ECLI:NL:RBROT:2020:7032

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
8341616
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur in het kader van aanneming van werk, afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing door eiseres

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 31 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een onderneming, aangeduid als eiseres, en een particulier, aangeduid als gedaagde, over een vordering tot betaling van een factuur. Eiseres, actief in de schoorsteentechniek, had werkzaamheden verricht aan de schoorsteen van gedaagde, die verstopt was door een vogelnest. Na de uitvoering van de werkzaamheden had eiseres een factuur van € 1.858,86 verzonden, waarvan gedaagde slechts € 850,- had betaald. Eiseres vorderde het resterende bedrag van € 1.008,86, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten.

Gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat de werkzaamheden niet in de overeengekomen omvang waren uitgevoerd en dat de kosten onredelijk waren. Hij stelde dat hij maximaal € 854,56 verschuldigd was, wat hij al had voldaan. De kantonrechter oordeelde dat eiseres haar vordering onvoldoende had onderbouwd. Eiseres had afgezien van een mondelinge behandeling, waardoor het verweer van gedaagde niet was weersproken. De kantonrechter concludeerde dat niet vaststond wat partijen waren overeengekomen en of eiseres een redelijke prijs in rekening had gebracht. Daarom werden de vorderingen van eiseres afgewezen en werd eiseres veroordeeld in de proceskosten, die op nihil werden vastgesteld.

De uitspraak benadrukt het belang van een goede onderbouwing van vorderingen in civiele procedures, vooral wanneer partijen afzien van een mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft in deze zaak de verantwoordelijkheid van eiseres benadrukt om haar stellingen te onderbouwen, wat niet is gebeurd, resulterend in de afwijzing van de vordering.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8341616 \ CV EXPL 20-5934
uitspraak: 31 juli 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres]
,
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.A. Kazzaz-de Hoog te ’s-Gravenhage,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding met producties van 23 december 2019;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het tussenvonnis van de kantonrechter te ’s-Gravenhage van 19 februari 2020, waarin de zaak op grond van artikel 46b van de Wet op de Rechterlijke Organisatie is verwezen naar rechtbank Rotterdam;
  • het tussenvonnis van 2 maart 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft geen doorgang gehad als gevolg van de corona-uitbraak. Daarna hebben beide partijen bericht dat zij afzien van een mondelinge behandeling, omdat zij menen dat de standpunten van partijen al voldoende duidelijk zijn. Zij hebben de kantonrechter verzocht om vonnis te wijzen op grond van de dagvaarding en de conclusie van antwoord.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[eiseres] is een onderneming die actief is op het gebied van schoorsteentechniek. [gedaagde] heeft contact opgenomen met [eiseres] , met de melding dat zijn schoorsteen verstopt was door een vogelnest. In april 2018 heeft de heer [naam] , directeur van [eiseres] , de situatie ter plekke opgenomen.
2.2.
Op 8 en 9 juli 2018 hebben drie medewerkers van [eiseres] werkzaamheden aan de schoorsteen van [gedaagde] verricht. Omdat de schoorsteen een (deels) scheef rookkanaal heeft, heeft [eiseres] een gat in de schoorsteen gemaakt, waarna het nest kon worden verwijderd. Daarna heeft [eiseres] het gat dichtgemetseld, waarbij direct een reinigingsluik in de schoorsteen is aangebracht, en het stucwerk is gerepareerd. [eiseres] heeft daarnaast zorg gedragen voor het afvoeren van het afval.
2.3.
Op 11 juli 2018 heeft [eiseres] een factuur verzonden aan [gedaagde] , ter hoogte van in totaal € 1.858,86, bestaande uit de volgende posten (exclusief btw):
  • € 1.275,- ter zake manuren (25,5 uren tegen een tarief van € 50,-);
  • € 75,- ter zake machinegebruik;
  • € 173,75 ter zake materiaalkosten;
  • € 12,50 ter zake afvoerkosten.
2.4.
Na correspondentie tussen partijen heeft [gedaagde] op 17 september 2018 een bedrag van € 850,- overgeschreven naar de bankrekening van [eiseres] .

3..Het geschil

3.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 1.008,86 aan hoofdsom, te weten het restant van de factuur van 11 juli 2018, te vermeerderen met 1,5% rente per maand of deel daarvan vanaf 27 juli 2018 tot aan de dag van algehele voldoening, en € 182,86 aan buitengerechtelijke incassokosten (inclusief btw), met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
[gedaagde] heeft de vordering betwist en daartoe samengevat het volgende aangevoerd.
  • De werkzaamheden konden door twee medewerkers worden verricht in plaats van drie, de uren voor de derde medewerker dienen daarom niet in rekening te worden gebracht bij [gedaagde] ;
  • Er is geen uurtarief overeengekomen. Een uurtarief van € 40,- heeft te gelden als redelijk loon, als bedoeld in artikel 7:405 BW;
  • Er is door [eiseres] reistijd in rekening gebracht, terwijl dat niet is overeengekomen;
  • De medewerkers van [eiseres] zijn in totaal slechts 5 uur werkzaam geweest in het huis, er is geen grondslag om andere uren in rekening te brengen;
  • [eiseres] heeft ook uren in rekening gebracht voor de tijd dat de medewerkers materialen gingen halen bij de bouwmarkt. Deze materialen hadden zij echter al bij zich moeten hebben, omdat de situatie in het huis van [gedaagde] reeds bekend was.
  • Partijen zijn niet overeengekomen dat ook kosten in rekening zouden worden gebracht voor machineverbruik. Deze kosten dienen daarom voor rekening van [eiseres] te komen.
3.3.
[gedaagde] heeft op grond van zijn voornoemde bezwaren zelf een berekening gemaakt van hetgeen hij aan [eiseres] (ten hoogste) verschuldigd is. Hij heeft geconcludeerd dat hij maximaal een bedrag van € 854,56 verschuldigd is, bestaande uit de volgende posten (exclusief btw):
  • € 440,- ter zake manuren (11 uren tegen een tarief van € 40,-);
  • € 80,- ter zake voorrijtijd;
  • € 173,75 ter zake materiaalkosten;
  • € 12,50 ter zake afvoerkosten.
Door zijn betaling van € 850,- heeft [gedaagde] derhalve reeds voldaan hetgeen hij verschuldigd was.
3.4.
Op hetgeen partijen verder hebben aangevoerd zal de kantonrechter, voor zover van belang, hierna ingaan.

4..De beoordeling

4.1.
Vast staat dat werkzaamheden aan de schoorsteen van [gedaagde] door [eiseres] zijn uitgevoerd. Partijen twisten met name over de vraag wat zij zijn overeengekomen en in hoeverre bijkomende kosten in rekening dienen te worden gebracht bij [gedaagde] .
4.2.
De overeenkomst tussen partijen dient te worden gekwalificeerd als een overeenkomst tot aanneming van werk, als bedoeld in artikel 7:750 BW. Tussen partijen is er geen discussie over dat zij geen prijs zijn overeengekomen bij het sluiten van de overeenkomst. Artikel 7:752 BW bepaalt dat [gedaagde] daarom een redelijke prijs verschuldigd is aan [eiseres] . De kantonrechter stelt daarbij voorop dat het aan [eiseres] is om te stellen, en zo nodig te bewijzen, op welke wijze zij de overeenkomst heeft uitgevoerd en dat zij een redelijke prijs in rekening brengt bij [gedaagde] (artikel 150 Rv).
4.3.
[eiseres] heeft haar vordering bij dagvaarding summier onderbouwd. Het verweer van [gedaagde] was immers bij [eiseres] , blijkens de producties bij dagvaarding, bekend. [eiseres] is hier in haar dagvaarding echter niet op ingegaan. Zij heeft slechts betaling van de factuur gevorderd en heeft in het algemeen verwezen naar de correspondentie tussen partijen. Het is echter niet aan de kantonrechter om aan de hand van overgelegde producties een standpunt van partijen in de onderhavige procedure te formuleren.
4.4.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de stellingen van [eiseres] en aangevoerd dat [eiseres] een onredelijke prijs in rekening brengt en dat [gedaagde] de redelijke prijs inmiddels heeft voldaan. Het had op de weg van [eiseres] gelegen om haar stellingen vervolgens nader te onderbouwen. Nu [eiseres] heeft afgezien van een mondelinge behandeling heeft zij het verweer van [gedaagde] echter onweersproken gelaten. Zelfs indien de kantonrechter acht zou slaan op de e-mailcorrespondentie zoals deze bij dagvaarding is overgelegd, dan is de vordering van [eiseres] eveneens onvoldoende onderbouwd. In de betreffende correspondentie heeft [eiseres] immers slechts op een deel van het verweer van [gedaagde] gereageerd en op die reactie is [gedaagde] op zijn beurt bij conclusie van antwoord ingegaan.
4.5.
Als onvoldoende onderbouwd komt in deze procedure dan ook niet vast te staan wat partijen zijn overeengekomen en op welke wijze aan de overeenkomst uitvoering had dienen te worden gegeven door [eiseres] . Daarom komt ook niet vast te staan dat [eiseres] een redelijke prijs in rekening heeft gebracht bij [gedaagde] . Daarom komt evenmin vast te staan dat [gedaagde] nog een bedrag verschuldigd is aan [eiseres] . De vorderingen van [eiseres] zullen dan ook worden afgewezen.
4.6.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [eiseres] veroordeeld in de kosten van deze procedure. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij advies heeft gevraagd aan een advocaat, die daarvoor in een ander dossier 1 uur heeft geschreven. Hij heeft daarom verzocht een kostenveroordeling uit te spreken als was hij bijgestaan door een gemachtigde. De kantonrechter oordeelt dat hiervoor in het gesloten stelsel van forfaitaire proceskostenveroordeling geen ruimte is. Nu zich geen gemachtigde heeft gesteld voor [gedaagde] kan de kantonrechter, conform artikel 238 lid 1 Rv, slechts reis-, verblijf- en verletkosten toewijzen. [gedaagde] heeft niet gesteld dat hij dergelijke kosten heeft gemaakt. De proceskosten worden aan de zijde van [gedaagde] dan ook vastgesteld op nihil.

5..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
33394