ECLI:NL:RBROT:2020:715

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
10/996605-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijk leidinggeven aan valsheid in geschrift door rechtspersonen en schending van de plicht gegevens te verstrekken

Op 28 januari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van feitelijk leidinggeven aan valsheid in geschrift door de rechtspersonen NPR en WW, en van het opzettelijk niet verstrekken van relevante gegevens in het kader van aanvragen voor uitkeringen onder de Werkloosheidswet en de Toeslagenwet. De verdachte had blanco kwitanties laten tekenen door werknemers, die vervolgens door hem werden ingevuld met bedragen die niet overeenkwamen met de daadwerkelijk uitbetaalde lonen. Dit leidde tot valsheid in de loonadministratie van de betrokken rechtspersonen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk had gehandeld en dat hij wist dat de gegevens van belang waren voor de vaststelling van zijn recht op uitkeringen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank weegt hierbij de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had doelbewust en structureel leiding gegeven aan het opmaken van een valse bedrijfsadministratie, wat schade toebracht aan het vertrouwen in het sociale zekerheidsstelsel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996605-15
Datum uitspraak: 28 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Turkije) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] , raadsman mr. I.A. Groenendijk, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 11 oktober 2017, 11 april 2018,
10 december 2019 en 14 januari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. V.E. Broeders heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Feitelijk leidinggeven aan valsheid in geschrift (feit 1)
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat de (als uitzendkrachten) bij [naam rechtspersoon 1] (hierna: “NPR”) en [naam rechtspersoon 2] (hierna “WW”) in dienst zijnde loonstroken kregen die steeds betrekking hadden op een periode van vier weken. Deze werknemers kregen wekelijks een contante loonbetaling die gelijk was aan het aantal gewerkte uren van die week maal het loon conform de cao.
In de vierwekelijkse periode waarop een loonstrook betrekking had, kregen de hiervoor bedoelde werknemers dus in totaal vier wekelijkse contante betalingen. Die betalingen kwamen niet volledig overeen met de bedragen die op de loonstroken stonden vermeld.
Om deze verschillen administratief kloppend te maken, lieten NPR en WW de desbetreffende werknemers blanco kwitanties tekenen. Daarop werd dan achteraf het verschil tussen het bedrag op de loonstrook en het saldo van de vier wekelijkse contante betalingen ingevuld. Dat bedrag werd circa een week na de vier contante betalingen, feitelijk aan de werknemers uitbetaald. Op die manier hadden deze werknemers precies ontvangen wat ze conform de loonstroken zouden moeten krijgen. De werknemers konden aan de hand van de loonstroken zien op welke bedragen zij recht hadden. De blanco kwitanties werden naderhand door de verdachte ingevuld en aan de desbetreffende loonstrook geniet. Vakantiegeld is altijd uitbetaald, met uitzondering van de periode kort voor het faillissement van NPR. De verdediging stelt, op grond van het voorgaande, dat vrijspraak dient te volgen voor feit 1.
4.1.2.
Beoordeling
Blanco kwitanties
De verklaring van de verdachte op de zitting met betrekking tot blanco kwitanties vindt geen steun in het strafdossier en is ongeloofwaardig. Vooropgesteld zij dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven waarom de (als uitzendkrachten werkzame) werknemers vóóraf blanco kwitanties moesten tekenen en waarom er niet bij de feitelijke betaling van het verschil tussen het bedrag op de loonstrook en het saldo van de vier wekelijkse contante betalingen een kwitantie daarvan kon worden opgemaakt en volledig kon worden ingevuld. De verdachte voorgestelde werkwijze is op zichzelf al onlogisch en ongeloofwaardig. Zijn verklaring strookt bovendien ook niet met wat de desbetreffende werknemers daarover hebben verklaard. Geen van deze werknemers spreekt over extra betalingen naast de wekelijkse (of maandelijkse) betalingen, waarbij het verschil tussen de loonstrook en de betalingen achteraf zou zijn uitbetaald. Dat de werknemers, zoals de verdachte verklaart, aan de hand van hun loonstroken konden vaststellen dat zij betaald hadden gekregen waar zij recht op hadden, vindt evenmin steun in het dossier. Het merendeel van de gehoorde werknemers verklaart dat zij geen loonstroken kregen. Dat wordt bevestigd door getuige [naam getuige 1] , die verklaart dat de werknemers c.q. uitzendkrachten geen loonstroken kregen bij de uitbetalingen. De gehoorde werknemers [naam werknemer 1] en [naam werknemer 2] - die (op enig moment) wel loonstroken hebben gekregen - verklaren ook dat zij niet feitelijk uitbetaald hebben gekregen wat er op die loonstroken stond. Getuige [naam getuige 2] verklaart verder dat hij het bedrag op de kwitantie achter zijn loonstrook over periode 4 in 2012 nooit heeft ontvangen. Ook dit ontkracht de verklaring van de verdachte.
De aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelen bieden voldoende wettig en overtuigend bewijs dat NPR en WW blanco kwitanties lieten tekenen door de in de tenlastelegging genoemde werknemers c.q. uitzendkrachten en dat zij de daarop (achteraf) ingevulde bedragen, zijnde het verschil tussen het bedrag op de loonstroken en de feitelijke contante betalingen aan de uitzendkrachten, nooit daadwerkelijk aan de uitzendkrachten hebben uitbetaald.
Door deze (niet met de waarheid overeen stemmende) kwitanties aan de loonstroken te hechten en dit samenstel van geschriften vervolgens op te nemen in hun administratie hebben NPR en WW hun loonadministratie valselijk opgemaakt.
De rechtbank leidt uit deze handelwijze ook af dat de kwitanties bedoeld zijn geweest om jegens derden, waaronder het UWV en de Belastingdienst, te bewijzen dat de bedrijfsvoering van NPR en WW op orde was, met name dat de op de in loonadministratie opgenomen loonstroken en kwitanties vermelde bedragen daadwerkelijk aan de desbetreffende werknemers waren betaald, zulks terwijl dit laatste in werkelijkheid niet het geval was.
Vakantiegeld
Alle in de tenlastelegging genoemde werknemers c.q. uitzendkrachten hebben verklaard dat zij het vakantiegeld niet (volledig) hebben ontvangen. Het merendeel verklaart zelfs in het geheel nooit vakantiegeld te hebben ontvangen. De verklaring van de verdachte hieromtrent - dat het vakantiegeld grotendeels is betaald - is daarom ongeloofwaardig.
Loonstroken [naam medeverdachte 1]
Uit artikel 7:627 van het Burgerlijk Wetboek volgt het arbeidsrechtelijke principe ‘geen arbeid, geen loon’. Nu medeverdachte [naam medeverdachte 1] zelf heeft verklaard dat zij nooit een dag heeft gewerkt voor NPR en dat zij nooit loon heeft ontvangen, vloeit daaruit voort dat zij geen recht had op loon en dat haar loonstroken die zijn aangetroffen in de administratie van NPR, per definitie, vals zijn.
Feitelijk leidinggeven
De verdachte heeft verklaard dat hij feitelijk leidinggever was van zowel NPR als WW en dat hij verantwoordelijk was voor de gehele bedrijfsadministratie van beide rechtspersonen. Deze verklaring vindt ook steun in het dossier. De rechtbank acht derhalve bewezen dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de tenlastegelegde gedragingen van NPR en WW.
Medeplegen
Nu de medeverdachte [naam medeverdachte 2] is vrijgesproken van het te zijnen aanzien onder 1
tenlastegelegde en het dossier geen aanknopingspunten bevat voor overige personen met wie de verdachte het onderhavige feit zou hebben medegepleegd, zal de verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Valsheid in geschrift en schending plicht gegevens te verstrekken (feit 2)
4.1.3.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft in de tenlastegelegde periode geen gezamenlijke huishouding gevoerd met zijn partner mevrouw [naam medeverdachte 1] . Daarom is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte valsheid in geschrifte heeft gepleegd en dat de verdachte nalatig is geweest in het verstrekken van gegevens. Derhalve dient vrijspraak te volgen.
4.1.4.
Beoordeling
Uit het dossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting volgt dat hij op
5 januari 2015 aanvragen heeft ingediend in het kader van een uitkering onder de Werkloosheidswet en een uitkering onder de Toeslagenwet. In beide aanvragen heeft de verdachte te kennen gegeven alleenstaand te zijn en geen inkomen uit werk of anderszins te genieten.
