ECLI:NL:RBROT:2020:7108

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 juli 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
10/810464-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verkrachtingszaak wegens gebrek aan bewijs van fysieke of geestelijke onmacht

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is de verdachte beschuldigd van verkrachting en het hebben van seks met een slachtoffer terwijl deze in een staat van fysieke of geestelijke onmacht verkeerde. De zitting vond plaats op 10 juli 2020, waarbij de verdachte, zijn raadsvrouw, de officier van justitie en de benadeelde partij aanwezig waren. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de beschuldigingen niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was dat het slachtoffer in een staat van onmacht verkeerde tijdens de seksuele handelingen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer niet zodanig waren dat de waarheid buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte niet werd veroordeeld voor het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering en veroordeelde haar in de kosten van de verdediging, die op nihil werden begroot.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/810464-18
Datum uitspraak: 24 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 10 juli 2020. Aanwezig waren de verdachte, zijn raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Dordrecht, de officier van justitie mr. E. van Veen, de benadeelde partij [naam slachtoffer] (hierna: [naam slachtoffer] ) en haar raadsvrouw mr. N. Stolk, advocaat te Rotterdam.

Leeswijzer

De verdachte wordt beschuldigd van de verkrachting van [naam slachtoffer] of van het hebben van seks met haar terwijl zij in staat van fysieke of geestelijke onmacht verkeerde. De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis.
De officier van justitie vindt de verkrachting niet bewezen en het hebben van seks met [naam slachtoffer] terwijl zij in staat van fysieke of geestelijke onmacht verkeerde wel bewezen. Zij heeft daarvoor een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar geëist. De rechtbank vindt de beschuldigingen niet bewezen en spreekt de verdachte vrij. In hoofdstuk 2 van dit vonnis is de motivering van deze vrijspraak uiteengezet.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij wordt in hoofdstuk 3 van dit vonnis uitgelegd.
Hoofdstuk 4 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters en de griffier.

Hoofdstuk 1: Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd wat is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging luidt:
hij op of omstreeks 4 maart 2018 te Dordrecht door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (meermalen)
  • brengen/houden van zijn penis in haar vagina en/of
  • brengen/houden van zijn vinger(s) in haar vagina en/of
  • likken aan haar borst(en) en/of
  • brengen/houden van zijn penis tegen/in de nabijheid van haar mond en/of
  • plaatsen van haar hand op zijn penis, waarna hij met haar hand op zijn penis zichzelf aftrok/liet aftrekken en/of
  • aftrekken in haar bijzijn en/of
  • zoenen van haar (lichaam);
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het (meermalen)
  • ontkleden van die [naam slachtoffer] en/of
  • voorbij gaan aan haar verbale en/of non-verbale protesten en/of
  • bij haar in bed gaan liggen (terwijl zij sliep) en/of
  • (onverhoeds) brengen/houden van zijn vinger(s) en/of penis in haar vagina en/of
  • op die [naam slachtoffer] is gaan/blijven liggen en/of
  • vastpakken/vasthouden van haar pols(en) en/of
  • vastpakken van/knijpen in haar keel en/of
  • feit dat er sprake was van een fysiek en/of psychisch en/of geestelijk overwicht en/of
  • feit dat hij (aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 maart 2018 te Dordrecht, met [naam slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat die [naam slachtoffer] in staat van bewusteloosheid en/of verminderd bewustzijn en/of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer] , namelijk het (meermalen)
  • brengen/houden van zijn penis in haar vagina en/of
  • brengen/houden van zijn vinger(s) in haar vagina en/of
  • likken aan haar borst(en) en/of
  • brengen/houden van zijn penis tegen/in de nabijheid van haar mond en/of
  • plaatsen van haar hand op zijn penis, waarna hij met haar hand op zijn penis zichzelf aftrok/liet aftrekken en/of
  • aftrekken in haar bijzijn en/of
  • zoenen van haar (lichaam).

