ECLI:NL:RBROT:2020:7069

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2020
Publicatiedatum
10 augustus 2020
Zaaknummer
10/691017-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met geweld en gevangenisstraf voor het medeplegen van wapenbezit en schuldheling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 augustus 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld, bedreiging met geweld en afpersing. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 60 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de beroving. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van de beroving, omdat de rechtbank niet wettig en overtuigend kon vaststellen dat hij betrokken was bij het feit. De verdachte had weliswaar contact gehad met een medeverdachte en was in de buurt van de plaats delict, maar er was geen bewijs dat hij de gewapende man was of dat hij de vluchtauto bestuurde.

De rechtbank oordeelde echter dat er wel voldoende bewijs was voor het voorhanden hebben van twee automatische vuurwapens, een Glock-pistool en een trommelmagazijn, waarvoor de verdachte een gevangenisstraf van 181 dagen kreeg opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens en de risico's die dit met zich meebrengt voor de veiligheid van de samenleving. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan schuldheling van een kentekenplaat, wat ook bijdroeg aan de strafmaat. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn strafblad, maar vond de opgelegde straf passend en geboden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/691017-20
Datum uitspraak: 3 augustus 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Middelburg,
raadsman S. Lodder, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 juli 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 impliciet subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsoverwegingen
4.1.1.
Feit 1
Standpunt officier van justitie
De exacte rol van de verdachte is bij de beroving niet komen vast te staan, maar gelet op de inhoud van de berichten die zijn verstuurd tussen de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] , het feit dat hij op de dag meermalen in de directe omgeving van de medeverdachte [naam medeverdachte] en de aangevers is geweest, de tracker van de auto waarin hij reed losgekoppeld was, hij in de vermoedelijke vluchtauto reed, in zijn auto de telefoon is aangetroffen waarmee medeverdachte [naam medeverdachte] na de overval zijn ex-vriendin heeft geprobeerd te bellen en hij bovendien de beschikking had over vuurwapens, volgt voldoende wettig en overtuigend bewijs dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de tenlastegelegde beroving.
Beoordeling
Anders dan de officier van justitie oordeelt de rechtbank dat op basis van de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij de beroving van aangevers.
De verdachte bevestigt dat hij op 4 februari 2020 contact heeft gehad met de medeverdachte [naam medeverdachte] . Hij verklaart dat hij met een witte Volkswagen Golf GTI naar de McDonalds is gereden. Omdat [naam medeverdachte] zijn kinderen moest ophalen is hij met [naam medeverdachte] weggereden en heeft hij [naam medeverdachte] daarna weer afgezet bij de McDonalds. Dit wordt bevestigd door [naam medeverdachte] . Verder verklaart de verdachte dat het mogelijk is dat hij die middag in de buurt van de [naam locatie] (de locatie van de straatroof) heeft gereden, gelet op het feit dat zijn telefoon een zendmast heeft aangestraald in de buurt en rond het tijdstip van de beroving. De verdachte ontkent echter iedere betrokkenheid bij zowel de verkoop van de auto als bij de gewapende beroving. Voor de aanname dat de verdachte de gewapende man zou zijn geweest, bevindt zich in het dossier geen bewijs. Bovendien verklaart aangever [naam slachtoffer 1] dat de man met het vuurwapen een andere was dan de bestuurder van de witte Volkswagen Golf die hij bij de McDonalds had gezien. Dat de verdachte de bestuurder was van de vluchtauto kan evenmin worden bewezen. Aangevers horen weliswaar kort na de beroving een GTI wegrijden, maar hebben behalve de man met het vuurwapen en [naam medeverdachte] , de vluchtauto zelf niet gezien. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen - hoewel de verdachte in de buurt was - dat de Volkswagen Golf GTI met de verdachte als bestuurder de vluchtauto is geweest. Dat de chat- en spraakberichten - voor zover deze al tussen de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] zijn gevoerd en voor zover zij al zien op strafbare feiten - betrekking hebben op déze beroving, kan de rechtbank evenmin vaststellen.
Conclusie
Er is onvoldoende wettig bewijs voor zijn betrokkenheid bij de beroving van aangevers, zodat de verdachte wordt vrijgesproken van het (mede)plegen van het onder 1 tenlastegelegde feit.
4.1.2.
Feit 2
Gelet op de zeer sterke gelijkenis van de verdachte met de persoon die een automatisch vuurwapen afvuurt op het filmpje [naam bestand] , het feit dat de verdachte de kenmerkende trui (of vest) ook draagt op een andere foto waarvan hij heeft erkend dat hij de daarop afgebeelde persoon is, de aanwezigheid van de verdachte in de buurt volgens de zendmastgegevens en het chatbericht van 1 januari 2020, 3:10 uur, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de persoon is die op het genoemde filmpje het automatisch vuurwapen afvuurt en dit wapen daarmee op dat moment voorhanden had.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat de verdachte in twee filmpjes op 29 januari 2020 (die zijn aangetroffen op zijn eigen telefoon) te zien is met in zijn handen een Kalashnikov en een Glock. Op zijn schoot ligt een ander automatisch vuurwapen met een trommelmagazijn. Ook deze wapens heeft hij derhalve voorhanden gehad.
Nu niet is gebleken dat de verdachte op de foto en de filmpjes de op 24 februari 2020 bij een ander aangetroffen munitie voorhanden had, wordt hij van het voorhanden hebben daarvan vrijgesproken.
4.1.3.
Feit 3
Het onder 3 impliciet subsidiair ten laste gelegde (schuldheling kentekenplaat) is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 2 redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van feit 3 redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
2.
hij op één of meer tijdstippen in de periode 1 januari 2020 tot en met 5 februari 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren,
- van het merk/type Orbis Mgv 176, kaliber .22lr en
- van het merk/type Zastava M70 Ab2, kaliber 7.62 x 39 mm
en
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Glock 26, kaliber 9mm
en
een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een trommelmagazijn , zijnde een hulpstuk en/of onderdeel dat van wezenlijke aard en specifiek bestemd is voor een pistool van het merk Glock 26 kaliber 9mm voorhanden heeft gehad;
3. ( pknr. 280296-19)
hij op 22 november 2019 te Rotterdam een goed, te weten een kentekenplaat ( [kentekennummer] ), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door enig misdrijf, verkregen goed betrof;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;

