ECLI:NL:RBROT:2020:7110

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
10/750225-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met kogels en telefonische dreigementen

Op 7 juli 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op Curaçao, die werd beschuldigd van bedreiging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 14 april 2017, waarbij de verdachte twee kogels in een brievenbus van de slachtoffers heeft gestopt en hen telefonisch heeft bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op camerabeelden te zien was en dat zijn herkenning door een verbalisant betrouwbaar was. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste ten laste gelegde feit, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het tweede feit, namelijk de bedreiging van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel was opgelegd voor het eerste feit. De rechtbank heeft de ernst van de bedreiging en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750225-17
Datum uitspraak: 7 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
[woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. S.R. Bordewijk, advocaat te Schiedam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 juni 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank leest in feit 2 van de tenlastelegging, na het tweede gedachtestreepje tweemaal “[ [naam aangever 1] ]” verbeterd als “[ [naam aangever 2] ]” omdat dit - gelet op de stukken in het dossier en de overige inhoud van dit tenlastegelegde feit, waar staat “hij” en “jongen” terwijl [naam aangever 1] een vrouw is - duidelijk een kennelijke verschrijving van de opsteller van de tenlastelegging betreft. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.L. van Delft heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. De herkenning van de verdachte op de camerabeelden door de verbalisant is niet betrouwbaar. Er is niets specifieks aan de kenmerken die de verbalisant geeft op grond waarvan hij de verdachte zou herkennen. Bovendien is de verbalisant benaderd met de vraag of hij de verdachte herkent op de camerabeelden en met dat in het achterhoofd is hij gaan kijken, hetgeen afdoet aan de betrouwbaarheid. De auto werd ook door anderen dan de verdachte gebruikt. Met betrekking tot het telefoongesprek dat is opgenomen in de tenlastelegging is niet vastgesteld dat dit door de verdachte is gevoerd. In het dossier wordt steeds gesproken over de stem van een onbekende man.
4.2.2.
Beoordeling
Uit het dossier blijkt het volgende.
Bij de aangifte zijn camerabeelden gevoegd van 14 april 2017 die zijn gemaakt bij de woning van aangevers [naam aangever 1] en [naam aangever 2] (hierna: de aangevers) aan de [adres] . Op deze beelden is te zien dat een Volkswagen Polo met het kenteken [kentekennummer] de woning voorbij rijdt, waarna twee minuten later een man die hetzelfde petje op heeft als de chauffeur van de Polo, richting de voordeur van de woning loopt en iets door de brievenbus van de aangevers doet. Dit blijkt te gaan om een propje papier met daarin gewikkeld twee kogels en een handschoentje. Na onderzoek blijkt het kenteken van de Polo op naam te staan van [naam] , die op hetzelfde adres staat ingeschreven als de verdachte. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij ook gebruik maakt van deze auto. Bij onderzoek aan de telefoon van de verdachte is voorts een foto aangetroffen waarop de verdachte te zien is in een jas die zeer sterke overeenkomsten vertoont met de jas van de persoon op de camerabeelden. De kleur, stiksels en de kraag zijn hetzelfde, evenals het embleem op de linkermouw van de jas. De camerabeelden zijn getoond aan verbalisant [naam agent] , die de persoon die het propje papier door de brievenbus doet direct herkent als de verdachte. Hij herkent de verdachte onder meer aan zijn lichaamsbouw en model gezichtsbeharing. De rechtbank acht deze herkenning betrouwbaar.
