ECLI:NL:RBROT:2020:7070

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2020
Publicatiedatum
10 augustus 2020
Zaaknummer
10/691022-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor afpersing en bezit van hasjiesj met vrijspraak van mishandeling

Op 3 augustus 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 4 februari 2020 betrokken was bij een gewapende afpersing in Rotterdam. De verdachte werd beschuldigd van afpersing, mishandeling en het bezit van hasjiesj. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, met een contactverbod voor de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een ander een gewapende overval had gepleegd, waarbij de slachtoffers onder bedreiging van een vuurwapen € 15.000,- werd afgenomen. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, vooral gezien het feit dat hij met de gewapende man was weggerend. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de mishandeling, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, voor de bewezen feiten van afpersing en het bezit van hasjiesj. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, vooral gezien de impact op de slachtoffers en de hoeveelheid drugs die de verdachte in bezit had. De rechtbank besloot ook tot teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte, omdat deze aan hem toebehoorden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/691022-20
Datum uitspraak: 3 augustus 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman S. Urcun, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 juli 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een contactverbod op te leggen met aangevers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] voor de duur van 3 jaar en te bevelen dat vervangende hechtenis van één week per overtreding zal worden toegepast en dat de totale duur van de tenuitvoergelegde vervangende hechtenis ten hoogste zes maanden zal bedragen.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 3
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak feit 2
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring van de mishandeling door de verdachte te komen.
Beoordeling
De verklaring van zowel aangeefster, inhoudende dat de verdachte haar geslagen heeft, als de verdachte, inhoudende dat zij slechts een woordenwisseling hebben gehad, wordt ondersteund door de verklaring van een getuige. Wel zijn door verbalisanten bij de aangeefster enkele kleine verwondingen geconstateerd die overeenkwamen met haar verklaring, maar dit was pas enkele uren later. Mede gelet op het gegeven dat uit het dossier volgt dat de aangeefster kennelijk de nodige rancune koesterde tegenover de verdachte, kan niet worden uitgesloten dat de verwondingen een andere oorzaak hebben. De rechtbank oordeelt dat het letsel om die reden niet als doorslaggevend bewijs kan worden gebruikt.
Conclusie
Gelet op bovenstaande is het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feit 1
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde feit omdat hij niet betrokken is geweest bij de gewapende overval. Er is geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de gewapende man.
Beoordeling
Aangevers [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] hebben verklaard dat [naam slachtoffer 2] een Volkswagen Polo wilde kopen die op Marktplaats werd aangeboden. Na het maken van een proefrit zijn ze met de verdachte uiteindelijk naar de [naam locatie] gereden om de koop rond te maken. Als ze op voorstel van de verdachte redelijk uit het zicht voor een portiek aan de [naam locatie] staan, komt er plotseling een man met een vuurwapen aan lopen vanuit het looptunneltje naast het portiek, roepend ‘Ik schiet, ik schiet’. Deze man richt het vuurwapen op aangevers en berooft hen vervolgens van een tas met daarin een geldbedrag van € 15.000,-. De man loopt snel terug het tunneltje in. Als [naam slachtoffer 2] achter de man aan wil gaan, draait deze zich om, richt het vuurwapen op hem en sommeert hem te blijven staan. Vervolgens zien aangevers dat de verdachte met de onbekende man wegloopt door het tunneltje.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij niets van de beroving af wist ongeloofwaardig. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de verdachte heeft geprobeerd een onverkoopbare lease-auto te verkopen en dat hij met de gewapende man is weggerend door het tunneltje. Daar komt bij dat een van de aangevers verklaart dat de verdachte voor de gewapende man uit het tunneltje doorliep, toen die er met het geld vandoor ging. Dat zou volstrekt onlogisch zijn als de verdachte er niets van af wist en zelf ook slachtoffer van de beroving was.
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de beroving het resultaat was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de gewapende man en de verdachte.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 tenlastgelegde feit wettig en overtuigend bewezen en verwerpt het verweer van de verdediging.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 3 redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 1 redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 04 februari 2020 te Rotterdam, op de [naam locatie] , tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, (15.000 euro)ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] welke bedreiging met geweld bestond uit het
- tonen van en richten met een vuurwapen, in de richting van die [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 3] en
- plaatsen van dat vuurwapen tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 3] en op het hoofd van
die [naam slachtoffer 4] en
- op harde toon toevoegen van de woorden: "Nu geven, nu geven" en "Niet
komen, anders schiet ik" en "Ik schiet, ik schiet" en "Als je nog een
stap zet schiet ik" en "Ik schiet, niet doorlopen, ik schiet
3.
hij op 26 december 2019 te ‘s-Gravenhage
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 93,1 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..

