ECLI:NL:RBROT:2020:7164

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2020
Publicatiedatum
13 augustus 2020
Zaaknummer
10/114022-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en mishandeling in supermarkt met mes

Op 14 augustus 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 24 april 2020 in een supermarkt in Rotterdam een beveiliger heeft aangevallen. De verdachte, gewapend met een groot mes, keerde terug naar de supermarkt na een eerder voorval. Tijdens deze confrontatie heeft hij de beveiliger meerdere vuistslagen gegeven en met het mes stekende bewegingen in de richting van de hals en het bovenlichaam van de beveiliger gemaakt. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte opzettelijk was en gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, wat leidde tot een veroordeling voor poging doodslag en mishandeling. De officier van justitie had vrijspraak voor poging doodslag geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een alcoholverbod. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn alcoholgebruik en eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/114022-20
Datum uitspraak: 14 augustus 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. Y.M. Schrevelius, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 juli 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P.I. Wijnands heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 implicieit primair (poging doodslag) ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 impliciet subsidiair (poging zware mishandeling) en 2 (mishandeling) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van alle bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4..Beoordeling

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 2)
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering (feit 1)
Standpunt officier van justitie
Het handelen van de verdachte, waaronder het steken met een fors mes richting de hals van aangever, maakt dat bij de verdachte sprake was van opzet op het raken van en vervolgens toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. Het impliciet subsidiair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft verklaard dat hij niet de bedoeling had aangever te raken, maar dat hij hem slechts wilde afschrikken. De raadsvrouw concludeert tot vrijspraak. Weliswaar volgt uit de verklaring van aangever en beide getuigen dat de verdachte stekende bewegingen in de richting van aangever heeft gemaakt, maar deze werd niet geraakt en gelet op de afstand kon hij ook niet geraakt worden. Het handelen van de verdachte kan niet worden gezien als een begin van uitvoering van een voorgenomen delict als doodslag of zware mishandeling. Van opzet bij de verdachte op het doden of toebrengen van ernstig letsel is geen sprake, wat moet leiden tot vrijspraak.
Beoordeling
Uit de eigen verklaring van de verdachte volgt dat hij met een fors mes meermalen dreigende bewegingen richting de hals en het bovenlichaam van aangever [naam slachtoffer] heeft gemaakt. Uit de overige bewijsmiddelen volgt bovendien dat de verdachte van nabije afstand bovenhandse en onderhandse steekbewegingen richting aangever heeft gemaakt. Dit handelen van de verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht geweest op - en geschikt tot - het toebrengen van dodelijk letsel bij aangever, dat dit opzettelijk is geweest. Het is immers slechts aan het handelen van aangever (ontwijken van de steken en het vastgrijpen van verdachte) en ingrijpen van omstanders te danken dat de verdachte aangever niet met het mes heeft geraakt en aldus dodelijk letsel zou hebben toegebracht. Anders dan de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen is.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 24 april 2020 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes meermalen heeft gestoken in de richting van de hals enhet bovenlichaam van die [naam slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 24 april 2020 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] (meermalen) te stompen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..Poging doodslag

2..Mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Na een eerder voorval tussen verdachte en een beveiliger in een supermarkt is verdachte, gemaskerd en gewapend met een (groot) mes terug gegaan naar de supermarkt. Daar is het opnieuw tot een confrontatie gekomen tussen verdachte en de beveiliger. Daarbij heeft de verdachte zonder enige aanleiding de beveiliger een aantal vuistslagen gegeven en heeft hij vervolgens met een fors (vlees)mes van korte afstand gerichte stekende bewegingen richting de hals en het bovenlichaam van de beveiliger gemaakt. Uitsluitend door toedoen van adequaat handelen van de beveiliger en omstanders heeft de verdachte de beveiliger geen dodelijk letsel kunnen toebrengen.
Met zijn handelen heeft de verdachte ten overstaan van winkelend publiek buitensporig geweld gebruikt tegen een beveiliger in de supermarkt die gewoon eerder zijn werk had gedaan tijdens een conflict tussen verdachte en twee andere personen. Niet alleen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de beveiliger, ook heeft hij, in elk geval bij de getuigen in de winkel, algemene gevoelens van onveiligheid versterkt.
Uit de verklaring van de beveiliger ter zitting volgt dat hij, ook na enkele maanden tijdsverloop, in zijn werk als beveiliger nog dagelijks hinder ondervindt van de gevolgen van het zeer agressieve handelen van de verdachte.
Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op de volgende feiten en omstandigheden
In de eerste plaats is gelet op de LOVS-oriëntatiepunten en straffen die in min of meer vergelijkbare zaken worden opgelegd.
In het nadeel van de verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat hij buitengewoon agressief gedrag heeft vertoond binnen de hierboven geschetste kaders, waaruit volgt dat er geen enkele reële aanleiding was voor deze geweldsuitbarsting van zijn kant.
Eveneens in het nadeel van de verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat hij een beveiliger heeft aangevallen die was belast met het toezicht op een ordentelijk verloop in en om de winkel. Dit bovendien in aanwezigheid van meerdere (ook minderjarige) omstanders. De verdachte heeft zich aan dit alles kennelijk niets gelegen laten liggen en de rechtbank rekent hem dat aan.
De rechtbank heeft verder in hhet nadeel van verdachte meegewogen dat hij eerder is veroordeeld voor een geweldsfeit. Dit blijkt uit het uittreksel van de justitiële documentatie over verdachte.
Uit het op 2 juli 2020 door Reclassering Nederland, unit Zuid-West opgemaakt rapport volgt dat het alcoholgebruik van de verdachte een grote invloed op het feit heeft gehad. Alcoholgebruik en het ontbreken van een zinvolle dagbesteding zijn risicofactoren voor verdachte. De huisvesting en de relatie met zijn partner worden als beschermende factoren voor hem gezien. De kans op recidive en op letselschade wordt als gemiddeld ingeschat. Het advies is een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden
  • een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling bij Antes voor de duur van de proeftijd (of zoveel korter als nodig) met de mogelijkheid van een klinische opname, met daarnaast
  • een alcoholverbod,
  • meewerken aan controle op alcoholgebruik en
  • een inspanningsverplichitng om een dagbesteding of betaalde baan te vinden en die te behouden.
De rechtbank kan zich geheel vinden in het advies van de reclassering en zal daarom een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf - ook al omdat zij komt tot een zwaardere kwalificatie van het bewezen verklaarde - onvoldoende recht doen aan de grote ernst van de feiten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen gevangenisstraf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 impliciet primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot zes (6) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van alcohol en/of verdovende middelen, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek en/of het dragen van een alcoholband, gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk vindt;
3. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Antes of een soortgelijke instelling voor zijn alchololproblematiek, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaar verantwoord vindt met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken;
4. de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van een betaalde baan en/of zinvolle dagbesteding gedurende de proeftijd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. A.M.G. van de Kragt en M.J.M. van Beckhoven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Empelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 augustus 2020.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 24 april 2020 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met een mes een of meermaal heeft gestoken naar en/of in de richting van de hals en/of het bovenlichaan van die [naam slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 april 2020 te Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door dreigend een mes te tonen aan die [naam slachtoffer] en/of met dat mes een of meer stekende bewegingen te maken naar en/of in de richting van (de hals en/of het bovenlichtaam van) die [naam slachtoffer] ;
2
hij op of omstreeks 24 april 2020 te Rotterdam
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] (meermalen) te stompen en/of te slaan.