ECLI:NL:RBROT:2020:7033

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
8134171
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. E. van Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van drinkwaterkosten en opschorting van drinkwaterlevering

In deze zaak heeft Evides N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde, met betrekking tot een betalingsachterstand voor de levering van drinkwater. De kantonrechter te Rotterdam heeft op 31 juli 2020 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. Evides vorderde betaling van een bedrag van € 322,56 aan hoofdsom, incassokosten en rente, alsook een verklaring voor recht dat zij gerechtigd was tot opschorting van de drinkwaterlevering. De gedaagde betwistte de hoogte van de betalingsachterstand en voerde aan dat hij slechts de helft van de kosten diende te betalen, omdat zijn ex-partner ook aansprakelijk was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een betalingsachterstand had, maar dat de hoofdsom inmiddels was voldaan door betalingen die de gedaagde had gedaan. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de hoofdsom afgewezen, maar de vordering tot betaling van de rente en de buitengerechtelijke incassokosten gedeeltelijk toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat Evides niet gerechtigd was om de drinkwaterlevering op te schorten, omdat de betalingsachterstand inmiddels was ingelopen. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van de procedure.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagde € 43,74 moet betalen aan Evides, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de proceskosten aan de zijde van Evides zijn vastgesteld op € 204,52 aan verschotten en € 180,- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8134171 \ CV EXPL 19-46649
uitspraak: 31 juli 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Evides N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Van Es Gerechtsdeurwaarders & Incasseerders te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Evides’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding met producties van 26 september 2019;
  • het herstelexploot van 3 oktober 2019;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van gedaagde;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de conclusie van repliek met een productie;
  • de conclusie van dupliek met producties;
  • de aanvullende producties van [gedaagde] ;
  • de akte uitlaten, tevens wijziging van eis, van Evides.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Evides levert drinkwater aan [gedaagde] en brengt hiervoor periodiek voorschotbedragen in rekening. Tenminste eenmaal per jaar vindt een afrekening plaats, onder verrekening van de reeds betaalde voorschotbedragen.
2.2.
Bij vonnis van 8 juni 2018 is [gedaagde] door de kantonrechter te Rotterdam veroordeeld tot betaling aan Evides van € 323,76 aan hoofdsom, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.3.
Evides heeft [gedaagde] onder de meer de volgende facturen verzonden:
  • 8 juni 2018, 8 september 2018 en 8 december 2018 een voorschotfactuur ter hoogte van telkens € 102,13;
  • 12 maart 2019 een voorschotfactuur ter hoogte van € 112,02 en een eindafrekening ter hoogte van € 13,23;
  • 8 juni 2019 een voorschotfactuur ter hoogte van € 112,02.

3..De vordering

3.1.
Evides heeft (samengevat) bij herstelexploot gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 322,56 aan hoofdsom, incassokosten en rente berekend tot de dag van dagvaarding, vermeerderd met de wettelijke rente over € 543,66, en, zolang [gedaagde] niet heeft voldaan aan zijn betalingsverplichtingen, te verklaren voor recht dat Evides gerechtigd is tot het afsluiten en/of verzegelen van de watertoevoer, het opnemen van de meterstanden en het controleren van de verzegeling van de hoofdkraan en de aansluiting op het drinkwaternet, met bepaling dat de kosten van de voornoemde werkzaamheden voor rekening van [gedaagde] komen, alsmede [gedaagde] te veroordelen tot gedeeltelijke en tijdelijke ontruiming van het betreffende deel van de woning voor de duur van de werkzaamheden, een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Aan haar vordering legt Evides ten grondslag dat [gedaagde] ten aanzien van de nota’s van juni 2018 tot en met juni 2019, een betalingsachterstand heeft laten ontstaan van
€ 237,27. Evides wenst een verklaring voor recht te krijgen dat zij gerechtigd is de drinkwaterlevering op te schorten, zodat de vordering door verbruik van drinkwater niet verder oploopt. Evides maakt daarnaast aanspraak op € 3,74 aan verschenen rente tot de dag van dagvaarding en op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 81,55.
3.3.
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe (zakelijk weergegeven en voor zover van belang) het volgende aangevoerd. De hoogte van de door Evides gestelde betalingsachterstand is onjuist, omdat niet met alle betalingen van [gedaagde] rekening is gehouden. Daarnaast dient [gedaagde] slechts de helft van de gevorderde achterstand te betalen, aangezien zijn ex-partner voor de andere helft aangesproken moet worden. Voorts dienen diverse jaarnota’s gecorrigeerd te worden, aangezien de gebruikte meterstanden onjuist zijn. Tenslotte dienen de vorderingen van Evides tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, rente en proceskosten te worden afgewezen.
3.4.
Op hetgeen partijen verder hebben aangevoerd zal de kantonrechter, voor zover voor deze procedure van belang, hierna ingaan.

