Op 21 juli 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 5 juli 2020 in Rotterdam een vuurwapen, te weten een Glock 17 Gen 4, kaliber 9 millimeter, en bijbehorende munitie voorhanden had. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De officier van justitie, mr. N. van der Meij, eiste een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan een deel voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit door de verdachte was bekend en dat er geen verweer was gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het vuurwapen en de munitie voorhanden had, en verklaarde de verdachte strafbaar.
De rechtbank overwoog dat het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen ernstige gevolgen kan hebben en dat er in Rotterdam regelmatig schietincidenten plaatsvinden. De rechtbank besloot om een gevangenisstraf van negen maanden op te leggen, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en medewerking aan diagnostiek en behandeling. De rechtbank achtte begeleiding door de reclassering zinvol, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. F.J. van der Putte, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.