ECLI:NL:RBROT:2020:7132

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
8495829
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en geschil over facturering van meerwerk bij keukenverkoop

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is een geschil ontstaan tussen een keukenverkoper, aangeduid als eiseres, en twee gedaagden over de betaling van een factuur voor aanvullende werkzaamheden na de verkoop van een keuken. De keuken is op 15 november 2018 verkocht voor € 28.500,-, exclusief bepaalde werkzaamheden die op nacalculatie zouden worden uitgevoerd. Eiseres heeft na de plaatsing van de keuken op 6, 7 en 8 februari 2019 een factuur van € 2.743,- verzonden voor aanvullende werkzaamheden, maar gedaagden hebben deze factuur niet voldaan. Eiseres heeft gedaagden vervolgens gesommeerd tot betaling, maar het geschil bleef bestaan.

Gedaagde 1 heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de factuur onredelijk hoog is en dat eiseres niet deugdelijke specificaties heeft gegeven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen winstmarge was overeengekomen en dat eiseres de kosten op transparante wijze moest verantwoorden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiseres onvoldoende onderbouwd was, met uitzondering van de kosten voor de afvalcontainer, die wel zijn toegewezen. De vordering met betrekking tot stucwerk, schilderwerk en elektra is afgewezen of tot lagere bedragen toegewezen, omdat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de hoogte van de gevorderde bedragen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter gedaagden veroordeeld tot betaling van € 981,28 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, en eiseres in de proceskosten veroordeeld, aangezien gedaagde 1 de procesvoering in eigen hand heeft gehouden. Dit vonnis is uitgesproken door mr. E.A. Vroom op 7 augustus 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8495829 \ CV EXPL 20-13386
uitspraak: 7 augustus 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres]
,
gevestigd te [vestigingsplaats] , gemeente [gemeente] ,
eiseres,
gemachtigde: [naam gemachtigde] te [plaats] ,
tegen

1..[gedaagde 1] ,

gedaagde sub 1,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
procederend in persoon,
2. [gedaagde 2] ,
gedaagde sub 2,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
die niet in deze procedure is verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’, ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding met producties van 17 april 2020;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties;
  • de conclusie van dupliek met producties.
1.2.
[gedaagde 2] is, ondanks dat zij deugdelijk is opgeroepen, niet in deze procedure verschenen.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[eiseres] drijft een onderneming op het gebied van verkoop van keukens. Op 15 november 2018 hebben gedaagden een keuken van [eiseres] gekocht, voor een bedrag van
€ 28.500,- (inclusief btw). In de opdrachtbevestiging die door beide partijen is ondertekend is voor zover relevant vermeld:
“De keuken is exclusief stukwerk- en sauswerk van de standbouw/ koof en exclusief elektra en leidingwerk. Dit zal wel worden uitgevoerd, echter op nacalculatie.”
2.2.
Op 16 november 2028 heeft [eiseres] een e-mail verzonden naar gedaagden, waarin zij (voor zover van belang) meldt:
“Bij de prijs is de standbouw en montage berekend, zoals in de order is aangegeven, zal het leidingwerk, elektra, stukwerk en sauswerk op nacalculatie zijn.
Dit gebeurt in alle eerlijkheid, wat berekend wordt calculeer ik door en dan volgt er later een vervolgorder.”
2.3.
Op 6, 7 en 8 februari 2019 is de keuken geplaatst bij gedaagden. Op 19 februari 2019 heeft [eiseres] een factuur gezonden aan gedaagden ter hoogte van € 2.743,- (met inbegrip van 21% btw) voor de aanvullende werkzaamheden die [eiseres] heeft verricht.
2.4.
Gedaagden hebben de factuur niet voldaan. In mei 2019 heeft [eiseres] daarom een betalingsherinnering verzonden aan gedaagden. In reactie daarop hebben gedaagden laten weten dat zij al eerder om een specificatie hebben gevraagd en dat zij deze graag alsnog ontvangen. [eiseres] heeft daarop de volgende specificatie gegeven:
“Kosten voor de electra (arbeid en materiaal) 852 euro
Kosten voor het stucwerk (arbeid en materiaal) 984 euro
Kosten voor het sauzen van het stucwerk (arbeid en materiaal) 556 euro
Kosten voor de huur van de afvalcontainer 351 euro”
2.5.
Gedaagden hebben hierop laten weten dat zij graag ten aanzien van de elektra, het stucwerk en het schilderwerk een specificatie ontvangen van het aantal manuren c.q. het aantal vierkante meters en een specificatie van de materiaalkosten.
2.6.
Partijen zijn vervolgens niet tot een oplossing gekomen van hun geschil. Op 23 januari 2020 heeft de gemachtigde van [eiseres] wederom gedaagden gesommeerd tot betaling van de factuur en heeft daarbij facturen van de onderaannemers die de werkzaamheden hebben uitgevoerd overgelegd. Te weten:
  • een factuur ter zake stucwerk ter hoogte van € 703,22 (exclusief btw), bestaande uit € 637,50 aan stucwerk en € 65,72 aan materiaalkosten;
  • een factuur ter zake schilderwerk ter hoogte van € 404,50 (exclusief btw), bestaande uit € 300,- aan schilderwerk en € 104,50 aan materiaalkosten;
  • een factuur ter zake een afvalcontainer ter hoogte van € 347,38.
2.7.
Tot op heden weigeren gedaagden de factuur te voldoen.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij dagvaarding gedaagden te veroordelen tot betaling van € 2.743,- aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente, en € 399,30 aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van gedaagden in de (na)kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagde 1] heeft de vordering betwist en heeft daartoe het volgende aangevoerd. [eiseres] en gedaagden zijn overeengekomen dat [eiseres] in transparantie tegen de kostprijs, onder overlegging van de originele facturen, het meerwerk zou laten verrichten. Het factuurbedrag is onredelijk hoog en wordt door [gedaagde 1] betwist. Omdat [eiseres] weigert de factuur deugdelijk te specificeren heeft [gedaagde 1] niets betaald. De factuur zou ten hoogste € 1.191,78 moeten bedragen en naar redelijkheid een bedrag van € 981,28.
3.3.
Op hetgeen partijen verder hebben aangevoerd zal de kantonrechter (voor zover van belang) hierna ingaan.

