Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- de dagvaarding, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek, met producties;
- de akte van [eiser] .
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
restantbedrag terug te geven, hetgeen er toch bepaaldelijk op duidt dat een deel van geld was gerestitueerd. Dat vindt ook bevestiging in de in deze e-mail gedane mededeling dat ‘het geld nodig is voor de begrafenis’ en dat ‘wij dat
voor de huidige Euro 5.000niet gaan redden’. Dat wordt in diezelfde e-mail dan nog tot twee maal toe herbevestigd, daar waar [eiser] [gedaagde] immers maant ‘het geld niet
verderonder zich te houden’ en hij haar verzoekt ‘een envelop met
de ontbrekende Euro 5.000de komende dagen a.u.b. in de bus’ te gooien. Volgens de door [gedaagde] bij conclusie van dupliek als productie B1 in het geding gebrachte WhatsApp-correspondentie heeft [eiser] [gedaagde] voorts op 3 november 2018 (opnieuw) geschreven dat zij ‘ons allemaal een plezier kan doen door
de restvan het geld dat ze onder zich houdt in de brievenbus te gooien’ en ook in zijn e-mail van 11 november 2018 (zie hiervoor 2.7) maant [eiser] [gedaagde] niet om het hele bedrag van € 10.000,- terug te geven maar verzoekt hij haar (opnieuw) ‘
de restvan het geld’ te restitueren. Gelet op al deze uitlatingen, die door [eiser] niet op een enkele dag maar in de loop van enkele weken zijn gedaan, is zijn enkele betwisting van de stelling van [gedaagde] dat zij het bedrag van € 5.000,- conform haar toezegging in de woning van de vader van [eiser] heeft achtergelaten, ontoereikend om te kunnen opwegen tegen dit verweer van [gedaagde] . De kantonrechter houdt het er dan ook voor dat [gedaagde] deze toezegging gestand heeft gedaan en verwerpt van het andersluidende standpunt van [eiser] .