ECLI:NL:RBROT:2020:6942

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juli 2020
Publicatiedatum
4 augustus 2020
Zaaknummer
C/10/597615 / JE RK 20-1536
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van omgangsregeling tussen moeder en minderjarige na opschorting door coronamaatregelen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 juli 2020 uitspraak gedaan over de omgangsregeling tussen een moeder en haar minderjarige kind, dat bij pleegouders woont. De moeder had verzocht om de schriftelijke aanwijzing van 2 juni 2020, die de omgang had opgeschort vanwege de coronamaatregelen, te laten vervallen en een nieuwe omgangsregeling vast te stellen. De kinderrechter overwoog dat het zonder meer stopzetten van alle contact tussen moeder en kind in strijd is met het recht op family life, zoals gewaarborgd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De kinderrechter erkende dat de opschorting van de omgang in het begin van de coronacrisis begrijpelijk was, gezien de volksgezondheidsrisico's en de 1.5-meter-regel. Echter, nu de situatie is verbeterd en het maatschappelijk leven weer op gang komt, prevaleert het recht op onbegeleide omgang boven de eerder opgelegde beperkingen. De kinderrechter heeft daarom besloten dat de omgangsregeling, zoals die gold tot 19 maart 2020, dient te worden hervat. De beschikking verklaart de schriftelijke aanwijzing van 2 juni 2020 vervallen en stelt de omgangsregeling vast zoals eerder afgesproken.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/597615 / JE RK 20-1536
datum uitspraak: 27 juli 2020

beschikking vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
vertegenwoordigd door mr. L.A. Middelkoop, kantoorhoudende te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2011 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,

[naam pleegmoeder] ,

hierna te noemen de pleegmoeder, wonende te [woonplaats pleegmoeder] ,

[naam pleegvader] ,

hierna te noemen de pleegvader, wonende te [woonplaats pleegvader] .
De pleegmoeder en de pleegvader zullen hierna gezamenlijk de pleegouders worden genoemd.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de advocaat van de moeder, mr. L.A. Middelkoop, van 2 juni 2020, ingekomen bij de griffie op 3 juni 2020;
- de schriftelijke aanwijzing d.d. 2 juni 2020, ter zitting overgelegd.
Op 22 juni 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. L.A. Middelkoop,
- een vertegenwoordiger van de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan mw. [naam bewindvoerder/mentor] , bewindvoerder en mentor van de moeder.
Opgeroepen en niet verschenen zijn de pleegouders.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder. [voornaam minderjarige] woont bij de pleegouders.
Bij beschikking van 15 oktober 2019 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 17 oktober 2020. De kinderrechter heeft bij deze beschikking tevens de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 17 oktober 2020.
De GI heeft op 2 juni 2020 op verzoek van de raadsvrouw een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] . Hierin is het volgende opgenomen:
De bezoeken tot aan de zomervakantie, te weten de bezoeken op 3 juni, 24 juni en 17 juli kunnen doorgaan, waarbij een van de pleegouders aanwezig zal zijn om [voornaam minderjarige] te helpen indien dit nodig is. Voor 3 juni is het bezoek van 16.00 uur tot 17.00 uur omdat dit binnen de mogelijkheid van pleegouders ligt. Pleegouders zullen ook voor het vervoer naar moeder zorgen. Voor de tijdsafspraken op 24 juni en 17 juli hopen we in overleg te kunnen komen. Mocht het niet lukken om een overleg hierover op korte termijn in te plannen dan zal er opnieuw een afspraak gemaakt worden tussen pleegouders en de begeleiding van moeder.

Het verzoek

De moeder heeft verzocht de schriftelijke aanwijzing d.d. 2 juni 2020 vervallen te verklaren en een omgangsregeling vast te stellen, inhoudende dat er één keer per drie weken onbegeleide omgang zal zijn tussen de moeder en [voornaam minderjarige] op woensdagmiddag na school tot 17 uur.
Door en namens de moeder is het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige] woont met instemming van de moeder sinds 20 december 2017 in een pleeggezin. De moeder en [voornaam minderjarige] hebben een omgangsregeling van één keer in de drie weken op woensdag na school tot 17 uur. De GI heeft op 19 maart 2020 besloten dat de omgang tussen [voornaam minderjarige] en de moeder werd opgeschort in verband met het coronavirus. De moeder wil dat deze regeling zo snel mogelijk wordt hervat. De moeder heeft [voornaam minderjarige] bijna drie maanden niet gezien. Ook mocht de moeder niet videobellen met [voornaam minderjarige] . Nadat de raadsvrouw de GI had laten weten dat naar haar mening de coronamaatregelen geen legalisatie bieden voor inperking van het contact heeft de GI besloten dat de omgang bij de moeder thuis hervat zou worden, maar beperkt in tijd en begeleid door één van de pleegouders. De aanwezigheid van pleegouders tijdens de bezoekmomenten ervaart de moeder als belastend. Zij voelt zich daardoor opzij gezet. Daarnaast is het moeilijk te verklaren dat de pleegouders wel naar de camping gaan en een afspraak hebben ingepland in hun woonkamer waarbij meerdere volwassenen aanwezig zullen zijn, maar de moeder [voornaam minderjarige] niet onbegeleid mag zien. Ondanks dat de moeder van mening is dat zij geen anderhalve meter afstand tot [voornaam minderjarige] hoeft te houden omdat hiervoor geen wettelijke grondslag is, is de moeder wel bereid deze afstand te bewaren tot hierover meer duidelijkheid is. Namens de moeder is verder nog naar voren gebracht dat ingevolge het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens het contact tussen ouders en kinderen alleen mag worden ingeperkt op grond van een wet. Volgens haar verbieden de richtlijnen van het RIVM en de uitgevaardigde noodverordeningen contact tussen ouders en kinderen evenmin.

