ECLI:NL:RBROT:2020:6934

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
4 augustus 2020
Zaaknummer
10/701033-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Ontucht met een minderjarige en medeplegen van verkrachting.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2002, die werd beschuldigd van ontucht met een dertienjarig meisje en medeplegen van verkrachting. De verdachte was ten tijde van de feiten zeventien jaar oud. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 februari 2020 in Rotterdam ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, dat op dat moment dertien jaar oud was. De verdachte en het slachtoffer hadden voorafgaand aan de seksuele handelingen contact gehad via WhatsApp en hadden afgesproken elkaar te ontmoeten. Tijdens deze ontmoeting heeft de verdachte het slachtoffer gedwongen om seksuele handelingen bij hem te verrichten door haar spullen af te nemen en haar te bedreigen met woorden. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte, die pleitte voor vrijspraak op basis van het geringe leeftijdsverschil en de vrijwilligheid van de handelingen, verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen omstandigheden waren die het ontuchtige karakter van de handelingen ontnamen, gezien het leeftijdsverschil en de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, maar de rechtbank legde hem toch een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden op, samen met een werkstraf van 60 uur. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de straf, waaronder het volgen van behandeling en het vermijden van contact met het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummer: 10/701033-20
Datum uitspraak: 23 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. T. Sandrk, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 9 juli 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte dagbehandeling bij De Fjord blijft volgen, zijn medewerking verleent aan MST-PSB, zich houdt aan een contactverbod met het slachtoffer [naam slachtoffer] , zich houdt aan een locatieverbod voor [naam locatie 1] ( [adres] te Rotterdam) en de directe omgeving van [naam locatie 2] te Rotterdam en zich houdt aan de afspraken met de jeugdreclassering;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de verdediging aangevoerd dat gezien het geringe verschil in leeftijd tussen de aangeefster [naam slachtoffer] en de verdachte en gelet op het feit dat de seksuele contacten op vrijwillige basis hebben plaatsgevonden, het ontuchtig karakter van de ten laste gelegde handelingen ontbreekt. De verdachte en [naam slachtoffer] hadden immers met elkaar afgesproken dat de handelingen zouden plaatsvinden. Anders dan [naam slachtoffer] aangeeft heeft zij volgens de verdachte ook niet gezegd of aangegeven dat zij de handelingen niet wilde verrichten. Daarnaast is de kalenderleeftijd van de verdachte wel zeventien jaar, maar qua (seksuele) ontwikkeling functioneert de verdachte op een jongere leeftijd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit concludeert de verdediging dat vrijspraak moet volgen, omdat de verdachte geen opzet heeft gehad op de dwang. De verdachte heeft wellicht doorgedramd, maar bestreden wordt dat [naam slachtoffer] niet weg kon of dat de verdachte haar zo in zijn macht had dat zij geen vrije keuze had om ‘nee’ te zeggen. Daarbij komt dat de verdachte vanwege zijn problematiek niet aan de lichaamstaal van [naam slachtoffer] heeft kunnen zien dat zij niet wilde. Daar het de verdachte ontbroken heeft aan (voorwaardelijk) opzet op de dwang dient een vrijspraak te volgen ten aanzien van de verkrachting.
4.1.2.
Beoordeling
Op 25 februari 2020 waren de verdachte en [naam slachtoffer] bij [naam locatie 1] in Rotterdam. Zij hadden van tevoren via WhatsApp veel contact met elkaar gehad. Zo zouden zij onder meer met elkaar hebben afgesproken dat ze samen seks zouden hebben. Bij [naam locatie 1] heeft [naam slachtoffer] de verdachte afgetrokken en gepijpt. De verdachte heeft dit daarna aan een vriend van hem verteld. Later hebben de verdachte en deze vriend [naam slachtoffer] opnieuw meegevraagd naar de plek waar de eerdere seksuele handelingen hadden plaatsgevonden. Zij gaven daarbij aan dat er niets zou gebeuren. De verdachte heeft toen echter de muts en de telefoon van [naam slachtoffer] afgepakt en gezegd dat zij die alleen terug zou krijgen als zij hem zou aftrekken of pijpen of als hij haar zou vingeren. De verdachte en zijn vriend hebben [naam slachtoffer] toen “gesandwicht” zodat zij niet kon weglopen. Uiteindelijk heeft [naam slachtoffer] de verdachte gepijpt. De vriend van de verdachte heeft dit gefilmd.