Gezamenlijke huishouding
Op grond van artikel 3, derde lid, van Participatiewet (vóór 1 januari 2015: Wet werk en bijstand) is van een gezamenlijke huishouding sprake indien personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. Ingevolge het vierde lid wordt een gezamenlijke huishouding in ieder geval aanwezig geacht indien de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en zij met elkaar gehuwd zijn geweest in de periode van 2 jaar voorafgaand aan de aanvraag of uit hun relatie een kind is geboren.
De vraag of personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben, moet worden beoordeeld aan de hand van de feitelijke situatie. Dat twee personen op verschillende adressen staan ingeschreven is daarbij niet van doorslaggevend belang. De verdachte heeft bij zijn eerste verhoor te kennen gegeven dat hij op dat moment al 15 jaar samenwoonde met [naam medeverdachte 1] en dat hij op een ander adres stond ingeschreven om schuldeisers te omzeilen.
[naam medeverdachte 1] heeft bij haar verhoor eveneens verklaard dat de verdachte en zij bij elkaar verbleven op de [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] . Daarnaast heeft zij verklaard dat zij zorgt voor de kinderen en het huishouden, waaronder het wassen van de kleding van de verdachte. De verdachte doet de wekelijkse boodschappen en betaalt samen met zijn zoon [naam medeverdachte 2] de huur. Zij storten daartoe geld op rekening van [naam medeverdachte 1] . Zij krijgt van de verdachte zakgeld.
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de tenlastegelegde periode zijn hoofdverblijf had op de [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] en met [naam medeverdachte 1] een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd.
Werk/werkzaamheden/inkomsten uit arbeid
Hierboven is reeds vastgesteld dat de verdachte bovengenoemde aanvragen heeft ingevuld en heeft ingediend. Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard, altijd te hebben gewerkt en daaruit inkomen te hebben genoten. Daarmee is gegeven dat hij in strijd met de waarheid op de aanvragen heeft ingevuld dat hij geen werk of werkzaamheden had en geen inkomen genoot uit arbeid of anderszins en tevens dat hij, in strijd met de op hem ingevolge artikel 25 van de Werkloosheidswet en artikel 12 Toeslagenwet rustende verplichting, heeft nagelaten de uitkeringsinstantie op de hoogte te stellen van deze feiten.
Opzet
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de onder 2 tenlastegelegde gedragingen opzettelijk heeft begaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat men, indien men een uitkering krachtens de sociale zekerheidswetgeving aanvraagt en vervolgens geniet, gehouden is om te allen tijde gegevens die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor de vaststelling en de eventuele wijziging van het recht op die uitkering, correct en tijdig aan de betrokken uitkeringsinstantie door te geven; met name indien het gegevens zijn die betrekking hebben op het voeren van een gezamenlijke huishouding en het hebben van een inkomen dan wel het verrichten van werkzaamheden. Daarnaast is de verdachte bij de aanvraag expliciet gevraagd of hij deze naar waarheid heeft ingevuld en is hij er in de toekenningsbeschikking op gewezen is dat hij alles diende te melden dat van invloed kon zijn op zijn uitkering.
Het is ook niet aannemelijk dat de verdachte zich niet bewust was van het belang van het juist beantwoorden van de vragen en het vermelden van een gezamenlijke huishouding, aangezien de verdachte en zijn partner in de tenlastegelegde periode twee uitkeringen en toeslagen hebben aangevraagd die tezamen in een hoger bedrag zouden resulteren dan een enkele gezinsuitkering.
