In deze zaak heeft Evides N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde, met betrekking tot een betalingsachterstand voor de levering van drinkwater. De kantonrechter te Rotterdam heeft op 31 juli 2020 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. Evides vorderde betaling van een bedrag van € 322,56 aan hoofdsom, incassokosten en rente, alsook een verklaring voor recht dat zij gerechtigd was tot opschorting van de drinkwaterlevering. De gedaagde betwistte de hoogte van de betalingsachterstand en voerde aan dat hij slechts de helft van de kosten diende te betalen, omdat zijn ex-partner ook aansprakelijk was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een betalingsachterstand had, maar dat de hoofdsom inmiddels was voldaan door betalingen die de gedaagde had gedaan. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de hoofdsom afgewezen, maar de vordering tot betaling van de rente en de buitengerechtelijke incassokosten gedeeltelijk toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat Evides niet gerechtigd was om de drinkwaterlevering op te schorten, omdat de betalingsachterstand inmiddels was ingelopen. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van de procedure.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagde € 43,74 moet betalen aan Evides, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de proceskosten aan de zijde van Evides zijn vastgesteld op € 204,52 aan verschotten en € 180,- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.