ECLI:NL:RBROT:2020:710

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
10/181000-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van een vuurwapen en munitie onder bedenkelijke omstandigheden in Rotterdam

Op 29 januari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 27 juli 2019 te Rotterdam een wapen en munitie bij zich had. De verdachte, geboren in Marokko en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht, werd bijgestaan door raadsman mr. E.G.S. Roethof. De officier van justitie, mr. K. Pieters, had gevorderd tot een gevangenisstraf van 12 maanden, maar de rechtbank oordeelde anders. De verdachte had bekend dat hij het wapen en de munitie had, maar de omstandigheden waaronder hij deze had verkregen waren bedenkelijk. Hij verklaarde dat hij het wapen van een vriend had afgenomen om te voorkomen dat deze ermee zou handelen, maar de rechtbank vond deze verklaring niet aannemelijk. De rechtbank oordeelde dat het bezit van een vuurwapen in het uitgaanscentrum van Rotterdam ernstige gevolgen kan hebben en dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/181000-19
Datum uitspraak: 29 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Marokko) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Pieters heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met
aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 27 juli 2019 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, van het merk HS produkt, type 95, kaliber 9mm en de daarbij behorende munit
ie voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van een pistool en bijbehorende munitie in het (uitgaans)centrum van Rotterdam. Over de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd, heeft de verdachte op zitting – kort gezegd – verklaard dat hij na het uitgaan naar huis is gegaan, dat toen hij in bed lag werd gebeld door een vriend die met iemand ruzie had en om hulp vroeg, dat hij daaraan gehoor heeft gegeven, dat hij van die vriend het pistool en de munitie heeft afgenomen om te voorkomen dat die vriend daarmee gekke dingen ging doen, dat hij vervolgens niet goed wist wat hij met het wapen moest doen en dat toen hij politie zag, is weggerend en het uiteindelijk met de munitie heeft weggegooid.
Gelet op deze verklaring heeft de verdediging met het oog op de op te leggen straf primair gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk de duur van het voorarrest met een flink voorwaardelijk deel of een taakstraf en subsidiair voor aansluiting bij de LOVS-oriëntatiepunten.
De rechtbank komt tot een ander oordeel, omdat zij evenals de officier van justitie bij weging van de relevante omstandigheden voor de strafmaat niet uitgaat van de verklaring van de verdachte. Die verklaring heeft hij pas op zitting afgelegd, zonder enige duidelijkheid te geven over de identiteit van die vriend, waardoor verificatie verder niet mogelijk is. Ook biedt het dossier onvoldoende aanwijzingen voor de aannemelijkheid van zijn verklaring. Daaruit komt namelijk nadrukkelijker het beeld naar voren dat de verdachte na onenigheid door een beveiliger uit de [naam horecagelegenheid] is gezet, dat hij naar huis is gegaan om een pistool met munitie op te halen en andere kleding aan te trekken en dat hij vervolgens is teruggegaan naar [naam horecagelegenheid] . Het zijn dan ook deze, zonder meer, bedenkelijke omstandigheden waarmee rekening is gehouden bij het bepalen van de hoogte van de straf. Verder is daarin meegenomen dat het in het algemeen zo is dat het bezit en het dragen van een vuurwapen vaak blijkt te leiden tot het gebruik daarvan, met alle ernstige gevolgen van dien. Ook is gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
De rechtbank heeft ten slotte acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Dit alles afwegend, brengt de rechtbank tot de hierna te noemen gevangenisstraf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. de Lange, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 juli 2019 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, van het merk HS produkt, type 95, kaliber 9mm en/of de daarbij behorende munite voorhanden heeft gehad.