ECLI:NL:RBROT:2020:7079
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoek om voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van de Opiumwet na aantreffen van aanzienlijke hoeveelheid softdrugs
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 augustus 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker wiens woning is gesloten op basis van de Opiumwet. De verzoeker, eigenaar van de woning in Rotterdam, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Rotterdam om zijn woning te sluiten na de vondst van 10.050 gram cannabis. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de woning van verzoeker bekend was in het criminele circuit, mede door de grote hoeveelheid drugs die in de woning is aangetroffen en de omstandigheden waaronder deze drugs zijn aangetroffen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de sluiting van de woning noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De verzoeker had aangevoerd dat er geen noodzaak was voor sluiting, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester in beginsel bevoegd was om de woning te sluiten en dat de noodzaak tot sluiting voldoende was aangetoond. De persoonlijke omstandigheden van de verzoeker, waaronder de omgangsregeling met zijn minderjarige zoon, werden niet als voldoende zwaarwegend beschouwd om van sluiting af te zien. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de sluiting ook evenredig moest zijn, maar dat de verzoeker verantwoordelijk was voor wat er in zijn woning gebeurde. De uitspraak is gedaan zonder openbare zitting vanwege de coronamaatregelen, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.