Uitspraak
1..De procedure
- de dagvaarding van 22 maart 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de oproepingsbrief van de rechtbank van 24 juli 2019;
- de brief d.d. 13 december 2019 van mr. van den Brekel voornoemd, met een aankondiging van onttrekking als advocaat en vermindering van eis;
- de brief van [naam eiser] d.d. 16 december 2019;
- de fax van het EMC d.d. 17 december 2019;
- de fax van de rechtbank aan partijen d.d. 17 december 2019;
- het proces-verbaal van comparitie van 18 december 2019, alsmede de samenvatting die [naam eiser] bij die gelegenheid heeft voorgelezen, met daarbij een e-mailbericht;
- de akte vermindering van eis van 18 december 2019;
- de brief van [naam eiser] van 7 januari 2020;
- de brief van het EMC van 7 januari 2020;
- de mededeling van de rechtbank van 20 januari 2020 dat het verzoek om de zaak aan te houden wordt afgewezen en dat vonnis zal worden gewezen;
- de brief van [naam eiser] van 28 januari 2020 naar aanleiding van het proces-verbaal van 18 december 2019;
- de brief van [naam eiser] van 28 april 2020, de brief van het EMC van 1 mei 2020 en de mededeling van de rechtbank dat het vonnis niet eerder uitgesproken wordt dan 20 mei 2020;
- de brief van [naam eiser] van 15 mei 2020, strekkende tot aanhouding, en de mededeling van EMC dat geen reden bestaat tot aanhouding.
2..De feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
Ontvanger/Bos). Geestelijk letsel kan in beginsel pas worden aangenomen als er sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld (HR 22 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5356,
Taxibus). Niet gesteld of gebleken is dat die situatie zich hier voordoet.
EBIen HR 19 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:1278,
Mijnbouwschade). Zoals hiervoor overwogen, acht de rechtbank het voorstelbaar dat hetgeen hiervoor onder 2.17 is vastgesteld voor [naam eiser] een vervelende en zelfs een vernederende ervaring is geweest en daardoor ook nadelige gevolgen voor [naam eiser] heeft gehad. De aard en ernst en van de normschending en de gevolgen rechtvaardigen echter niet dat de gestelde aantasting van de persoon zonder meer kan worden aangenomen.