ECLI:NL:RBROT:2020:709

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
10/742063-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en bewezenverklaring van overtredingen van de Wegenverkeerswet na verkeersongeval

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 januari 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een verkeersongeval op 2 augustus 2017 te Rotterdam. De verdachte, bestuurder van een taxibusje, heeft de plaats van het ongeval verlaten zonder zich om de betrokken motorrijder te bekommeren. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor de overtredingen van artikel 6 en artikel 5 van de Wegenverkeerswet (WVW) en bewezenverklaring van de overtreding van artikel 7 WVW, met een taakstraf van 50 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de overtredingen van artikel 6 en 5 WVW had begaan, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wel degelijk de plaats van het ongeval heeft verlaten, wat in strijd is met artikel 7 WVW. De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte in overweging genomen, waarin hij aangaf niets vreemds te hebben waargenomen na de botsing. De rechtbank concludeert dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat hij betrokken was bij een ongeval waarbij letsel of schade was toegebracht aan de motorrijder.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen bij het opleggen van de straf. De verdachte heeft geen blijk gegeven van empathie voor het slachtoffer en heeft zijn eigen ongemak benadrukt. Gezien het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, heeft de rechtbank besloten om een taakstraf van 50 uren op te leggen, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de straffen gematigd in het licht van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/742063-18
Datum uitspraak: 29 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Suriname) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis en ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

Vrijspraak zonder nadere motivering feit 1 (overtreding van art. 6 en art. 5 WVW)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair en onder 1 subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Bewijswaardering feit 2 (overtreding van art. 7 WVW)
Vast staat dat er op 2 augustus 2017 op het Schieplein te Rotterdam een verkeersongeval heeft plaatsgevonden tussen een motorrijder en het taxibusje waarin de verdachte reed en dat de verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten.
Uit de Verkeers Ongevallen Analyse volgt het taxibusje de motorfiets naderend vanaf de rechter achterzijde heeft aangereden en met het linker voorspatbord tegen de rechterzijde van het stuur van de motorfiets is gebotst. Ten gevolge van de botsing is de bestuurder van de motorfiets met de rechterzijde van zijn lichaam tegen het voorscherm en waarschijnlijk ook het linker voorportier van de personenauto gevallen, waardoor bij het taxibusje een gat in het plaatwerk is ontstaan. Na de botsing is de motorfiets met de rechterzijde op het wegdek gevallen, waardoor de bestuurder letsel heeft opgelopen. Geconcludeerd wordt dat de bestuurder van het taxibusje de aanrijding moet hebben bemerkt.
De verdachte heeft verklaard dat toen hij het Schieplein opreedt hij wat hoorde, alsof er iets tegen zijn bus aankwam, dat hij aan zijn stuur voelde dat zijn auto daardoor iets zijdelings ging, dat hij toen naar rechts is uitgeweken en is gestopt op de meest rechterrijstrook van het Schieplein, dat hij toen om zich heen heeft gekeken, maar niets vreemds heeft waargenomen en dat hij vervolgens is doorgereden.
Gelet op de verklaring van de verdachte en de kennelijke impact van de botsing met de motorfiets is de rechtbank van oordeel dat de verdachte minst genomen redelijkerwijs moest vermoeden dat hij betrokken was bij een verkeersongeval waarbij aan de bestuurder van de motorfiets letsel of schade was toegebracht.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 02 augustus 2017 te Rotterdam, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, het Schieplein, de plaats van dat ongeval heeft verlaten,
terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden
dataan een ander (te weten [naam slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten,
de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is, nadat hij betrokken was bij een verkeersongeval, doorgereden. Aldus heeft hij zich niet bekommerd om de motorrijder, die bij het ongeval betrokken was en als gevolg van het ongeval ernstig letsel heeft opgelopen. Ook nadien heeft de verdachte geen blijk gegeven van empathie richting het slachtoffer, maar heeft hij vooral zijn eigen ongemak na het ongeval en de daaruit voortgekomen strafzaak willen benadrukken. De rechtbank rekent dat de verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
13 december 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank overeenkomstig de eis van de officier van justitie een taakstraf van 50 uur opleggen. Daarnaast zal een, deels voorwaardelijke, rijontzegging worden opgelegd. In het tijdsverloop en het werk en daarmee behoud van inkomen van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding de door de officier van justitie gevorderde rijontzegging enigszins te matigen.
De voorwaardelijke rijontzegging dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst zich opnieuw als een slecht verkeersdeelnemer te gedragen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 25 (vijfentwintig) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze ontzegging een gedeelte, groot 3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 02 augustus 2017 te Rotterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto/taxibus), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door met dat motorrrijtuig zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, het Schieplein, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-in strijd met een rood licht uitstralend verkeerslicht en/of
-met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 km/u, althans met een gelet op de omstandigheden te hoge snelheid,
het Schieplein is opgereden en/of aldaar in botsing of aanrijding is gekomen met een motorrijder, als gevolg waarvan die motorrijder ten val is gekomen, waardoor die motorrijder, genaamd [naam slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 augustus 2017 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande v/eg, het Schieplein, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-in strijd met een rood licht uitstralend verkeerslicht en/of
-met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 km/u, althans met een gelet op de omstandigheden te hoge snelheid,
het Schieplein is opgereden en/of aldaar in botsing of aanrijding is gekomen met een motorrijder;
2.
hij op of omstreeks 02 augustus 2017 te Rotterdam, als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij en/of door wiens gedraging een verkeersongeval is veroorzaakt op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, het Schieplein, de plaats van dat ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [naam slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht.