ECLI:NL:RBROT:2020:7095

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
10/174113-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende strafoplegging

Op 21 juli 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 5 juli 2020 in Rotterdam een vuurwapen, te weten een Glock 17 Gen 4, kaliber 9 millimeter, en bijbehorende munitie voorhanden had. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De officier van justitie, mr. N. van der Meij, eiste een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan een deel voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit door de verdachte was bekend en dat er geen verweer was gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het vuurwapen en de munitie voorhanden had, en verklaarde de verdachte strafbaar.

De rechtbank overwoog dat het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen ernstige gevolgen kan hebben en dat er in Rotterdam regelmatig schietincidenten plaatsvinden. De rechtbank besloot om een gevangenisstraf van negen maanden op te leggen, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en medewerking aan diagnostiek en behandeling. De rechtbank achtte begeleiding door de reclassering zinvol, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. F.J. van der Putte, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/174113-20
Datum uitspraak: 21 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. P.H.A. de Boer, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 juli 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 5 juli 2020 te Rotterdam een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van categorie III, onder l van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk/type Glock 17 Gen 4, kaliber 9 millimeter zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
voor dit vuurwapen geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 12 kogelpatronen, merk/type S&B, kaliber 9 millimeter
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een geladen vuurwapen voorhanden gehad. Hij heeft dit wapen gepakt na een ruzie en is daarmee de openbare weg op gelopen. De ervaring leert dat vuurwapenbezit snel leidt tot het gebruik ervan, met alle ernstige gevolgen voor anderen van dien. Daartegen dient te worden opgetreden.
Anders dan de verdediging heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de LOVS orientatiepunten niet langer als passend uitgangspunt kunnen dienen voor vuurwapen-zaken, in ieder geval niet in het Rotterdamse arrondissement: er zijn in Rotterdam en omgeving vrijwel iedere week een of meerdere schietincidenten en er worden door de politie zeer frequent vuuurwapens in beslag genomen.
Gezien de ernst van het feit is de eis van de officier van justtie op zich passend. Wel is de rechtbank van oordeel dat in dit concrete geval aanleiding is om een deel van die straf voorwaardelijk op te leggen. Het gaat hier om een betrekkelijk jonge verdachte die in reactie op een – ogenschijnlijk – geringe aanleiding, het wapen heeft gepakt en de straat op heeft meegenomen. Op grond van het beeld dat de rechtbank van de verdachte op de zitting heeft gekregen, lijkt begeleiding door de reclassering bij hem zinvol. Die begeleiding betreft allereerst een meldplicht. Verder moet de verdachte meewerken aan diagnostiek – is er bij hem sprake van (persoonlijkheids)problemen, bijvoorbeeld ten aanzien van de wijze waarop hij met conflicten en boosheid omgaat? - en aan een eventueel daaruit voortvloeiende ambulante behandeling. De verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard hieraan mee te werken. Het voorwaardelijke strafdeel dient ook als stok achter de deur om nieuwe strafbare feiten te voorkomen.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich zal melden bij Reclassering Nederland, Marconistraat 2 te Rotterdam, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt, en aanwijzingen van de reclassering zal opvolgen;
zal meewerken aan onderzoek ten behoeve van diagnostiek betreffende zijn persoon door een door de reclassering aan te wijzen instantie;
zich zo nodig, naar aanleiding van de conclusies van de diagnostiek, onder behandeling zal stellen van een nader te bepalen zorginstelling/deskundige. De daaruit vloeiende behandelafspraken dient de veroordeelde op positieve wijze af te ronden. Een en ander ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde
gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere
vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. C.E. Bos en S.E.C. Debets, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.J. van der Putte, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juli 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 5 juli 2020 te Rotterdam een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 van categorie III, onder l van de Wet wapens en munitie, te weten pistool, van het merk/type Glock 17 Gen4, kaliber 9 millimeter zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 12 kogelpatronen, merk/type S&B, kaliber 9 millimeter
voorhanden heeft gehad;