ECLI:NL:RBROT:2020:7068
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Sluiting van een bedrijfspand na beschietingen en de beoordeling van de openbare orde
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 augustus 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoeker, een ondernemer, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Vlaardingen om zijn bedrijfspand voor de duur van drie maanden te sluiten na beschietingen op 5 en 6 juli 2020. De burgemeester had deze maatregel genomen op grond van artikel 2.54 van de Algemene Plaatselijke Verordening Vlaardingen 2019, omdat het openhouden van het pand een ernstig gevaar voor de openbare orde zou vormen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat het gevaar voor de openbare orde inmiddels was verdwenen. De burgemeester had de bevoegdheid om het pand te sluiten en had de belangen van de openbare orde en het woon- en leefklimaat zwaarder kunnen laten wegen dan het belang van verzoeker om het pand open te houden. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen.
De voorzieningenrechter overwoog dat de sluiting van het pand noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen, vooral gezien de ernst van de beschietingen en de impact op de omgeving. Verzoeker had aangevoerd dat de beschietingen gericht waren op zijn aannemer en niet op hemzelf, maar de voorzieningenrechter volgde deze redenering niet. Er waren onvoldoende gegevens verstrekt om te concluderen dat het gevaar voor de openbare orde was verdwenen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester in redelijkheid had kunnen besluiten tot sluiting van het pand, gezien de omstandigheden en de lopende politieonderzoeken. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.