In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 22 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met twee anderen ongeveer 25 kilo heroïne voorhanden had. De heroïne was versneden, opnieuw samengeperst en verdeeld over 109 kleinere blokken, wat een significante bijdrage aan de illegale drugshandel en de daarmee gepaarde criminaliteit impliceert. De rechtbank heeft in haar overwegingen zwaar meegewogen dat deze activiteiten plaatsvonden in een woning waar vier minderjarige kinderen verbleven, wat de ernst van de feiten vergroot. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden, zoals door de officier van justitie was geëist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met zijn medeverdachten, zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, die zijn bewezen verklaard op basis van overtuigend bewijs, waaronder verklaringen van medeverdachten en forensisch bewijs. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachten kritisch beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat er voldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte en zijn medeverdachten vast te stellen. De rechtbank heeft ook de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en heeft geoordeeld dat een aanzienlijke gevangenisstraf passend is.