In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, die werd beschuldigd van faillissementsfraude. De verdachte heeft software, waartoe een andere vennootschap gerechtigd was, op de markt gebracht en actief verkocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachten opzettelijk en ter benadeling van schuldeisers van gefailleerde vennootschappen handelden. De officier van justitie eiste een geldboete van € 15.000,00, welke door de rechtbank werd opgelegd. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met het lange tijdsverloop in de strafzaak, die bijna drie jaar stil heeft gelegen na de aankondiging van verdere vervolging. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude door het onterecht verkopen van software die toebehoorde aan de boedel van gefailleerde vennootschappen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 15.000,00, waarbij de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging zijn genomen.