ECLI:NL:RBROT:2020:707

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
10/712104-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met fietser door rood licht rijden

Op 29 januari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 september 2018 te Ouddorp door rood licht reed en in botsing kwam met een fietser. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende oplettend was en daardoor gevaar op de weg veroorzaakte. De verdachte werd vrijgesproken van de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, maar het subsidiair ten laste gelegde feit, het veroorzaken van gevaar op de weg, werd wel bewezen verklaard. De rechtbank legde een geldboete van € 500,00 op en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank overwoog dat de mate van schuld van de verdachte niet dusdanig was dat er sprake was van zeer onvoorzichtig of onoplettend handelen. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, werd in haar vordering afgewezen, omdat de verdachte al een deel van de schade had vergoed. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/712104-18
Datum uitspraak: 29 januari 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. S. Visser, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 januari 2020.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW);
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete van 1.000 euro, subsidiair 20 dagen hechtenis en ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

Op 10 september 2018 is het slachtoffer bij het oversteken van de Oosterweg in Ouddorp op of met de fiets aangereden door een door de verdachte bestuurde personenauto. Dit is gebeurd op een oversteekplaats voor fietsers en voetgangers. Het slachtoffer heeft als gevolg van deze aanrijding letsel opgelopen. Verder is haar fiets beschadigd geraakt. Door de verdachte is verklaard dat hij het slachtoffer niet heeft gezien omdat hij was afgeleid door een hoge kraan even verder op de weg en dat hij niet weet welke kleur het voor hem geldende verkeerslicht had. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij groen licht had toen zij met haar man overstak. Door getuige [naam getuige 1] is verteld dat het verkeerslicht van de oversteekplaats gaat tikken als het groen is en dat zij dit getik heeft gehoord en daarna de klap. Getuige [naam getuige 2] heeft aangegeven dat het voetgangerslicht groen was, direct nadat hij zag dat het slachtoffer was aangereden.
Aan de hand van het voorgaande wordt vastgesteld dat de verdachte door rood is gereden. Dit is naar het oordeel van de rechtbank echter het enige verwijt dat aan hem kan worden gemaakt. Hierdoor heeft hij namelijk het overstekende slachtoffer geen voorrang verleend, waardoor hij met haar in botsing is gekomen. De verdachte heeft aldus, door zijn gevaarzettend rijgedrag, een verkeersfout gemaakt en heeft daarmee een zekere mate van schuld aan het ontstaan van het ongeval gehad. Deze mate van schuld is echter niet dusdanig dat gesproken kan worden van zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend handelen.
De verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde (overtreding van artikel 6 WVW) worden vrijgesproken. Het subsidiair ten laste gelegde veroorzaken van gevaar op de weg (overtreding van artikel 5 WVW) acht de rechtbank wel bewezen.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 10 september 2018 te Ouddorp, gemeente Goeree-Overflakkee, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande de Oosterweg,
- ter hoogte van de Prins Hendrikweg de oversteekplaats bestemd voor fietsers en voetgangers is opgereden, op het moment dat het voor hem bestemde verkeerslicht rood licht uitstraalde en
- niet tijdig heeft opgemerkt dat een fietser, die voor hem, verdachte, van rechts van de Prins Hendrikweg kwam, inmiddels doende was de Oosterweg via de aldaar gelegen oversteekplaats over te steken en
- die fietser, althans verkeersdeelnemer niet heeft laten voorgaan en
- op die oversteekplaats in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser, als gevolg waarvan die fietser, althans verkeersdeelnemer ten val is gekomen,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit,
de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is met zijn auto op een doorgaande weg door rood licht gereden en in botsing met een fietster gekomen. De fietster is daarbij ten val gekomen, heeft letsel opgelopen en schade geleden.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
13 augustus 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Conclusie
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een voorwaardelijke rijontzegging opleggen overeenkomstig de eis van de officier van justitie. De voorwaardelijke rijontzegging dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst zich opnieuw als verkeersdeelnemer onoplettend te gedragen. In de vrijspraak van het primair ten laste gelegde ziet de rechtbank aanleiding de door de officier van justitie gevorderde geldboete te matigen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde] , terzake van het tenlastegelegde feit. Zij vordert een vergoeding van € 1.643,00 aan materiële schade,
€ 5.000,00 voor immateriële schade en € 5.142,12 aan proceskosten. Hierop strekt in mindering een bedrag van € 3.600,00 dat de verdachte al heeft voldaan voor vergoeding van de materiële en immateriële schade en een bedrag van € 2.547,32 aan al betaalde proceskosten.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt verdediging
De verdedediging heeft geconcludeerd tot afwijzing van de resterende vordering.
Beoordeling
Voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit materiële en ook immateriële schade is toegebracht. In dat verband heeft de verdachte al een bedrag van € 3.600,00 betaald. De rechtbank ziet in de onderbouwing van de vordering ook geen aanleiding om een hogere vergoeding toe te kennen. Dit betekent dat de resterende vordering waarover moet worden beslist, zal worden afgewezen.
Ten aanzien van de door de advocaat gemaakte (proces)kosten wordt opgemerkt dat het gebruikelijk is om deze te berekenen aan de hand van het zogenaamde liquidatietarief. Door de verdachte is een declaratie van de advocaat van € 2.547,32 vergoed. Dit bedrag overstijgt in aanzienlijke mate de vergoeding die zou worden toegekend op basis van de hiervoor bedoelde berekening. Niet valt dan ook in te zien op grond waarvan aanspraak kan worden gemaakt op vergoeding van de overige declaraties. Dit deel van de vordering zal daarom eveneens worden afgewezen.
Omdat de (resterende) vordering van de benadeelde partij zal worden afgewezen, zal zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
10 dagen hechtenis;
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
wijst af de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde] ;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde] in de proceskosten door de verdachte gemaakt, tot op heden aan de zijde van de verdachte begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. de Lange, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 september 2018 te Ouddorp, gemeente Goeree-Overflakkee, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personeneauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid, te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Oosterweg, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- ter hoogte van de Prins Hendrikweg dc oversteekplaats bestemd voor fietsers en voetgangers is opgereden, op het moment dat het voor hem bestemde verkeerslicht rood licht uitstraalde en/of
- niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een fietser, althans een verkeersdeelnemer, die voor hem, verdachte, van rechts van de Prins Hendrikweg kwam, inmiddels doende was de Oosterweg via de aldaar gelegen oversteekplaats over te steken en/of
- die fietser, althans verkeersdeelnemer, niet heeft laten voorgaan en/of
- op die oversteekplaats in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser, althans verkeersdeelnemer, als gevolg waarvan die fietser, althans verkeersdeelnemer ten val is gekomen,
waardoor die fietser, althans verkeersdeelnemer (genaamd [naam slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten minimaal twee gebroken ribben, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 september 2018 te Ouddorp, gemeente Goeree-Overflakkee, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande de Oosterweg,
- ter hoogte van de Prins Hendrikweg de oversteekplaats bestemd voor fietstsers en voetgangers is opgereden, op het moment dat het voor hem bestemde verkeerslicht rood licht uitstraalde en/of
- niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een fietser, althans een verkeersdeelnemer, die voor hem, verdachte, van rechts van de Prins Hendrikweg kwam, inmiddels doende was de Oosterweg via de aldaar gelegen oversteekplaats over te steken en/of
- die fietser, althans verkeersdeelnemer niet heeft laten voorgaan en/of
- op die oversteekplaats in botsing of aanrijding is gekomen met die fietser, althans verkeersdeelnemer, als gevolg waarvan die fietser, althans verkeersdeelnemer ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.