet bereid is hieraan medewerking te verlenen, wordt geoordeeld dat [naam beschermingsbewindvoerder] q.q. geen belang heeft bij haar primaire vordering. Deze vordering kan daarom niet worden toegewezen.
4.5.
[naam beschermingsbewindvoerder] q.q. heeft subsidiair gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en de overdracht van de woning. Hiervoor is slechts aanleiding als geoordeeld wordt dat het ex artikel 6:2 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiseres] nog langer hoofdelijk aansprakelijk blijft voor de hypothecaire schuld, terwijl zij geen (mede-) eigenaar is van de woning.
De formulering “naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar” brengt tot uitdrukking dat de rechter bij toepassing van dit artikel de nodige terughoudendheid moeten betrachten.
4.6.
Vaststaat dat de relatie van partijen reeds ruim drie jaar is geëindigd en dat de woning waarop de hypotheek rust, altijd van [gedaagde] is geweest, die daar tot op heden woont. Zowel [gedaagde] en zijn echtgenote hebben inkomsten en er is sprake van een waardestijging van de woning, zodat verwacht mag worden dat [gedaagde] en zijn echtgenote in staat zullen zijn andere huisvesting te zoeken in geval van verkoop van de woning. Hiertegenover staat dat [eiseres] het risico loopt aangesproken te worden door de bank, wat niet denkbeeldig is, aangezien er achterstanden zijn ontstaan in de aflossing van andere kredieten, en dat [eiseres] wordt belemmerd in het deelnemen aan een schuldhulpverleningstraject in het kader van haar onderbewindstelling. Daarbij komt nog dat aan de hoofdelijke verbondenheid van [eiseres] geen voordelen zijn verbonden. Zij heeft niet het woongenot van de woning en profiteert niet mee van de gerealiseerde waardestijging.
Onder deze omstandigheden is het laten voortduren van de bestaande situatie voor [eiseres] naar het oordeel van de rechtbank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Dit betekent dat [gedaagde] veroordeeld zal worden om zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, zoals hierna vermeld. De medegevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd, zoals in het dictum vermeld. Aangezien niet uit te sluiten valt, gelet op hetgeen [naam financieel adviseur] heeft verklaard, dat de bank op korte termijn alsnog medewerking zal verlenen, zal [gedaagde] nog een periode van drie maanden worden gegund om te bewerkstelligen dat de bank [eiseres] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid zal ontslaan.
4.7.
[gedaagde] heeft verzocht een toewijzend vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, gelet op de mogelijk onomkeerbare gevolgen hiervan. Gelet op het belang van
[eiseres] bij ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en het feit dat [gedaagde] nog een termijn van drie maanden na betekening van dit vonnis heeft om te bewerkstelligen dat
[eiseres] alsnog uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wordt ontslagen, zal aan het verzoek van [gedaagde] voorbij worden gegaan en zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullende proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
stelt [gedaagde] in de gelegenheid om bij de ABN Amro/Florius te bewerkstelligen dat [eiseres] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de nakoming van de verplichtingen uit de hypothecaire geldlening, behorende bij de woning aan de [adres] in Pernis Rotterdam;
en, voor het geval dat [gedaagde] er niet in slaagt om aan het onder 5.1. genoemde te voldoen binnen drie maanden na betekening van dit vonnis:
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om zijn volledige medewerking te verlenen aan de verkoop en de daarop volgende overdracht van zijn woning aan de [adres] in Pernis Rotterdam, tegen een in redelijkheid door een makelaar, die wordt geselecteerd door [naam beschermingsbewindvoerder] q.q. in samenspraak met [gedaagde] , te bepalen koopprijs, waarbij onder de medewerking aan de verkoop mede moet worden begrepen:
het meewerken en betalen aan de plaatsing van advertenties in de krant van de makelaar, een bord in de tuin en affiches op de ramen;
het meedoen met en meewerken aan Open Huizen-dagen en bezichtigingen;
het tekenen van het koopcontract en de leveringsakte;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van 250,- per dag dat niet aan de vordering wordt voldaan, met een maximum van € 50.000,-;
5.3.
bepaalt dat deze uitspraak met ingang van de dag, gelegen 6 maanden na betekening van dit vonnis, in de plaats treedt van een tot levering van voornoemd registergoed aan de [adres] in Pernis Rotterdam, sectie B nr. 3485, groot twee are en zeventien centiare, bestemde akte, als [gedaagde] niet meewerkt aan de veroordelingen in 5.2;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. den Hollander en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2020.2474/2872