afpersing

3..

opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 aanhef en onder C gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7..Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan afpersing. De slachtoffers zijn gelokt met een advertentie op Marktplaats waarin door ‘ [naam] ’ een auto te koop is aangeboden. Toen zij de koop wilden rondmaken, zijn zij door de andere man meermalen met een vuurwapen bedreigd en is hen € 15.000,- afhandig gemaakt. Het behoeft geen betoog dat de slachtoffers hierdoor financieel zijn benadeeld en dat dit een zeer beangstigende gebeurtenis voor hen is geweest. Uit het dossier volgt voorts dat het niet de eerste keer was dat de verdachte probeerde de auto te verkopen en dat hij er daarnaast diverse keren op gewezen is dat hij de auto niet kon verkopen omdat het een lease-auto was. De rechtbank rekent de verdachte dit feit zwaar aan.
Daarnaast heeft de verdachte een aanzienlijke hoeveelheid, namelijk 93,1 gram, hasjiesj voorhanden gehad. Het veelvuldig gebruik van softdrugs heeft een nadelig effect op de gezondheid van de gebruikers ervan en leidt vaak tot overlast. Tegen het aanwezig hebben van dergelijke hoeveelheden drugs dient dan ook te worden opgetreden.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 april 2020, waaruit blijkt dat de verdachte de afgelopen vijf jaar niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank stelt vast dat in dat licht bezien de door de officier van justitie geformuleerde eis mild is, maar ziet geen aanleiding om een hogere straf op te leggen.
Voor de door de officier van justitie gevorderde oplegging van een contactverbod ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] ziet de rechtbank geen aanleiding, nu niet aan de voorwaarden daarvoor is voldaan. De verdachte zal immers worden vrijgesproken van de mishandeling van [naam slachtoffer 1] , zodat reeds daarom niet is gebleken van een concreet risico op herhaling van strafbare feiten. Ten aanzien van [naam slachtoffer 2] geldt echter eveneens dat enig blijk van een concreet risico op herhaling van een strafbaar feit jegens dit slachtoffer ontbreekt.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
Ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft teruggave van de inbeslaggenomen goederen bepleit.
Beoordeling
Onde de verdachte zijn de volgende goederen inbeslaggenomen:
1. STK Horloge Kl: grijs, GUCCI
2 1.00 STK Sieraad Kl: goud, HANGER goud met diamantjes
3 2.00 STK Sieraad Kl: goud, KETTING
4 1.00 PR Sieraad Kl: goud, OORBEL
5 1.00 STK Ring Kl: goud
Deze voorwerpen behoren aan de verdachte toe. Daarom zal een last tot teruggave worden gegeven ten aanzien van deze voorwerpen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
Gelast de teruggave aan de verdachte van:
1
STK Horloge Kl:grijs, GUCCI
2 1.00 STK Sieraad Kl:goud, HANGER goud met diamantjes
3 2.00 STK Sieraad Kl:goud, KETTING
4 1.00 PR Sieraad Kl:goud, OORBEL
5 1.00 STK Ring Kl:goud.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 augustus 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 04 februari 2020 te Rotterdam, op de [naam locatie] , althans op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld (15.500
euro, althans enig geldbedrag), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, (15.500 euro, althans enig geldbedrag) in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- tonen van en/of richten met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp op het hoofd en/of in de richting van die [naam slachtoffer 2] en/of
[naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 3] en/of
- plaatsen van dat/een vuurwapen, althans van dat/een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 3] en/of op het hoofd van
die [naam slachtoffer 4] en/of
- op harde toon toevoegen van de woorden: "Nu geven, nu geven" en/of "Niet
komen, anders schiet ik" en/of "Ik schiet, ik schiet" en/of "Als je nog een
stap zet schiet ik" en/of "Ik schiet, niet doorlopen, ik schiet!", althans
telkens woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
(pknr. 306529-19)
hij op of omstreeks 18 december 2019 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door meermalen, althans éénmaal (telkens met kracht),
- tegen/op het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer 1] tc schoppen/trappen (waardoor
[naam slachtoffer 1] ten val is gekomen) en/of;
- ( vervolgens) op/tegen de rug en/of de zij, althans het lichaam van die
[naam slachtoffer 1] te schoppen/trappen (terwijl zij op de grond lag);
3.
hij op of omstreeks 26 december 2019 te ’s-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 93,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;