In deze zaak heeft eiser, handelend onder de naam [handelsnaam 1], een vordering ingesteld tegen gedaagde, handelend onder de naam [handelsnaam 2], wegens een onbetaalde factuur voor geleverde diensten. Eiser vordert een bedrag van € 4.828,49 aan hoofdsom, € 165,09 aan verschenen rente en € 724,27 aan buitengerechtelijke kosten. Eiser stelt dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst die via WhatsApp is gesloten. Gedaagde heeft de verschuldigdheid van de hoofdsom niet betwist, maar heeft een reconventionele vordering ingesteld, waarin hij stelt dat eiser hem schade heeft berokkend ter hoogte van € 7.293,24. Deze schade betreft onder andere kosten voor werkmaterialen en leasekosten van een auto voor een werknemer die niet succesvol was.
De kantonrechter heeft de vordering van eiser in conventie toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, die lager zijn dan gevorderd. De wettelijke handelsrente is eveneens toegewezen. In reconventie heeft de kantonrechter de vordering van gedaagde afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. E.A. Vroom op 17 juli 2020.