Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..Het geschil
3..De beoordeling
4..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter te Dordrecht, vorderde de besloten vennootschap Direct Pay Services B.V. (hierna: Direct Pay) betaling van een bedrag van € 168,67 van de gedaagde, die in persoon procedeerde. De vordering was gebaseerd op een energieovereenkomst die de gedaagde had afgesloten met Greenchoice, waarbij het bedrag betrekking had op een eindafrekening uit 2016. Direct Pay had de vordering van Greenchoice overgenomen en stelde dat de gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling. De gedaagde voerde echter aan dat de vordering was verjaard, aangezien de eindafrekening op 20 december 2016 was gefactureerd en de vervaldatum op 10 januari 2017 lag. Volgens de wettelijke bepalingen verjaarde de vordering twee jaar na de vervaldatum, wat betekende dat deze op 11 januari 2019 was verjaard, tenzij Direct Pay de verjaring had gestuit.
De kantonrechter oordeelde dat het aan Direct Pay was om te bewijzen dat de verjaring was gestuit. Direct Pay stelde dat zij meerdere aanmaningen had verzonden, maar de gedaagde betwistte de ontvangst van deze brieven. De kantonrechter concludeerde dat het enkele feit dat Direct Pay stelde dat de brieven waren verzonden, onvoldoende was om aan te nemen dat de gedaagde deze ook had ontvangen. Aangezien Direct Pay geen bewijs had geleverd dat de brieven daadwerkelijk waren ontvangen, werd het verweer van de gedaagde geaccepteerd. De kantonrechter wees de vordering van Direct Pay af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op nihil werden vastgesteld, omdat deze zich niet had laten bijstaan door een gemachtigde.
Dit vonnis is uitgesproken op 6 augustus 2020 door mr. C. van Steenderen-Koornneef en is openbaar gemaakt.