Het standpunt van de GI

De bezoekmomenten zijn recent weer opgestart, zij het dat deze op een andere wijze zijn vormgegeven. De moeder dient anderhalve meter afstand van [voornaam minderjarige] te houden en één van de pleegouders is aanwezig tijdens de bezoeken. Dit is nodig zodat er een volwassene aanwezig is die er voor [voornaam minderjarige] kan zijn wanneer dit nodig blijkt, bijvoorbeeld als hij getroost moet worden omdat de moeder dat vanwege de 1.5-meter-regel niet kan doen. De pleegouders behoren allebei tot de risicogroep, waardoor geen enkel risico kan worden genomen. Ook op de camping en op de scholen van de (pleeg)kinderen in het gezin wordt strikt toegezien op de 1.5-meter-regel. De bedoeling is om de bezoekmomenten na de zomervakantie weer als voorheen te laten verlopen.

De beoordeling

Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting overweegt de kinderrechter als volgt.
De Wet publieke gezondheid, de Wet veiligheidsregio’s en de daaruit voortvloeiende noodverordeningen boden ten tijde van de aanloop naar de aanwijzing naar het oordeel van de kinderrechter gelet op het grote belang van de volksgezondheid voldoende wettelijke grondslag voor de zogenoemde 1.5-meter-regel, ook al grijpt die in in het family life van ouders en minderjarige kinderen die niet tot een zelfde huishouden behoren, zoals in het geval van [voornaam minderjarige] en zijn moeder. Het antwoord op de vraag of deze regel, gelet op de inmiddels veranderde omstandigheden thans nog voldoende wettelijk basis heeft laat de kinderrechter in het midden, nu zij in het kader van deze procedure van oordeel is dat van de jeugdbeschermer niet kan worden verwacht zich steeds een eigen oordeel te vormen over de rechtmatigheid van een door de overheid afgekondigde maatregel.
Gelet op de bijzondere omstandigheden in het begin van de coronacrisis, de onbekendheid over het ontstaan en de gevolgen ervan, en de landelijk afgekondigde maatregelen en richtlijnen, waaronder de 1.5-meter-regel, is de kinderrechter dan ook van oordeel dat de GI op 19 maart 2020 kon besluiten de driewekelijkse omgang op te schorten, ook omdat de pleegouders blijkbaar tot een kwetsbare groep behoren.
Uit een e-mailbericht van de GI aan de mentor en bewindvoerder van de moeder blijkt dat de GI er niet aan twijfelde dat de moeder in staat is de 1.5-meter-regel na te leven maar dat het voor de pleegouders heel moeilijk was dit buiten hun eigen controle te laten plaatsvinden. Ter zitting is duidelijk geworden dat de omgang vooral is opgeschort omdat de GI inschatte dat de 1.5-meter-regel niet gehandhaafd zou kunnen worden als [voornaam minderjarige] tijdens een bezoek aan zijn moeder, bijvoorbeeld na een val, getroost zou moeten worden. De moeder zou dat, gelet op die regel niet mogen doen.
De kinderrechter heeft begrip voor dit standpunt, maar is aan de andere kant van oordeel dat er meer inspanningen hadden moeten worden verricht om te bezien op welke wijze dan wel contact tussen [voornaam minderjarige] en zijn moeder, die zelfs bereid was de 1.5-meter-regel na te leven, had kunnen plaatsvinden. In ieder geval hadden in de beginperiode afspraken moeten worden gemaakt over bijvoorbeeld videobellen of contact via Skype. Dat dit, zoals de GI naar voren heeft gebracht, te belastend zou zijn voor het pleeggezin omdat dan ook de andere pleegkinderen in het gezin in de gelegenheid gesteld zouden moeten worden te videobellen met hun ouders, is naar het oordeel van de kinderrechter geen reden om dat niet te doen. Het zonder meer stopzetten van alle contact is naar het oordeel van de kinderrechter in strijd met het onder meer in het EVRM gewaarborgde recht op family life.
Nu de virusuitbraak in Nederland lijkt te zijn ingedamd en het maatschappelijk leven op steeds meer punten wordt hervat is de kinderrechter van oordeel dat thans in dit geval het recht op (onbegeleide) omgang prevaleert boven de 1.5-meter-regel. De kinderrechter gaat er vanuit dat de moeder, evenals de pleegouders, zich houdt aan de landelijke adviezen en richtlijnen en dat zij als zij corona-achtige verschijnselen heeft het bezoek zal afzeggen.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek toegewezen en zal de kinderrechter bepalen dat de omgang dient te worden hervat conform de omgangsregeling zoals die gold tot 19 maart 2020.

De beslissing

De kinderrechter:
verklaart de schriftelijke aanwijzing van 2 juni 2020 vervallen;
bepaalt dat de omgang dient te worden hervat conform de omgangsregeling zoals die gold tot 19 maart 2020.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.M. Marseille, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2020.