ECLI:NL:RBROT:2020:7120

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
10/142394-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en voorhanden hebben van een vuurwapen

Op 11 augustus 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 28 mei 2020 in Rotterdam een telefoon had gestolen uit een winkel, waarbij hij geweld gebruikte tegen beveiligers die hem probeerden tegen te houden. De verdachte verzette zich en beet een van de beveiligers in zijn arm en been. De rechtbank achtte de diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van medeplegen, omdat niet bewezen was dat de medeverdachte een bijdrage van voldoende gewicht had geleverd aan de diefstal. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, die in zijn slaapkamer waren aangetroffen. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, vooral gezien het gebruik van geweld en het bezit van een vuurwapen, wat een onaanvaardbaar risico voor de maatschappij met zich meebrengt. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar de rechtbank vond een gevangenisstraf noodzakelijk om recht te doen aan de gepleegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/142394-20
Datum uitspraak: 11 augustus 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting Middelburg, Torentijdweg 1, 4337 PE Middelburg,
raadsman mr. J.S. Dobosz, advocaat te Zoetermeer.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 juli 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Feit 1: medeplegen van diefstal met geweld
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte partieel vrij te spreken van de geweldscomponent in het onder 1 ten laste gelegde. Het geweld dat door de verdachte is gebruikt stond niet ten dienste van de diefstal van de telefoon, maar betrof een aparte handeling. Zijn doel was om buiten de winkel de komst van de politie af te wachten in plaats van mee te gaan naar de onderzoeksruimte. Toen de beveiligers hem beetpakten om hem toch richting de onderzoeksruimte te bewegen, heeft hij zich enkel ontzet uit die situatie. Niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het geweld is gebruikt om de diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, noch om het bezit van de telefoon te verzekeren of de vlucht mogelijk te maken. Derhalve kan slechts een eenvoudige diefstal bewezen worden verklaard.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een diefstal gevolgd van geweld. De verdachte werd door de beveiligers aangehouden op verdenking van diefstal, nadat duidelijk was geworden dat de verdachte de kassa’s was gepasseerd met een telefoon in zijn broek die hij niet had afgerekend. Beveiligingsmedewerker [naam slachtoffer 1] (hierna: [naam slachtoffer 1] ) heeft verklaard dat de verdachte weg probeerde te rennen, direct nadat hem was medegedeeld dat hij was aangehouden. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat het hem duidelijk was dat hij werd aangehouden voor de diefstal. Toen de verdachte door [naam slachtoffer 1] en diens collega [naam slachtoffer 2] (hierna: [naam slachtoffer 2] ) werd vastgepakt, verzette de verdachte zich en raakte de verdachte in een worsteling met [naam slachtoffer 2] , waarbij [naam slachtoffer 2] een duw heeft gekregen en op de grond is gevallen. Het lukte de verdachte om los te komen en de winkel te verlaten. Buiten de winkel heeft [naam slachtoffer 1] hem opnieuw beetgepakt, waarna de verdachte in [naam slachtoffer 1] ’s arm en been heeft gebeten.
Uit de aard en uiterlijke verschijningsvorm van het hiervoor beschreven gedrag van de verdachte leidt de rechtbank af dat het geweld dat de verdachte gebruikte er op was gericht om na de ontdekking van de diefstal zijn vlucht mogelijk te maken. Aan de verklaring van de verdachte dat hij niet probeerde te ontkomen aan zijn aanhouding en het betoog dat het geweld los van de diefstal moet worden gezien, wordt dan ook voorbijgegaan.
Op basis van de informatie in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat de medeverdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte bij het plegen van de diefstal. Dat zij vanaf hun binnenkomst in de winkel voortdurend samen zijn geweest, is daarvoor onvoldoende. Van medeplegen van diefstal (gevolgd van geweld) is derhalve geen sprake.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht de ten laste gelegde diefstal gevolgd van geweld wettig en overtuigend bewezen. Het ten laste gelegde medeplegen acht de rechtbank niet bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Feit 2: voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie
4.1.4.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte heeft ontkend dat hij wist van de aanwezigheid van dit vuurwapen met kogelpatroon. Hij had ook geen beschikkingsmacht over het wapen. Er woonden behalve de verdachte ook andere personen in de woning. Er is weliswaar DNA van de verdachte op het wapen en de patroonhouder aangetroffen, maar dit kan er op zijn gekomen via de kleding en handdoek van de verdachte waar het wapen tussen lag.
