4.2.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 (primair) en 2 tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
(primair)
[naam rechtspersoon 1] en [naam rechtspersoon 2]
in de periode van 1 januari 2012 en met 11 oktober 2016 in Nederland,
hun bedrijfsadministraties,
zijnde die bedrijfsadministraties (telkens) een samenstel van geschriften, bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk hebben opgemaakt
hebbende dat valselijk opmaken van die bedrijfsadministraties hierin bestaan dat [naam rechtspersoon 1] en [naam rechtspersoon 2] in die bedrijfsadministraties opzettelijk een of meer na te noemen kopieën van valse kwitanties en/of salarisstroken, te weten kwitanties en/of salarisstroken ten name van
- [naam medeverdachte 1] en
- [naam werknemer 1] en
- [naam werknemer 2] en
- [naam werknemer 3] en
- [naam werknemer 4] en
- [naam werknemer 5] en
- [naam werknemer 6] en
- [naam werknemer 7]
bestaande de valsheid hierin dat valselijk en in strijd met de waarheid:
- op die ingevulde kwitanties een valse handtekening is geplaatst en/of
- op die salarisstroken en/of kwitanties loonbedragen waren vermeld die niet zijn uitbetaald
en/of
- op die salarisstroken verrichte werkzaamheden waren vermeld die niet hebben plaatsgevonden en/of die niet waren verricht door de op de loonstroken vermelde persoon (V002) en/of
- op die salarisstroken vakantiegeld was aangegeven dat niet is uitbetaald,
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
hij in de periode van
5januari 201
5tot en met 11 oktober 2016 in Nederland,
twee, aanvragen uitkering in het kader van de Werkeloosheidswet (W) en twee, aanvragen uitkering in het kader van de Toeslagenwet (TW), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt
immers heeft hij, verdachte valselijk in die aanvragen ingevuld/aangegeven dat hij, verdachte, alleenstaand was en dat hij geen werk had en geen werkzaamheden verrichte en geen inkomsten uit arbeid had, zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken;
hij in of omstreeks de periode van
5januari 201
5tot en met 11 oktober 2016 in Nederland,
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting,
te weten de inlichtingenverplichting op grond van artikel 25 van de Werkloosheidswet (WW) en/of artikel 12 van de Toeslagenwet (TW), opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten verdachtes recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en de Toeslagenwet, immers heeft hij verdachte aan de UWV niet gemeld dat hij een gezamenlijke huishouding voerde met zijn partner, en dat hij werk had en inkomsten uit arbeid had.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.