Hoofdstuk 2: Bewijswaardering

Verkrachting
De rechtbank vindt met de officier van justitie en de verdediging dat de ten laste gelegde verkrachting niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder motivering zal worden vrijgesproken.
Seks met iemand in staat van fysieke en/of geestelijke onmacht
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het ten laste gelegde seksueel binnendringen van [naam slachtoffer] terwijl zij in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, kan worden bewezenverklaard. Er is geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [naam slachtoffer] dat zij sliep toen de verdachte haar lichaam binnendrong. Door de wijze van totstandkoming van haar verklaring en de ondersteuning daarvan door het forensisch bewijs en de getuigenverklaringen kan van de juistheid van die verklaring worden uitgegaan.
Beoordeling
-
Inleiding
De verdachte en [naam slachtoffer] zijn bekenden van elkaar. In de vroege ochtend van 4 maart 2018 is de verdachte naar het huis van [naam slachtoffer] gegaan en hebben de verdachte en [naam slachtoffer] seks gehad. Op grond van de aangifte en de verklaring van de verdachte op de zitting staat vast dat de verdachte het merendeel van de in de tenlastelegging genoemde seksuele handelingen heeft uitgevoerd die – onder meer – bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [naam slachtoffer] .
-
Toetsingskader
Voor een bewezenverklaring moet ook worden vastgesteld dat [naam slachtoffer] ten tijde van het seksueel binnendringen van haar lichaam in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde en dat de verdachte dit wist.
Uit het dossier blijkt niet dat [naam slachtoffer] buiten bewustzijn is geweest of dat zij in een fysieke weerloze toestand heeft verkeerd, zodat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht geen sprake kan zijn geweest. De vraag die resteert, is of [naam slachtoffer] verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn.
-
Verklaringen van [naam slachtoffer] en de verdachte
[naam slachtoffer] heeft op de dag van het voorval bij de politie – samengevat – het volgende verklaard.
Op de bank in de woonkamer heeft de verdachte geprobeerd haar te zoenen. Ze heeft hem toen weggeduwd en hem daarop aangesproken. Op een gegeven moment is zij onder invloed van alcohol op de bank gaan doezelen, waarna de verdachte haar broek, shirt en bh heeft uitgedaan en haar naar haar bed in de slaapkamer heeft gedragen. Daar zocht zij niets achter. Zij is in haar bed in slaap gevallen en wakker geworden toen ze voelde dat de verdachte met zijn vingers en penis in haar vagina zat. [naam slachtoffer] schrok hiervan en heeft vervolgens gedaan alsof zij sliep. Terwijl zij net deed of zij lag te slapen, heeft de verdachte een condoom gepakt en is wederom met zijn penis in haar vagina gegaan. Na verschillende seksuele handelingen en posities is de verdachte gestopt. De verdachte heeft zich geprobeerd met haar hand af te trekken. Toen dat niet lukte, heeft hij zich in haar bijzijn afgetrokken. Daarna is hij vertrokken.
De verdachte heeft op de zitting uitdrukkelijk ontkend dat [naam slachtoffer] tijdens de seks aan het slapen was en heeft vrij uitgebreid toegelicht dat hij en [naam slachtoffer] met wederzijdse instemming seks hebben gehad. Op de bank in de woonkamer is [naam slachtoffer] op zijn schoot gaan zitten en hebben hij en [naam slachtoffer] elkaar gezoend. Zij zijn daarna samen naar de slaapkamer gelopen. Daar hebben zij elkaar en zichzelf uitgekleed en seksuele handelingen verricht. [naam slachtoffer] heeft nadat de verdachte met zijn penis half in haar had gezeten, een condoom uit haar nachtkastje gepakt. Vervolgens heeft hij het condoom omgedaan en zijn ze verder gegaan met de seks. De verdachte heeft de sekspartij – met zijn vriendin van destijds in zijn gedachten – afgebroken voordat hij was klaargekomen en is vertrokken.
-
Overwegingen van de rechtbank
De verklaring van [naam slachtoffer] is als betrouwbaar aan te merken. Zij is vrijwel direct na het voorval naar het Centrum Seksueel Geweld Rotterdam gegaan, heeft daar een lichamelijk onderzoek ondergaan en heeft in een kort tijdsbestek na het gebeuren geëmotioneerd haar verhaal aan haar omgeving en de politie verteld. Daarbij heeft zij aan derden op hoofdlijnen en aan de politie gedetailleerd beschreven wat er volgens haar die ochtend was gebeurd. Bovendien vinden de door haar beschreven seksuele handelingen deels steun in de verklaring van de verdachte.
Hetzelfde kan gezegd worden over de uiteindelijke verklaring van de verdachte op de zitting. Ook hij heeft uitgebreid de gang van zaken geschetst en aannemelijk opheldering gegeven over zijn handelen op die avond en in de periode na het gebeuren. Daarbij heeft hij context aan zijn verhaal gegeven door op eigen initiatief, maar ook bij doorvragen, tekst en uitleg te geven over onderdelen van zijn verklaring en de gepleegde seksuele handelingen. Daarnaast heeft hij op de zitting stellig en op – in zekere zin – overtuigende wijze verklaard dat [naam slachtoffer] actief deelnam aan de seks.
Tegenover de verklaring van [naam slachtoffer] dat ze tijdens het seksueel binnendringen sliep en later deed alsof ze sliep, staat dus de verklaring van de verdachte dat [naam slachtoffer] tijdens de seks wakker was en zij beiden over en weer seksuele handelingen hebben verricht. Beide scenario’s passen bij de feiten en worden op onderdelen ondersteund door de bewijsmiddelen in het dossier, waaronder het forensisch materiaal. Daar komt bij dat allebei de scenario’s niet zodanig onwaarschijnlijk voorkomen dat zij om die reden buiten beschouwing dienen te blijven. Bovendien bevat het dossier voor geen van de verklaringen relevante aanknopingspunten op de onderdelen die in strijd zijn met de lezing van de ander. Dat maakt dat geen van de twee scenario’s op geloofwaardigheid wint. Ook zouden beide verklaringen allebei deels ‘waar’ kunnen zijn. Anders gezegd: het is ook mogelijk dat ‘de waarheid in het midden ligt’.
Bij die stand van zaken komt niet buiten redelijke twijfel vast te staan dat bij [naam slachtoffer] sprake was van een verminderd bewustzijn op het moment van de seksuele handelingen.
Conclusie
De ten laste gelegde seks met [naam slachtoffer] in staat van fysieke en/of geestelijke onmacht is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

Hoofdstuk 3: Vordering van de benadeelde partij

[naam slachtoffer] heeft als benadeelde partij in verband met het ten laste gelegde feit een vergoeding van € 20.923,66 aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevraagd.
Beoordeling
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, omdat de verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. Aan de verdachte wordt geen straf of maatregel opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht heeft geen toepassing gevonden.
Over de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt. Deze kosten worden begroot op nihil.
Conclusie
De verdachte wordt in deze procedure niet veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Hoofdstuk 4: Beslissingen in het kort en ondertekening

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. F.A. Hut en E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. den Haan, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 24 juli 2020.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.