4..De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is er geen discussie over dat [gedaagde] een vergoeding is verschuldigd aan Evides voor de levering van drinkwater, en dat hij in dat kader een betalingsachterstand heeft laten ontstaan. Partijen twisten met name over de hoogte van de betalingsachterstand. In dat kader overweegt de kantonrechter het volgende.
4.2.
Voorop stelt de kantonrechter dat een groot deel van het verweer van [gedaagde] ziet op zijn betalingsachterstand over de periode 2016 tot juni 2018. Dit is echter de achterstand waarop het eerder tussen partijen gewezen vonnis ziet. Nu de onderhavige procedure ziet op de facturen van juni 2018 tot en met juni 2019, zal de kantonrechter in beginsel aan dat verweer voorbijgaan.
4.3.
Evides maakt in de onderhavige procedure aanspraak op betaling van het restant van de facturen zoals opgesomd onder 2.3. [gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat hij minder dient te betalen omdat de meterstanden dienen te worden gecorrigeerd, maar heeft dit verweer echter niet onderbouwd of gespecificeerd. Als onvoldoende gemotiveerd betwist oordeelt de kantonrechter daarom dat [gedaagde] de voornoemde factuurbedragen in beginsel dient te betalen.
4.4.
Uit de dagvaarding volgt dat ten tijde van de dagvaarding de facturen van juni, september en december 2018 reeds waren voldaan. Bij conclusie van dupliek heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij de overige drie facturen (van maart 2019 en juni 2019) inmiddels ook heeft voldaan. Bij haar akte uitlaten heeft Evides bevestigd dat zij deze laatstgenoemde betalingen heeft ontvangen. Zij heeft onder randnummer 4 weliswaar gesteld dat het te betalen saldo (inclusief incassokosten en rente) nu € 322,56 bedraagt, echter is het de kantonrechter gebleken dat Evides de bedragen in haar akte uitlaten onjuist heeft opgeteld c.q. afgetrokken. Door zijn betalingen (die door hem zijn toegerekend aan de betreffende openstaande facturen) heeft [gedaagde] immers de gehele hoofdsom inmiddels voldaan, zodat slechts de gevorderde rente (van € 3,74) en de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten (van € 81,55) resteren. Aangezien de gevorderde hoofdsom inmiddels is voldaan zal de vordering tot betaling daarvan worden afgewezen.
4.5.
Voor zover Evides bij haar akte uitlaten onder randnummer 5 ook aanspraak heeft willen maken op betaling van de factuur over september 2019, zal de kantonrechter deze vordering afwijzen. Dit zou een eisvermeerdering betreffen waarover [gedaagde] zich niet heeft kunnen uitlaten. Daarnaast blijkt uit het overzicht van Evides dat de hoofdsom van deze factuur al is voldaan.
4.6.
Aangezien hiervoor is overwogen dat de gevorderde hoofdsom zal worden afgewezen, dient de kantonrechter nog te oordelen over de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
4.7.
De verschenen rente van € 3,74 kan als onvoldoende betwist worden toegewezen. Evides heeft voorts de wettelijke rente gevorderd vanaf de dag van dagvaarding over een bedrag van € 543,66. Echter staat vast dat reeds bij dagvaarding een lager bedrag aan hoofdsom resteerde (namelijk € 237,27). De gevorderde rente zal dan ook slechts worden toegewezen over dit lagere bedrag, en vervolgens over de saldi die sindsdien van tijd tot tijd hebben opengestaan.
4.8.
Evides maakt daarnaast aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 81,55. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. In de door Evides aan [gedaagde] verzonden aanmaning van 28 augustus 2018, die overigens voldoet aan de in artikel 6:96, zesde lid BW gestelde eisen, wordt een lager bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten genoemd dan nu wordt gevorderd, namelijk € 40,-. De ontvangst van deze brief is door [gedaagde] niet betwist en als onweersproken staat vast dat [gedaagde] niet binnen de genoemde termijn de vordering heeft voldaan. De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 40,-. Anders dan door [gedaagde] aangevoerd is niet van belang welke incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Het verzenden van de veertiendagenbrief is reeds voldoende voor het verschuldigd worden van de buitengerechtelijke incassokosten (ECLI:NL:HR:2014:1405, r.o. 3.6).