Periode
Gelet op het feit dat de verdachte de aanvragen op 5 januari 2015 heeft ingediend, is de rechtbank van oordeel dat slechts kan worden bewezen dat de verdachte met ingang van die datum zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
4.1.5.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen. Het onder 2 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen voor zover dit ziet op de periode van 5 januari 2015 tot en met 11 oktober 2016.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 (primair) en 2 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
(primair)
[naam rechtspersoon 1] en [naam rechtspersoon 2]
in de periode van 1 januari 2012 en met 11 oktober 2016 in Nederland,
hun bedrijfsadministraties,
zijnde die bedrijfsadministraties (telkens) een samenstel van geschriften, bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk hebben opgemaakt
hebbende dat valselijk opmaken van die bedrijfsadministraties hierin bestaan dat [naam rechtspersoon 1] en [naam rechtspersoon 2] in die bedrijfsadministraties opzettelijk een of meer na te noemen kopieën van valse kwitanties en/of salarisstroken, te weten kwitanties en/of salarisstroken ten name van
- [naam medeverdachte 1] en
- [naam werknemer 1] en
- [naam werknemer 2] en
- [naam werknemer 3] en
- [naam werknemer 4] en
- [naam werknemer 5] en
- [naam werknemer 6] en
- [naam werknemer 7]
hebben verwerkt
bestaande de valsheid hierin dat valselijk en in strijd met de waarheid:
- op die ingevulde kwitanties een valse handtekening is geplaatst en/of
- op die salarisstroken en/of kwitanties loonbedragen waren vermeld die niet zijn uitbetaald
en/of
- op die salarisstroken verrichte werkzaamheden waren vermeld die niet hebben plaatsgevonden en/of die niet waren verricht door de op de loonstroken vermelde persoon (V002) en/of
- op die salarisstroken vakantiegeld was aangegeven dat niet is uitbetaald,
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
hij in de periode van
5januari 201
5tot en met 11 oktober 2016 in Nederland,
twee, aanvragen uitkering in het kader van de Werkeloosheidswet (W) en twee, aanvragen uitkering in het kader van de Toeslagenwet (TW), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt
immers heeft hij, verdachte valselijk in die aanvragen ingevuld/aangegeven dat hij, verdachte, alleenstaand was en dat hij geen werk had en geen werkzaamheden verrichte en geen inkomsten uit arbeid had, zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken;
en/of
hij in of omstreeks de periode van
5januari 201
5tot en met 11 oktober 2016 in Nederland,
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting,
te weten de inlichtingenverplichting op grond van artikel 25 van de Werkloosheidswet (WW) en/of artikel 12 van de Toeslagenwet (TW), opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten verdachtes recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en de Toeslagenwet, immers heeft hij verdachte aan de UWV niet gemeld dat hij een gezamenlijke huishouding voerde met zijn partner, en dat hij werk had en inkomsten uit arbeid had.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
(primair)
feitelijk leiding geven aan het door een tweetal rechtspersonen meermalen plegen van valsheid in geschrift;
2.
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
en
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking of tegemoetkoming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemeen
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft doelbewust en structureel leiding gegeven aan het opmaken van een valse bedrijfsadministratie door de rechtspersonen NPR en WW. Het uitzendbureau dat door deze rechtspersonen werd gedreven stelde mensen uit onder meer Oost-Europa in Nederland te werk en betaalde hun een uurtarief onder het minimumloon. Dit probeerde de verdachte, in zijn hoedanigheid van bestuurder/feitelijk leidinggevende van NPR en WW, te verhullen door deze werknemers deels blanco kwitanties te laten tekenen. De daarop vermelde bedragen werden later door NPR en WW ingevuld, zodat het leek alsof de werknemers hadden getekend voor ontvangst van de op de kwitanties vermelde bedragen en het op hun loonstroken vermelde salaris daadwerkelijk hadden ontvangen. In werkelijkheid ontvingen zij daar slechts een deel van. Het verschil tussen het op de loonstroken vermelde salaris en het daadwerkelijk betaalde salaris kwam aan NPR en WW - en via deze de verdachte - ten goede.
De door NPR en WW te werk gestelde personen verkeerden voor een groot deel in een moeilijke positie. Zij waren vaak de Nederlandse taal onvoldoende machtig en onvoldoende op de hoogte van de Nederlandse regels omtrent loonbetaling. Bovendien kregen zij soms ook via NPR en WW huisvesting. De verdachte heeft zich hier niets aan gelegen laten liggen; hij heeft juist misbruik gemaakt van deze onevenwichtige en afhankelijke positie om daaruit zelf financieel voordeel te trekken. Daarnaast heeft de verdachte door het opnemen van valse documenten in de bedrijfsadministratie van genoemde rechtspersonen schade toegebracht aan het vertrouwen dat het maatschappelijk verkeer in een dergelijke administratie, die bijvoorbeeld wordt gebruikt tegenover de UWV en de Belastingdienst, moet kunnen stellen.
