ECLI:NL:RBROT:2020:711

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
10/810345-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en levering van drugs met betrekking tot cocaïne en MDMA

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 29 januari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het adverteren en verkopen van diverse soorten drugs, waaronder cocaïne en MDMA. De verdachte had in zijn advertenties aangegeven dat hij grote hoeveelheden drugs op voorraad had, wat leidde tot twee leveringen van cocaïne en XTC-pillen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en deelname aan een reclasseringsprogramma.

De verdediging voerde aan dat er sprake was van een vormverzuim, omdat de verdachte niet opzettelijk meer dan 1.000 pillen had willen leveren, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van de omvang van zijn activiteiten en dat er geen sprake was van schending van het Tallon-criterium. De verdachte bekende de feiten, maar ontkende betrokkenheid bij het telen of bereiden van de drugs.

De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan het handelen in strijd met de Opiumwet en legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering, die toezicht en begeleiding noodzakelijk achtte. De verdachte werd ook vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/810345-19
Datum uitspraak: 29 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
het Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman mr. F.D.W. Siccama, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J.A. van der Maas heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, met uitzondering van het telen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, mede inhoudende een meldplicht, het volgen van een opleiding en/of dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole.

4.Vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering (Sv)

Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat het opzet van de verdachte niet was gericht op de levering van 2.000 XTC-pillen op 8 oktober 2019. In de advertentie wordt namelijk maar maximaal 1.000 pillen aangeboden en de pseudokopers hebben door hun vraagstelling de verdachte uitgelokt om het dubbele te leveren. Hierbij komt dat er na de pseudokoop van 15 pillen op 30 september 2019 geen reden was voor een tweede pseudokoop.
Een en ander levert volgens de verdediging een onherstelbaar vormverzuim op in de zin van artikel 359a Sv, dat moet leiden tot bewijsuitsluiting dan wel strafvermindering.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt dit verweer. Van schending van het Tallon-criteruim is geen sprake. Om te beginnen kan anders dan betoogd uit de advertentie niet worden opgemaakt dat niet meer dan 1.000 pillen per keer kunnen worden geleverd. Verder heeft de verdachte in zijn contact met de pseudokoper op 30 september 2019 aangegeven dat hij 10.000 tot 20.000 pillen op voorraad heeft liggen en dat bij hem alles kan worden besteld. Niet kan dan ook worden gezegd dat de pseudokoper bij de ‘vraag naar drugs’ het ‘aanbod’ van de verdachte heeft overschreden, ofwel dat hij verder is gegaan dan waarop zijn opzet al van tevoren was gericht. Dat de politie na de eerste (beperkte) pseudokoop een tweede, grotere bestelling heeft gedaan, leidt niet tot een ander oordeel. Deze kon namelijk bijdragen tot een nadere vaststelling van de omvang van de activiteiten van de verdachte.

5.Waardering van het bewijs

(Partiële) vrijspraak
De verdachte heeft de feiten bekend. Wel heeft hij verklaard dat hij zich niet heeft bezig gehouden met het telen, bereiden, bewerken of verwerken van pillen of cocaïne en dat ook anderen betrokken waren bij de verkoop van de drugs en gebruik maakten van de telefoon met het nummer [telefoonnummer] . Omdat de aannemelijkheid van deze verklaring op basis van het dossier niet kan worden uitgesloten, zal de verdachte worden vrijgesproken van de feiten, voor zover deze zien op het telen, bereiden, bewerken of verwerken.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte dit gedeelte van het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien hiervoor geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 08 oktober 2019 in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en/of verstrekt en vervoerd 823,1 gram MDMA en 3,0 gram cocaïne, zijnde MDMA en cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 30 september 2019 in Nederland opzettelijk
heeft verkocht en afgeleverd en/of verstrekt en vervoerd,
6,5 gram MDMA en 0,7 gram cocaïne, zijnde MDMA en cocaïne een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2.
handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte adverteerde met de verkoop van diverse soorten drugs. Deze advertentie heeft in ieder geval geleid tot twee leveringen van cocaïne en XTC-pillen, waarbij het de laatste keer ging om een aanzienlijke hoeveelheid pillen. Door op deze wijze drugs aan te bieden en te verkopen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van de handel in harddrugs en de daarmee samenhangende, maatschappelijke problemen, zoals overlast en schade veroorzaakt door gebruikers. Daarbij komt dat de handel in harddrugs zich afspeelt in een crimineel circuit waarin het gebruik van (excessief) geweld geen uitzondering is.
Om deze redenen wordt het gedrag van de verdachte hem flink aangerekend.
De rechtbank heeft op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 december 2019 gezien dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Reclassering Nederland heeft voor de zitting op 30 december 2019 een adviesrapport over de verdachte uitgebracht.
Uit dat rapport blijkt dat door de reclassering het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Gelet hierop en omdat de verdachte problemen heeft op verschillende leefgebieden acht de reclassering toezicht en begeleiding noodzakelijk.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden een meldplicht bij de reclassering, het volgen van een opleiding en/of dagbesteding, het meewerken aan middelencontrole en een contactverbod met de medeverdachten.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte.
Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan geadviseerd, wordt geen aanleiding gezien een contactverbod met medeverdachten op te leggen. Er zijn namelijk geen medeverdachten bekend.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden. Deze straf valt vanwege de partiële vrijspraak iets lager uit dan door de officier van justitie is gevorderd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
de artikelen artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde werkt mee aan het zoeken naar een passende dagbesteding, ook als dit inhoudt het volgen van een opleiding;
- de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. de Lange, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 08 oktober 2019 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 823,1 gram MDMA en/of 3,0 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA en/of cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 30 september 2019 te Utrecht, althans in Nederland opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer
6,5 gram MDMA en/of 0,7 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.