Feit 1
Seksuele handelingen met iemand tussen de twaalf en zestien jaar zijn in beginsel ontuchtig. Met de strafbaarstelling heeft de wetgever bedoeld om de integriteit van jeugdige personen tot zestien jaar te beschermen, nu zij niet of onvoldoende in staat worden geacht de consequenties van hun handelen volledig te overzien. Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvonden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen en/of wanneer sprake is van een affectieve relatie.
De rechtbank deelt de visie van de verdediging, dat sprake is van een gering leeftijdsverschil, niet. De verdachte was ten tijde van de tenlastegelegde feiten zeventien jaar oud en het slachtoffer slechts dertien jaar oud. De verdachte was hiervan op de hoogte. Een leeftijdsverschil van vier jaar is op die leeftijd groot te noemen. Dat de verdachte in zijn (seksuele) ontwikkeling jonger is, doet hier niet aan af. [naam slachtoffer] stond aan de beginfase van de puberteit, terwijl de verdachte al meerdere ervaringen op seksueel gebied had gehad. Er was een verschil in de fase van seksuele ontwikkeling waarin de verdachte en het slachtoffer zich bevonden. De leeftijd van het slachtoffer dient bovendien te worden geobjectiveerd, ter bescherming van slachtoffers van dit soort feiten. De verdachte en [naam slachtoffer] hebben tot slot weliswaar een relatie gehad die een week heeft geduurd, maar op 25 februari 2020 was er al langere tijd geen sprake meer van een affectieve relatie.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van omstandigheden die aan de seksuele handelingen het ontuchtig karakter ontnemen. De verdachte heeft dan ook ontuchtige handelingen gepleegd met het slachtoffer.
Feit 2
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting te komen moet worden vastgesteld dat de verdachte door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid het slachtoffer heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Hiervan kan slechts sprake zijn indien de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Dit opzet vloeit voort uit de gebezigde middelen.
Toen de verdachte [naam slachtoffer] voor de tweede keer vroeg mee te gaan naar het tuintje, gaf hij aan dat er niets zou gebeuren. Daarna heeft hij echter haar muts en telefoon afgepakt en haar drie opties gegeven om haar spullen terug te krijgen: de verdachte zou [naam slachtoffer] vingeren, of zij zou hem aftrekken of pijpen. [naam slachtoffer] heeft meermalen gezegd dat zij het niet wilde en de verdachte en zijn vriend hebben dit ook allebei gehoord. Zij heeft ook geprobeerd weg te lopen, maar de verdachte en zijn vriend hebben haar niet weg laten gaan en haar zelfs “gesandwitcht”, waardoor zij niet weg kon. Met deze handelingen heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank [naam slachtoffer] gedwongen om hem te pijpen.
Uit het handelen van de verdachte, namelijk door haar fysiek tegen te houden en voorwaarden te stellen voor het teruggeven van haar spullen, blijkt dat de verdachte doorhad dat [naam slachtoffer] hem niet wilde pijpen. Hij heeft vervolgens maatregelen genomen om haar te dwingen. Het betoog dat hij niet zou hebben begrepen dat [naam slachtoffer] niet wilde, en dat het daarom aan opzet op de dwang zou hebben ontbroken, gaat dan ook niet op.
De rechtbank is daarom van oordeel dat kan worden vastgesteld dat [naam slachtoffer] de seksuele handelingen gedwongen heeft ondergaan.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 25 februari 2020 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [naam slachtoffer] , die op dat moment dertien jaar oud was, en door feitelijkheden haar, samen met een medeverdachte, heeft gedwongen om seksuele handelingen bij hem te plegen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 25 februari 2020 te Rotterdam
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt,
te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2006),
buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het meermalen, zich laten aftrekken en pijpen door die [naam slachtoffer] ;
2.