Al deze omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien maken dat de rechtbank ervan overtuigd is dat de verdachte de persoon is geweest die het papiertje met de kogels bij de aangevers door de brievenbus heeft gedaan.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het dossier voldoende aanknopingspunten biedt om aan te nemen dat de verdachte ook degene is geweest die direct na het incident aangever [naam aangever 2] heeft gebeld en hem telefonisch heeft bedreigd. Van belang is dat de beller direct wijst op het handelen dat daaraan vooraf is gegaan. Hij zegt immers tegen [naam aangever 2] dat hij “maar even in zijn brievenbus moet gaan kijken”. Ook de rest van het gesprek, waarin de beller zegt dat hij het niet erg zou vinden om verder te gaan en gewoon betaald wordt voor zijn werk, wijst erop dat de persoon aan de telefoon dezelfde is als degene die de kogels door de brievenbus bij aangever heeft gedaan. Het verweer wordt dan ook verworpen.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 14 april 2017 te Ridderkerk, [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] opzettelijk heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk:
- een propje papier, met daarin verwikkeld twee kogels en een handschoentje,
door de brievenbus van de voordeur van de woning van die voornoemde [naam slachtoffer 1]
en [naam slachtoffer 2] gestopt, en
- vervolgens kort hierop die
[naam slachtoffer 2]gebeld en daarbij aan die
[naam slachtoffer 2]medegedeeld dat hij in zijn brievenbus moest gaan kijken, en
- daarbij gezegd 'ik word gewoon betaald voor mijn werk jongen en dat doe ik met plezier en zou er nog een stapje verder mee willen gaan om zo nog meer te verdienen'.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging door twee kogels bij de slachtoffers in de brievenbus te gooien en vervolgens via de telefoon dreigementen te uiten. De verdachte, die hiervoor kennelijk door iemand is ingehuurd, heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van de slachtoffers en hun angst aangejaagd. Dit soort strafbare feiten kan bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid teweegbrengen in de samenleving en bij de slachtoffers in het bijzonder.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 juni 2020, waaruit onder meer blijkt dat de verdachte in 2018 is veroordeeld voor overtreding van de Wet wapens en munitie.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 maart 2019. Dit rapport houdt als conclusie in dat de reclassering geen mogelijkheden om met interventies of toezicht het risico op recidive te beperken of het gedrag te veranderen.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Door de raadsman is verzocht, bij bewezenverklaring, een gevangenisstraf achterwege te laten en in plaats daarvan een taakstraf aan de verdachte op te leggen. Daartoe ziet de rechtbank echter, gelet op de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte, geen aanleiding.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.665,22 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.2.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juli 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 3 februari 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, aan [naam slachtoffer 3]
zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken arm/ellepijp en/of één of meer
scheur- en/of hechtwonden en/of blijvende litteken(s) aan het hoofd en/of een
been, heeft toegebracht,
door opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk,
- met een vuurwapen en/of een koevoet, althans met één of meer harde en/of
zwa(a)r(e) voorwerp(en) (met kracht) op/tegen het hoofd en/of een/de arm(en)
en/of een/de be(e)(en) en/of het lichaam van die [naam slachtoffer 3] te slaan,
en/of
- ( met geschoeide voet en/of met kracht) tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 3] te
trappen/schoppen;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 februari 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 3] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet, na kalm beraad en rustig overleg, althans met opzet,
meermalen althans éénmaal
- met een vuurwapen en/of een koevoet, althans met één of meer hard(e) en/of
zwa(a)r(e) voorwerp(en) (met kracht) op/tegen het hoofd en/of een/de arm(en)
en/of een/de be(e)(en) en/of het lichaam van die [naam slachtoffer 3] heeft
geslagen, en/of
- ( met geschoeide voet en/of met kracht) tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 3]
heeft getrapt/geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 februari 2017 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk,
[naam slachtoffer 3] heeft mishandeld, door opzettelijk, na kalm beraad en rustig
overleg, althans opzettelijk meermalen, althans éénmaal
- met een vuurwapen en/of een koevoet, althans met één of meer harde en/of
zwa(a)r(e) voorwerp(en) (met kracht) op/tegen het hoofd en/of een/de arm(en)
en/of een/de be(e)(en) en/of het lichaam van die [naam slachtoffer 3] te slaan,
en/of
- ( met geschoeide voet en/of met kracht) tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 3] te
trappen/schoppen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken arm/ellepijp
en/of één meer scheur- en/of hechtwonden aan een arm en/of een been
ten gevolge heeft gehad;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 14 april 2017 te Ridderkerk, althans in Nederland,
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] opzettelijk heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft hij, verdachte, opzettelijk:
- een propje papier, met daarin verwikkeld twee kogels en een handschoentje,
in/door de brievenbus van de voordeur van de woning van die voornoemde [naam slachtoffer 1]
en [naam slachtoffer 2] gestopt, en/of
- ( vervolgens) kort hierop die [naam slachtoffer 1] gebeld en/of (daarbij) aan die [naam slachtoffer 1]
medegedeeld dat hij in zijn brievenbus moest gaan kijken, en/of
- daarbij gezegd dat "die [naam slachtoffer 1] moest ophouden' en 'ik word gewoon
betaald voor mijn werk jongen en dat doe ik met plezier en zou er nog een
stapje verder mee willen gaan om zo nog meer te verdienen', althans woorden
van gelijke dreigende aard en/of strekking.