De rechtbank rekent hem dit alles ernstig aan.
De verdachte heeft ook aanvraagformulieren voor het verkrijgen van een Werkloosheidsuitkering en toeslagen als bedoeld in de Toeslagenwet valselijk opgemaakt, door uitdrukkelijk in strijd met de waarheid op deze formulieren op te geven dat hij in de op die formulieren bedoelde periodes niet een gezamenlijke huishouding met een ander voerde en geen werk en geen inkomen had. Op grond van deze informatie zijn aan de verdachte de bedoelde uitkeringen en toeslagen verstrekt voor een bedrag van in totaal € 31.034,41. Ook dit bedrag is aan hem ten goede gekomen.
Het opzettelijk verzwijgen van informatie die van belang is voor de vaststelling van de hoogte van de uitkering en toeslag, alsmede het valselijk opmaken van geschriften daartoe, is een kwalijke zaak omdat hierdoor misbruik wordt gemaakt van het sociale zekerheidsstelsel. Door het handelen van de verdachte wordt dit stelsel ondermijnd. Ook is schade toegebracht aan het vertrouwen dat de Belastingdienst en het UWV moeten kunnen stellen in de documenten die aan hen worden overgelegd.
7.3.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusie
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en het strafblad van de verdachte. Ook is ten aanzien van feit 2 rekening gehouden met de omstandigheid dat een kortere pleegperiode bewezen is verklaard dan ten laste is gelegd.
De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank in het voordeel van de verdachte afwijken van de eis van de officier van justitie en de voorgenomen gevangenisstraf deels voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank stelt voorts vast dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank ziet hierin echter geen aanleiding een strafkorting toe te passen, zoals door de verdediging is bepleit. Het voorbereidend onderzoek heeft weliswaar lang geduurd, maar dat is in belangrijke mate veroorzaakt door het feit dat de verdediging onderzoekswensen had ingediend en op verzoek van de verdediging een groot aantal getuigen is gehoord.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 14a, 14b, 14c, 51, 57, 63, 225 en 227b van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van negen (9) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot drie (3) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de hierna te noemen voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. van den Berg, voorzitter,
en mrs. L. Daum en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 januari 2020.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
[naam rechtspersoon 1] en/of [naam rechtspersoon 2] op een of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 en met 11 oktober 2016 te
Monster en/of Honselersdijk en/of Kwintsheul en/of Naaldwijk, (alle) gemeente
Westland, en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
hun/haar (bedrijfs)administratie(s),
zijnde die bedrijfsadministratie(s) (telkens) een (samenstel van) geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of valselijk heeft/hebben doen opmaken en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben doen vervalsen,
hebbende dat valselijk opmaken en/of vervalsen van die (bedrijfs)administratie(s) (telkens) hierin bestaan dat [naam rechtspersoon 1] en/of [naam rechtspersoon 2] en/of hun/haar mededader(s) in die (bedrijfs)administratie(s) opzettelijk een of meer na te noemen (kopieën van) (valse/vervalste) kwitanties en/of salarisstroken, te weten kwitanties en/of salarisstroken ten name van
- [naam medeverdachte 1] en/of
- [naam werknemer 1] en/of
- [naam werknemer 2] en/of
- [naam werknemer 3] en/of
- [naam werknemer 4] en/of
- [naam werknemer 5] en/of
- [naam werknemer 6] en/of
- [naam werknemer 7]
en/of een of meer andere perso(o)n(en),
althans een of meer geschrift(en)
hebben verwerkt en/of doen verwerken,
bestaande de valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) hierin dat (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid (telkens):
- op/in die (ingevulde) (kopieën van) kwitanties (een) valse handtekening(en), althans (een) handtekening(en die niet afkomstig is van de op die kwitantie genoemde persoon, zijn geplaatst en/of
- die (kopieën van) kwitanties blanco/oningevuld waren terwijl daarop (een) handtekening(en) was/waren geplaatst en/of