4..De beoordeling

4.1.
[gedaagde 2] is niet in deze procedure verschenen, [gedaagde 1] wel. Op de voet van artikel 140 lid 1 en 3 Rv wordt daarom tegen [gedaagde 2] verstek verleend, maar wordt dit vonnis wel als een vonnis op tegenspraak beschouwd ten aanzien van alle partijen.
4.2.
De gemachtigde van [eiseres] heeft een deel van het verweer van [gedaagde 1] opgevat als een eis in reconventie. De kantonrechter oordeelt echter dat de conclusie van antwoord slechts het verweer van [gedaagde 1] bevat. Het verweer van [eiseres] in ‘reconventie’ zal de kantonrechter dan ook lezen als onderbouwing van haar vordering in conventie.
4.3.
Allereerst dient de kantonrechter vast te stellen wat partijen zijn overeengekomen. Tussen partijen is er geen discussie over dat het stuc- en sauswerk en het aanpassen van elektriciteit en de afvoer op basis van nacalculatie zou worden verricht door of in opdracht van [eiseres] . Deze overeenkomst tussen partijen is aan te merken als aanneming van werk, zoals bedoeld in artikel 7:750 BW. Verder staat vast dat partijen vooraf geen (uur)prijs voor de werkzaamheden zijn overeengekomen. De overeenkomst kan daarom meer specifiek worden gekwalificeerd als een zogenoemde regieovereenkomst.
4.4.
[eiseres] stelt dat partijen in het geheel niets zijn overeengekomen over de kosten en dat zij dus ook een winstmarge over de kosten mocht rekenen, in aanvulling op de winstmarge die de ingeschakelde onderaannemers bij [eiseres] in rekening brengen. [gedaagde 1] heeft dit betwist en voert aan dat [eiseres] heeft toegezegd slechts de kosten van het meerwerk te zullen doorbelasten. Hij heeft ter onderbouwing van zijn verweer gewezen op de e-mail van 16 november 2018, waarin [eiseres] meldt “
dit gebeurd in alle eerlijkheid, wat berekend wordt calculeer ik door”. [eiseres] heeft dit verweer betwist, maar heeft haar stellingen niet nader onderbouwd en heeft evenmin een andere uitleg gegeven voor de hiervoor geciteerde zinsnede. De kantonrechter oordeelt dat naar gangbaar taalgebruik ‘in alle eerlijkheid doorcalculeren’ inhoudt dat slechts de kosten in rekening worden gebracht en niet dat hier ook een winstmarge van [eiseres] aan toe wordt gevoegd. Als onvoldoende onderbouwd komt dan ook niet vast te staan dat partijen zijn overeengekomen dat [eiseres] zelf een winstmarge in rekening zou brengen, bovenop de winstmarge die de onderaannemers bij [eiseres] in rekening brengen.
Afvalcontainer
4.6.
Tussen partijen bestaat er geen discussie over dat de kosten van de afvalcontainer ter hoogte van € 347,38 voor rekening van gedaagden dienen te komen. [eiseres] heeft daarnaast € 3,62 aan winstmarge in rekening gebracht. Nu de kantonrechter hiervoor heeft overwogen dat partijen niet zijn overeengekomen dat [eiseres] een winstmarge in rekening zou brengen, zal de kantonrechter de vordering ter zake de afvalcontainer toewijzen tot het bedrag van
€ 347,38.
4.7.
Ten aanzien van de overige posten (stucwerk, schilderwerk en elektra) discussiëren de partijen over de omvang van de verrichte werkzaamheden en de in rekening gebrachte bedragen. De kantonrechter stelt daarbij voorop dat het conform artikel 150 Rv aan [eiseres] is om haar vordering en dus ook de omvang van de werkzaamheden te onderbouwen. Zij dient eveneens, gezien de betwisting van [gedaagde 1] , te onderbouwen dat zij een redelijke prijs in rekening brengt, als bedoeld in artikel 7:752 lid 1 BW. Dat zij onderaannemers heeft ingeschakeld bij de uitvoering van de werkzaamheden maakt dit conform artikel 7:751 BW niet anders. Als aannemer onder de regieovereenkomst is [eiseres] immers verplicht om de voor het werk gemaakte kosten deugdelijk te administreren, en deze kosten, zeker gelet op de afspraak dat op basis van nacalculatie zou worden afgerekend, op transparante wijze aan gedaagden te kunnen verantwoorden. Met oog op deze overweging zal de kantonrechter voorts per in rekening gebrachte post oordelen.