4.1.5.
Beoordeling
Vast staat dat het DNA van de verdachte op het wapen en het zich daarin bevindende patroonmagazijn is aangetroffen. Hieruit leidt de rechtbank af dat de verdachte op enig moment deze voorwerpen in handen heeft gehad en dus wetenschap van het vuurwapen en het kogelpatroon in de patroonhouder had. De verklaring van de verdachte dat zijn DNA er op zal zijn gekomen omdat zijn DNA nu eenmaal overal in de woning aanwezig is, wordt als ongeloofwaardig terzijde geschoven. De rechtbank is verder van oordeel dat de verdachte beschikkingsmacht had over het vuurwapen met bijbehorend kogelpatroon op de dag dat het wapen werd aangetroffen. Het wapen is immers in een slaapbank in zijn slaapkamer aangetroffen en de verdachte had op dat moment toegang tot die kamer.
4.1.6.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 28 mei 2020 te Rotterdam
een telefoon (Samsung Galaxy S8), die geheel aan een ander dan aan verdachte
toebehoorde, te weten aan de [naam winkel] (gevestigd: [adres]
), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd gevolgd van geweld tegen [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
de vlucht mogelijk te maken, door
- die [naam slachtoffer 2] op de grond te duwen, en
- die [naam slachtoffer 1] in zijn arm en been te bijten;
2.
Hij op 1 maart 2020 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1,
onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk H.M.
Gering & CO, type Leonhardt met kaliber 7,65 mm, voorhanden heeft
gehad
en
voor dat vuurwapen geschikte munitie in de zin van art. 1 onder 4 van
de
Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van
die wet, van de Categorie III te weten, 1 kogelpatroon, kaliber 7,65 mm,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een brutale winkeldiefstal. Hij heeft in de [naam winkel] een telefoon in zijn broek gestopt. Toen de verdachte bij het verlaten van de winkel hierop werd aangesproken door twee beveiligingsmedewerkers, heeft hij de telefoon de winkel in gegooid en daarna getracht te ontkomen aan zijn aanhouding. Hierbij heeft hij op diverse momenten geweld gebruikt tegen de beveiligers die zijn vlucht probeerden te voorkomen. Dit geweld heeft licht letsel opgeleverd bij de beveiligers. Uit het handelen van de verdachte is gebleken dat hij geen respect toont voor het eigendom van anderen. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat veel overlast en financiële schade veroorzaakt bij de betrokken winkeliers. Uiteindelijk raakt dit de gehele maatschappij en de verdachte dient zich hiervan rekenschap te geven. Bovendien heeft de verdachte, door op deze wijze te handelen tegenover beveiligers die hun normale werkzaamheden verrichtten, geen enkel respect voor hun gezag getoond.
Daarnaast heeft de verdachte een vuurwapen met voor dat vuurwapen geschikte munitie voorhanden gehad. Hij bewaarde dit wapen in een slaapbank in zijn slaapkamer. Vuurwapens leveren in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit van een vuurwapen maar al te gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Het bezit van een vuurwapen inclusief daarvoor geschikte munitie wordt dan ook zwaar bestraft.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 juni 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De verdediging heeft verzocht om bij een bewezenverklaring van beide feiten een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk zal zijn aan de duur van het voorarrest. Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank dit voorstel niet passend. Evenwel komt de rechtbank, gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, tot een lagere straf dan de officier van justitie heeft geëist. Daarbij speelt ook een rol dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde medeplegen komt.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van
vijf maandenpassend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (zegge: vijf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. C.E. Bos en E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.M. Kokken, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 augustus 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 mei 2020 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een telefoon (Samsung Galaxy S8), in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan de [naam winkel] (gevestigd: [adres] ),
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] te duwen,
- aan die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] te trekken,
- die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] te slaan en/of slaande bewegingen te maken
richting die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] ,
- die [naam slachtoffer 2] op de grond te duwen, en/of
- die [naam slachtoffer 1] in zijn arm en/of been te bijten;
2.
Hij op of omstreeks 1 maart 2020 te Rotterdam,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1,
onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk H.M.
Gering & CO, type Leonhardt met kaliber 7,65 mm, voorhanden heeft
gehad
en/of
(voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4 van
Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van
die wet, van de Categorie III te weten, 1 kogelpatroon, kaliber 7,65 mm,
voorhanden heeft gehad.