- op die salarisstro(o)k(en) en/of kwitanties (loon)bedragen waren vermeld die niet overeen komen met de daadwerkelijk uitbetaalde lonen en/of die niet zijn uitbetaald en/of
- op die salarisstro(o)k(en) verrichte werkzaamheden waren vermeld die niet hebben plaatsgevonden en/of die niet waren verricht door de op de loonstro(o)k(en) vermelde persoon (V002) en/of
- op die salarisstro(o)k(en) was aangegeven dat vakantiegeld is opgebouwd en/of uitbetaald,
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
tot het plegen van bovengenoemde strafbare feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opdracht heeft/hebben gegeven en/of aan welke verboden gedraging (en) hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven:
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012
en met 11 oktober 2016 te Monster en/of Honselersdijk en/of Kwintsheul en/of
Naaldwijk, (alle) gemeente Westland, en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging m.et een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
de (bedrijfs)administratie van [naam rechtspersoon 1] en/of de (bedrijfsadministratie van [naam rechtspersoon 2] , zijnde die bedrijfsadministraties) (telkens) een (samenstel van)
geschrift(en), bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of valselijk heeft/hebben doen opmaken en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben doen vervalsen, hebbende dat valselijk opmaken en/of vervalsen van die (bedrijfs)administratie(s) (telkens) hierin bestaan dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in die (bedrijfs)administratie(s) opzettelijk een of meer na te noemen (kopieën van) (valse/vervalste) kwitanties en/of salarisstroken, te weten kwitanties en/of salarisstroken ten name van
- [naam medeverdachte 1] en/of
- [naam werknemer 1] en/of
- [naam werknemer 2] en/of
- [naam werknemer 3] en/of
- [naam werknemer 4] en/of
- [naam werknemer 5] en/of
- [naam werknemer 6] en/of
- [naam werknemer 7]
en/of een of meer andere personen),
althans een of meer geschrift(en)
hebben verwerkt en/of doen verwerken, bestaande de valshe(i)den) en/of vervalsing(en) hierin dat (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid (telkens);
- op/in die (ingevulde) (kopieën van) kwitanties (een) valse handtekening (en), althans (een) handtekening (en die niet afkomstig is van de op die kwitantie genoemde persoon, zijn geplaatst en/of
- die (kopieën van) kwitanties blanco/oningevuld waren terwijl daarop (een) handtekening(en) was/waren geplaatst en/of
- op die salarisstro(o)k(en) en/of kwitanties (loon)bedragen waren vermeld die niet overeen
komen met de daadwerkelijk uitbetaalde lonen en/of die niet zijn uitbetaald
en/of
- op die salarisstro(o)k(en) verrichte werkzaamheden waren vermeld die niet hebben plaatsgevonden en/of die niet waren verricht door de op de loonstro(o)k(en) vermelde persoon (V002) en/of
- op die salarisstro(o)k(en) v/as aangegeven dat vakantiegeld is opgebouwd en/of uitbetaald,
zulks met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 11 oktober 2016 te Monster , gemeente Westland en/of Rotterdam, althans in Nederland,
twee, althans een of meer, aanvra(a)g(en) uitkering in het kader van de Werkeloosheidswet (W) en/of twee, althans een of meer aanvra(a)g(en) uitkering in het kader van de Toeslagenwet (TW), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft hij, verdachte (telkens) valselijk in die aanvragen ingevuld/aangegeven dat hij, verdachte, alleenstaand was en/of dat hij geen werk had en/of geen werkzaamheden verrichte en/of geen inkomsten uit arbeid had,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
hij op één of meer tijdstip (pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 11 oktober 2016 te Monster , gemeente Westland en/of Rotterdam, althans in Nederland,
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting,
te weten de inlichtingenverplichting op grond van artikel 25 van de Werkloosheidswet (WW) en/of artikel 12 van de Toeslagenwet (TW), in elk geval bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten verdachtes recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en/of de Toeslagenwet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij verdachte aan de UWV niet gemeld dat hij een gezamenlijke huishouding voerde met zijn partner, althans dat hij samenwoonde met zijn partner en/of dat hij werk had en/of werkzaamheden verrichte en/of inkomsten uit arbeid had.