Stucwerk
4.8.
Conform haar eerste specificatie heeft [eiseres] € 984,- in rekening gebracht voor het stucwerk. Zij heeft ter onderbouwing een factuur van haar onderaannemer in het geding gebracht ter hoogte € 703,22 (exclusief btw) en gesteld dat de rest van het bedrag bestaat uit btw en winstmarge.
4.9.
De omvang van de factuur van de onderaannemer is door [gedaagde 1] betwist. Hij heeft gesteld dat het slechts gaat om 15 vierkante meter en dat daarom het in rekening gebrachte bedrag onredelijk is. Hij heeft daarbij aangevoerd dat € 17,50 een redelijk tarief per vierkante meter is en derhalve € 239,75 heeft te gelden als een redelijke prijs voor het stucwerk. [eiseres] heeft daarop haar vordering niet onderbouwd. Zij heeft slechts gesteld dat het minimaal 25 vierkante meter moet zijn geweest. Gezien de gemotiveerde betwisting van [gedaagde 1] had het op de weg van [eiseres] gelegen om haar vordering nader te onderbouwen en te onderbouwen welk uurtarief volgens haar redelijk is en te onderbouwen op welke manier zij het oppervlak berekend heeft. Als onvoldoende onderbouwd komt de vordering van [eiseres] dan ook niet vast te staan. Nu [gedaagde 1] heeft aangevoerd dat een bedrag van € 239,75 heeft te gelden als een redelijk tarief, heeft hij in zoverre de vordering erkend. De vordering met betrekking tot het stucwerk zal dan ook tot deze prijs worden toegewezen.
Schilderwerk
4.9.
Voor het schilderwerk geldt nagenoeg hetzelfde als voor het stucwerk. [eiseres] heeft hiervoor € 556,- in rekening gebracht. Zij heeft daartoe een factuur van haar onderaannemer in het geding gebracht ter hoogte van € 404,50. Ook de omvang van deze factuur is door [gedaagde 1] betwist. Hij heeft daarbij aangevoerd dat dit om hetzelfde oppervlak van 15 vierkante meter gaat en heeft gesteld dat een redelijk tarief per vierkante meter € 9,50 is. [eiseres] heeft ook wat dat betreft haar vordering niet onderbouwd. Als onvoldoende onderbouwd komt de vordering van [eiseres] dan ook niet vast te staan. Nu [gedaagde 1] heeft aangevoerd dat een bedrag van € 130,15 heeft te gelden als een redelijke prijs, heeft hij in zoverre de vordering erkend. De vordering met betrekking tot het schilderwerk zal dan ook tot deze prijs worden toegewezen.
Elektra
4.10.
De vordering met betrekking tot de elektra ter hoogte van € 852,- is door [eiseres] in het geheel niet onderbouwd. Zij heeft gesteld dat diverse werkzaamheden zijn uitgevoerd en dat zij dit bedrag heeft gebaseerd op interne gegevens. Het had, gezien de gemotiveerde betwisting van [gedaagde 1] , op de weg van [eiseres] gelegen om haar vordering te onderbouwen. [gedaagde 1] heeft de vordering erkend tot een bedrag van € 264,-. De vordering met betrekking tot de elektra zal dan ook tot deze prijs worden toegewezen.
4.11.
De kantonrechter zal de wettelijke rente toewijzen vanaf 13 mei 2020, te weten de datum van de conclusie van antwoord. In de conclusie van antwoord heeft [gedaagde 1] immers de vordering voor een gedeelte erkend. Het had op zijn weg gelegen om dit deel van de vordering dan ook te voldoen.
4.12.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zijn gedaagden nooit aangemaand tot betaling van de toewijsbare hoofdsom. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen daarom worden afgewezen.
4.13.
Als grotendeels in het ongelijk gestelde partij wordt [eiseres] veroordeeld in de kosten van deze procedure, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde 1] worden begroot op nihil, aangezien hij de procesvoering in eigen hand heeft gehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagden om aan [eiseres] te betalen € 981,28 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde 1] vastgesteld op nihil;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33394