3..schuldheling

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7..Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Op de telefoon, in gebruik bij de verdachte, worden foto’s aangetroffen waarop de verdachte te zien is met twee automatische vuurwapens, een Glock-pistool en een trommelmagazijn voor een Glock. Bovendien worden er op deze telefoon filmpjes aangetroffen waarop te zien is dat de verdachte in de nieuwjaarsnacht in een woonwijk met een automatisch wapen in de lucht schiet. Het onbevoegd voorhanden hebben van automatische vuurwapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dat gevoel wordt versterkt door het feit dat vuurwapens in toenemende mate worden gebruikt. Daarom dient tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens streng te worden opgetreden. Tegelijkertijd weegt de rechtbank mee dat op basis van het dossier slechts kan worden vastgesteld dat hij de wapens heeft vastgehouden in de woning van een vriend (waar de wapens later ook zijn aangetroffen) en er mee in de lucht heeft geschoten achter de woning van dezelfde vriend. Het staat dus niet vast dat de verdachte ook op andere tijdstippen en plaatsen kon beschikken over deze wapens.
Bovendien heeft hij zich schuldig gemaakt aan heling door een gestolen kentekenplaat op zijn eigen motor te bevestigen. De verdachte heeft daardoor geprofiteerd van een misdrijf dat door een ander is gepleegd. Door zo te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor door diefstal verkregen goederen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 april 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld, onder meer voor verboden wapenbezit.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de hiervoor geschetste omstandigheden.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 181 dagen passend en geboden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 181 dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 augustus 2020.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 04 februari 2020 te Rotterdam, op de [naam locatie] , althans op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld (15.500
euro, althans enig geldbedrag), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, (15.500 euro, althans enig geldbedrag) in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- tonen van en/of richten met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op het hoofd en/of in de richting van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of
- plaatsen van dat/een vuurwapen, althans van dat/een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 3] en/of op het hoofd van die [naam slachtoffer 2] en/of
- op harde toon toevoegen van de woorden: "Nu geven, nu geven" en/of "Niet komen, anders schiet ik" en/of "Ik schiet, ik schiet" en/of "Als je nog een stap zet schiet ik" en/of "Ik schiet, niet doorlopen, ik schiet!", althans telkens woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 januari 2020 tot en met 5 februari 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
twee, althans een of meer wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren,
- van het merk/type Orbis Mgv 176, kaliber .22lr en/of
- van het merk/type Zastava M70 Ab2, kaliber 7.62 x 39 mm
en/of
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Glock 26, kaliber 9mm
en/of
munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten:
- 101, althans een of meer kogelpatronen, kaliber 7.62 x 39mm en
- 57, althans een of meer kogelpatronen, kaliber 9mm en
- 22, althans een of meer kogelpattronen, kaliber .22lr
en/of
- 21, althans een of meer hulzen van verschoten kogelpatronen, kaliber 7.62 x
39mm en
- 14, althans een of meer hulzen van verschoten kogelpatronen, kaliber 9mm
en/of
een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een trommelmagazijn en/of een patroonhouder, zijnde (telkens) een hulpstuk en/of onderdeel dat van wezenlijke aard en specifiek bestemd is voor een pistool van het merk Glock 26 kaliber 9mm en/of een pistool van het merk CZ P10 S, kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad;
3. ( pknr. 280296-19)
hij op of omstreeks 22 november 2019 te Rotterdam (een) goed(eren), te weten een kentekenplaat ( [kentekennummer] ), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof;