ECLI:NL:RBROT:2020:7068

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2020
Publicatiedatum
8 augustus 2020
Zaaknummer
ROT 20/3931
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een bedrijfspand na beschietingen en de beoordeling van de openbare orde

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 augustus 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoeker, een ondernemer, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Vlaardingen om zijn bedrijfspand voor de duur van drie maanden te sluiten na beschietingen op 5 en 6 juli 2020. De burgemeester had deze maatregel genomen op grond van artikel 2.54 van de Algemene Plaatselijke Verordening Vlaardingen 2019, omdat het openhouden van het pand een ernstig gevaar voor de openbare orde zou vormen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat het gevaar voor de openbare orde inmiddels was verdwenen. De burgemeester had de bevoegdheid om het pand te sluiten en had de belangen van de openbare orde en het woon- en leefklimaat zwaarder kunnen laten wegen dan het belang van verzoeker om het pand open te houden. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen.

De voorzieningenrechter overwoog dat de sluiting van het pand noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen, vooral gezien de ernst van de beschietingen en de impact op de omgeving. Verzoeker had aangevoerd dat de beschietingen gericht waren op zijn aannemer en niet op hemzelf, maar de voorzieningenrechter volgde deze redenering niet. Er waren onvoldoende gegevens verstrekt om te concluderen dat het gevaar voor de openbare orde was verdwenen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid had kunnen besluiten tot sluiting van het pand, gezien de omstandigheden en de lopende politieonderzoeken. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/3931
uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 augustus 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam verzoeker] , h.o.d.n. [handelsnaam] te [plaats] , verzoeker,

gemachtigde: mr. R.H. Bouwman,
en

de burgemeester van de gemeente Vlaardingen, verweerder,

gemachtigde: [naam gemachtigde] .

Procesverloop

Bij besluit van 8 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder op grond van artikel 2.54 van de Algemene Plaatselijke Verordening Vlaardingen 2019 (APV) het bedrijfspand aan de [adres] te Vlaardingen (het bedrijfspand) voor de duur van drie maanden gesloten.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Ook heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Vanwege de maatregelen rondom het Coronavirus heeft geen zitting bij de rechtbank plaatsgevonden. De gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van verweerder zijn op 5 augustus 2020 door de voorzieningenrechter gehoord via Skype.

Overwegingen

1. Op zondag 5 juli 2020 om 15:30 uur heeft de politie melding gekregen dat er twee kogelgaten te zien waren in de ruiten van het bedrijfspand. In dit pand werden ook een fragment van munitie en een kogelinslag in een muur aangetroffen. De kogelgaten waren afgeplakt met Ducktape. Verder heeft de politie in de [naam locatie] ter hoogte van het bedrijfspand twee kogels en twee kogelhulzen aangetroffen op straat. Uit het onderzoek van de politie bleek dat de kogelgaten vermoedelijk zijn ontstaan in de nacht van 4 op 5 juli 2020. Op maandag 6 juli 2020 rond 02:25 uur kreeg de politie een melding van een mogelijke schietpartij aan de [naam locatie] te Vlaardingen, waarbij de schoten uit de richting van het bedrijfspand kwamen. Uit onderzoek bleek dat er zes kogelinslagen in de ruiten van het bedrijfspand zaten. Binnen in het pand werden vier kogelinslagen aangetroffen en meerdere kogelfragmenten. Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen.
2. Het bestreden besluit, sluiting van het pand met ingang van 6 juli 2020 tot 6 oktober 2020, heeft bovengenoemde informatie als grondslag. Volgens verweerder is het geopend houden van het bedrijfspand een ernstig gevaar voor de openbare orde en vormt dit een bedreiging voor het woon- en leefklimaat in de omgeving. Het doel van de sluiting is het herstellen van de openbare orde en de aantasting van het woon-, werk- en leefklimaat en het bewaren van de rust van de openbare orde. De belangen hiervan wegen zwaarder dan het belang van verzoeker om het bedrijfspand open te houden, aldus verweerder.
3. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover de daartoe uit te voeren toetsing meebrengt dat de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat oordeel niet bindend voor de beslissing op bezwaar of in een eventuele beroepsprocedure.
4. Verzoeker heeft toegelicht dat hij door de sluiting van het pand geen inkomsten meer kan genereren, wat gevolgen zal hebben voor het betalen van zijn vaste lasten, zijn personeel en zijn bedrijf. De voorzieningenrechter is van oordeel, ook gegeven de duur van de sluiting, dat verzoeker het spoedeisend belang hiermee voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
5. Verzoeker voert aan dat niet hij, maar zijn aannemer, tevens een goede klant, het doelwit was van de beschietingen. Verzoeker stelt dat hij bij ingebruikname van het pand deze aannemer een vloer heeft laten aanbrengen, maar dit niet op de juiste wijze is gebeurd. Tussen 4 en 9 juli 2020 zou het pand gesloten zijn, zodat de aannemer de vloer kon repareren. De aannemer was in deze periode continu aanwezig in het bedrijfspand en heeft een opvallende auto (groot model Amerikaanse pick-up, zwart model). Volgens verzoeker heeft de aannemer hem verteld dat hij een controverse met iemand had en dat hij deze persoon ervan verdenkt te hebben geschoten op het bedrijfspand, omdat deze misschien dacht dat hij zijn bedrijf in het bedrijfspand wilde gaan voortzetten. Volgens verzoeker heeft de aannemer dit ook bij de politie verklaard en is er een verdachte aangehouden. Als dit klopt, is duidelijk dat de aannemer niet de volgende huurder van het bedrijfspand is en bestaat er geen gevaar meer voor de openbare orde, aldus verzoeker. Voor het gesloten houden van het pand bestaat dan geen juridische basis meer. De voorzieningenrechter volgt verzoeker hierin niet.
5.1.
Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat het gevaar voor de openbare orde, waarvan de burgemeester uitgaat, inmiddels is verdwenen. De alternatieve verklaring die verzoeker veronderstelt, het zou gaan om de aannemer, is niet op voorhand onlogisch en behoeft dus onderzoek. Zonder gegevens over wie de aannemer is, waar het conflict over gaat, wie de persoon is waarmee dat conflict bestaat en waarom de aannemer deze persoon ervan verdenkt achter de beschieting te zitten valt echter niet te voorspellen wat de uitkomst van dat onderzoek is en welke invloed dat kan hebben op de nog te nemen beslissing op bezwaar. Verzoeker heeft die gegevens niet verstrekt. Andere alternatieve verklaringen zijn daarnaast vooralsnog ook denkbaar, bijvoorbeeld dat het bedrijf, al dan niet medeweten van een of meer personeelsleden, op de een of andere manier een rol speelt bij diefstal van auto’s of auto-onderdelen en/of het prepareren van auto’s voor het vervoer van drugs, of dat geprobeerd is het bedrijf en/of medewerkers daarbij te betrekken, waarbij de beschieting als drukmiddel is gebruikt. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder ook toegelicht dat het onderzoek bij de politie nog loopt en er nog niemand is aangehouden voor de beschietingen. Verweerder heeft kunnen overwegen dat wanneer het bedrijfspand niet zou worden gesloten, het gelet op het feit dat het pand op twee opvolgende dagen meerdere keren is beschoten, zeer aannemelijk was dat het pand nogmaals zou worden beschoten. Gelet op het voorgaande was de burgemeester dus bevoegd om tot sluiting over te gaan.
6. Verzoeker voert verder aan dat de sluiting van het bedrijfspand grote gevolgen voor hem heeft. Zo zitten het vaste personeelslid en de twee oproepkrachten thuis. Het voornemen bestond een tweede personeelslid in dienst te nemen. Dat kan voorlopig ook niet doorgaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter betekent dit echter niet dat verweerder geen gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot tijdelijke sluiting van het bedrijfspand.
6.1.
Dat verzoeker als gevolg van de sluiting inkomsten misloopt is inherent aan de sluiting en komt daarmee voor zijn rekening. Verweerder heeft het belang van de openbare orde, het herstellen van het woon-, werk- en leefklimaat en de handhaving van de rechtsorde in redelijkheid zwaarder kunnen laten wegen dan het belang van verzoeker om het pand open te houden. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat het bedrijfspand gedurende twee opeenvolgende dagen is beschoten en het pand zich in een woonwijk bevindt. De situatie vroeg daarom uit een oogpunt van herstel van de openbare orde om een maatregel.
7. Uit het voorgaande volgt dat in bezwaar het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. Roozeboom, griffier. De uitspraak is gedaan op 7 augustus 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is buiten staat De voorzieningenrechter is verhinderd te tekenen
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.