4.9.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij slechts aansprakelijk is voor de helft van de kosten, omdat zijn ex-partner voor de andere helft aansprakelijk is. Dit is door Evides gemotiveerd betwist, aangezien zij erop heeft gewezen dat [gedaagde] de overeenkomst met Evides is aangegaan en dat hij hoofdelijk verbonden is aan deze overeenkomst. Evides had naar eigen zeggen dus de keus om [gedaagde] te dagvaarden. [gedaagde] heeft daarop zijn verweer niet nader onderbouwd, zodat de kantonrechter dit verweer zal verwerpen.
4.10.
De overige vorderingen van Evides komen feitelijk neer op een opschorting van de waterlevering totdat de betalingsachterstand door [gedaagde] is aangezuiverd. Deze vorderingen zijn niet toewijsbaar. In dat verband wordt het volgende overwogen.
4.11.
Evides komt weliswaar in beginsel een beroep toe op het opschortingsrecht van artikel 6:52 en 6:262 BW (in dit geval via het mogen verzegelen en afsluiten van de watertoevoer, met nevenvorderingen), maar aangezien het hier gaat om levering van drinkwater, hetgeen een eerste levensbehoefte vormt van een particulier en Evides als nutsbedrijf in de regio waarin [gedaagde] woonachtig is een wettelijk beschermde monopoliepositie inneemt, dient Evides bij de uitoefening van dat opschortingsrecht uiterste zorgvuldigheid en terughoudendheid te betrachten. In dit geval vordert Evides een verklaring voor recht dat zij gerechtigd is de watertoevoer op te schorten. De kantonrechter ziet voor een dergelijke verklaring voor recht echter geen aanleiding. Weliswaar was bij dagvaarding sprake van een betalingsachterstand van 6 maanden, maar deze achterstand is inmiddels volledig ingelopen. In feite resteren slechts nog de incassokosten en rente. Dit betekent dat Evides in deze omstandigheden niet gerechtigd is tot de handelingen als genoemd. De gevorderde verklaring voor recht wordt daarom afgewezen. Hetzelfde geldt voor de gevorderde veroordeling tot gedeeltelijke en tijdelijke ontruiming van het betreffende deel van de woning voor de duur van de werkzaamheden.
4.12.
Aangezien ten tijde van de dagvaarding sprake was van een betalingsachterstand is [gedaagde] op juiste gronden in rechte betrokken. [gedaagde] wordt dan ook veroordeeld in de kosten van deze procedure, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Evides worden vastgesteld op € 204,52 aan verschotten (€ 121,- aan griffierecht en € 83,52 aan dagvaardingskosten) en € 180,- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten à € 72,-).
4.13.
[gedaagde] heeft verzocht het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Niet goed valt in te zien waarom de veroordeling inzake de incassokosten, rente en proceskosten niet uitvoerbaar bij voorraad zou moeten zijn. [gedaagde] heeft dit ook niet voldoende onderbouwd. De uitvoerbaarverklaring bij voorraad wordt daarom toegewezen.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Evides tegen kwijting te betalen € 43,74 ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten en de verschenen rente, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 237,27 vanaf de dag van dagvaarding tot aan 30 november 2019 en over € 112,02 vanaf 30 november 2019 tot 21 januari 2020;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Evides vastgesteld op € 204,52 aan verschotten en € 180,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33394