hij op 25 februari 2020 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander, door feitelijkheden [naam slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] 2006), heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het zich laten pijpen door die [naam slachtoffer] ;
waarbij de feitelijkhedenhebben bestaan uit het:
- trekken aan de trui van die [naam slachtoffer] , en
- toevoegen aan die [naam slachtoffer] van de woorden: "Doe het nou, we hadden het toch afgesproken" en "Niemand ziet ons" en "Je kan nu wel pijpen" en "Doe het gewoon nog maar een keertje" en "Ga maar gewoon door" en "Doe maar weer", althans woorden van gelijke aard of strekking, en
- afpakken van de telefoon en de muts van die [naam slachtoffer] en haar vervolgens toevoegen van de woorden: "Of ik vinger je, of je gaat mij pijpen of je gaat mij aftrekken", en
- tegenhouden en vasthouden van die [naam slachtoffer] , en
- niet stoppen met genoemde handelingen ondanks het (mondeling) verzoek daartoe van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren

heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd

2..medeplegen van verkrachting

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft ontucht gepleegd met een dertienjarig meisje met wie hij in het verleden een week verkering heeft gehad. Nadat zij hadden afgesproken bij de skatebaan, heeft hij haar hem laten aftrekken en pijpen. Hij heeft dit vervolgens aan een dertienjarige vriend bij de skatebaan verteld, waarna hij samen met die vriend haar gedwongen heeft hem opnieuw af te trekken en te pijpen. Dit dwingen gebeurde door haar spullen af te pakken en te zeggen dat ze die pas terugkreeg als ze deed wat de verdachte wilde en door haar samen met die vriend tegen te houden en vast te houden, zodat ze niet weg kon. De verdachte heeft zich hiermee samen met die ander schuldig gemaakt aan verkrachting.
Dit zijn ernstige feiten. De verdachte heeft met zijn gedrag geen rekening gehouden met (de seksuele ontwikkeling van) het jonge slachtoffer. Hij heeft de bevrediging van zijn eigen behoeftes en gevoelens laten prevaleren boven het welzijn van het slachtoffer. Niet alleen heeft de verdachte het slachtoffer angst aangejaagd en haar gekleineerd; ook heeft hij blijk gegeven geen respect voor (de grenzen van) het slachtoffer te hebben gehad. Hij heeft slechts oog gehad voor zijn eigen seksuele gewin.
De rechtbank neemt ook mee dat de verdachte zich niet berouwvol heeft getoond ten aanzien van de feiten. De verdachte lijkt er alleen mee te zitten dat het gebeurde is gefilmd en dat dit filmpje ook verspreid is. De verdachte heeft er naar het oordeel van de rechtbank weinig blijk van gegeven verantwoordelijkheid te nemen voor de inbreuk die hij gemaakt heeft op de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten tot psychische schade kunnen leiden en dat de slachtoffers daarvan langdurig de gevolgen (kunnen) meedragen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 juni 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psycholoog [naam psycholoog]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 juni 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een sociale (pragmatische) communicatiestoornis en van ADHD. Tevens beschikt de verdachte over onvoldoende adequate copingvaardigheden. De verdachte heeft moeite signalen van personen in zijn omgeving op te pikken en kan snel over grenzen van anderen gaan. Hij kan zich in beperkte mate in anderen inleven en heeft een vooral egocentrische kijk op de wereld. Hij handelt daarbij niet vanuit een antisociaal perspectief, maar kan onvoldoende aanvoelen wanneer zijn gedrag niet langer gewenst is, waardoor hij over grenzen van anderen kan heengaan. Geadviseerd wordt om de verdachte de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. Er is sprake van een matig recidiverisico, waarbij voornamelijk sprake is van risicofactoren met betrekking tot impulsieve gedragingen en beperkt inzicht. De psycholoog adviseert een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte behandeling volgt bij De Fjord en een meldplicht.
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 juni 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte is een jongen met een belaste voorgeschiedenis. Hij heeft vanaf zijn elfde jaar in diverse instellingen gewoond, omdat zijn gedragsproblemen thuis niet te handhaven waren. Sinds mei 2019 tot op heden woont de verdachte weer thuis. Hij krijgt dagbehandeling, zowel individueel- als groepsbehandeling, en ook onderwijs bij De Fjord.
De verdachte heeft behandeling nodig. Onbehandeld is hij een gevaar voor zichzelf en voor de maatschappij. De risico’s zijn gelegen in de kindgerelateerde factoren zoals attitude, vaardigheden en agressie.
De Raad adviseert ten aanzien van de strafafdoening een voorwaardelijke straf in de vorm van jeugddetentie gezien de aard en de ernst van de delicten. De Raad is ook van mening dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf aan de verdachte dient te worden opgelegd om duidelijk te maken dat er consequenties volgen op grensoverschrijdend gedrag.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond(hierna: de jeugdreclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 3 juli 2020. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
De verdachte is gediagnosticeerd met autisme en ADHD. De verdachte is impulsief, voelt de grenzen van anderen moeilijk aan en is sociaal onhandig. Daarnaast is hij beïnvloedbaar. Het is voor de verdachte door zijn diagnose moeilijker om zijn impulsen te beheersen.
De verdachte is vaker door meisjes beschuldigd van seksueel grensoverschrijdend gedrag. De verdachte heeft onvoldoende zicht op de grenzen van een ander op het gebied van seksualiteit.
De jeugdreclassering adviseert een voorwaardelijke straf in de vorm van jeugddetentie op te leggen, met als bijzondere voorwaarden:
- een meldplicht bij de jeugdreclassering;
- meewerken aan de behandeling gericht op seksueel grensoverschrijdend gedrag (MST-PSB) vanuit de Viersprong;
- dagbehandeling en school volgen bij De Fjord of een soortgelijke instelling;
- geen contact hebben, direct noch indirect, met het slachtoffer;
- een locatieverbod voor [naam locatie 1] , zolang de jeugdreclassering dit nodig acht.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De conclusie van de psycholoog wordt gedragen door zijn bevindingen. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens die ook aanwezig was ten tijde van de tenlastegelegde feiten acht de rechtbank de verdachte voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie, omdat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Wel zal een voorwaardelijke jeugddetentie worden opgelegd, en daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf.
Nu de jeugdreclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, ziet de rechtbank ook daarin aanleiding een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 242 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van twee maanden,
bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2006 te [geboorteplaats slachtoffer] , zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden bij [naam locatie 1] , [adres] en de [naam locatie 2] te Rotterdam zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zijn medewerking blijft verlenen aan de dagbehandeling bij de Fjord (of een soortgelijke instelling);
- zijn medewerking verleent aan de behandeling MST-PSB van de Viersprong (of een
soortgelijke behandeling bij een soortgelijke instelling);
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
56 (zesenvijftig) uurte verrichten werkstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 28 (achtentwintig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. Benaissa, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. W.J. Loorbach en A. Wijsman-van Veen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.F. Verhaart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 juli 2020.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 25 februari 2020 te Rotterdam
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien had bereikt,
te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2006),
buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het meermalen, althans eenmaal, (telkens) zich laten aftrekken en/of pijpen door die [naam slachtoffer] .
2.
hij op of omstreeks 25 februari 2020 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] 2006), heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het zich (meermalen) laten pijpen door die [naam slachtoffer] ;
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het:
- rukken/trekken aan de trui/kleding van die [naam slachtoffer] , en/of
- ( met kracht) brengen/duwen van het hoofd van die [naam slachtoffer] naar zijn, verdachtes, geslachtsdeel, en/of
- toevoegen aan die [naam slachtoffer] van de woorden: "Doe het nou, we hadden het toch afgesproken" en/of "Niemand ziet ons" en/of "Je kan nu wel pijpen" en/of "Doe het gewoon nog maar een keertje" en/of "Ga maar gewoon door" en/of "Doe maar weer", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- afpakken van de telefoon en/of de muts van die [naam slachtoffer] en haar vervolgens toevoegen van de woorden: "Of ik vinger je, of je gaat mij pijpen of je gaat mij aftrekken", en/of
- tegenhouden en/of vasthouden van die [naam slachtoffer] , en/of
- niet stoppen met genoemde handeling(en) ondanks het (mondeling) verzoek/verweer daartoe van die [naam slachtoffer] .