ECLI:NL:RBROT:2020:6916

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2020
Publicatiedatum
4 augustus 2020
Zaaknummer
C/10/595318 / HA ZA 20-404
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot rekening en verantwoording door executeurs van een nalatenschap

In deze zaak vorderen de eisers, bestaande uit een bewindvoerder en een mentor, dat de executeurs van de nalatenschap van de overleden erflater rekening en verantwoording afleggen over hun beheer van de nalatenschap. De erflater is op 11 oktober 2015 overleden en had bij testament zijn zussen en de kinderen van zijn broer als erfgenamen benoemd. De executeurs hebben na het overlijden bedragen aan zichzelf uitgekeerd, wat aanleiding geeft tot onduidelijkheden over de rechtmatigheid van deze uitkeringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de executeurs niet voldoende verantwoording hebben afgelegd over hun beheer en dat er onduidelijkheden bestaan over de uitgaven en inkomsten van de erflater. De rechtbank oordeelt dat de executeurs een nieuwe rekening en verantwoording moeten afleggen, waarin zij alle inkomsten en uitgaven van de erflater duidelijk moeten weergeven. Tevens zijn de executeurs veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag aan de nalatenschap, dat zij ten onrechte als loon hebben uitgekeerd. De proceskosten worden door de rechtbank verdeeld over de partijen, waarbij ieder zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/595318 / HA ZA 20-404
Vonnis van 5 augustus 2020
in de zaak van

1..[naam eiseres] ,

wonende te [woonplaats eiseres] ,
2.
[naam eiseres], in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van en mentor van
[naam eiser ],
wonende te [woonplaats eiser ] ,
eisers,
advocaat mr. M. Koppelmans-de Goeij te Boxtel,
tegen

1..[naam gedaagde 1] ,

2.
[naam gedaagde 2],
3.
[naam gedaagde 3],
4.
[naam gedaagde 4],
5.
[naam gedaagde 5],
allen wonende te [woonplaats gedaagden] ,
gedaagden,
gedaagden sub 1 en 2 hebben schriftelijk gereageerd bij de kantonrechter en gedaagden sub 3, 4 en 5 zijn niet verschenen.
Eisers worden hierna gezamenlijk “ [eisers] ” genoemd en afzonderlijk “ [naam eiseres] ” (eiseres sub 1) en “ [naam eiser ] ” (eiser sub 2).
Gedaagden sub 1 en 2 worden hierna gezamenlijk “de executeurs” genoemd.
Gedaagden sub 3, 4 en 5 worden gezamenlijk “de overige erfgenamen” genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding van 26 september 2019, met producties;
  • de conclusie van antwoord van de executeurs, met producties;
  • de rolbeslissing van de kantonrechter van 15 november 2019;
  • de schriftelijke reacties van de executeurs van 5 en 6 januari 2020;
  • het vonnis van de kantonrechter van 20 maart 2020;
  • de door [naam eiseres] overgelegde productie 11.
1.2.
De kantonrechter heeft zich bij vonnis van 20 maart 2020 onbevoegd verklaard om deze zaak te behandelen en te beslissen. De zaak is in de stand waarin deze zich bevond verwezen naar handelskamer van deze rechtbank
1.3.
Op 7 juli 2020 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden ten overstaan van de rechtbank, locatie Dordrecht. [naam eiseres] is verschenen, samen met haar echtgenoot en haar advocaat mr. M. Koppelmans-de Goeij. De executeurs en de overige erfgenamen zijn, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
1.4.
De datum van dit vonnis is vervolgens bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
Op 11 oktober 2015 is te Hellevoetsluis overleden de heer [naam erflater] , geboren op [geboortedatum erflater] te [geboorteplaats erflater] , laatstelijk wonende te Hellevoetsluis (hierna: erflater).
2.2.
Erflater heeft bij testament van 11 april 2014 zijn zussen [naam gedaagde 1] . en [naam gedaagde 3] (gedaagden sub 1 en 3) ieder voor 1/3e deel, alsmede de kinderen van zijn broer [naam] (eisers en gedaagden sub 2, 4 en 5) tezamen voor 1/3e deel (dus afzonderlijk voor 1/15e deel) benoemd tot zijn erfgenamen. Voorts heeft erflater gedaagden sub 1 en 2 benoemd tot de executeurs van zijn nalatenschap. In het testament is wat het loon van de executeur betreft het volgende opgenomen:
“(…)
7. Loon
De executeur heeft voor zijn werkzaamheden geen recht op loon. De door de executeur in de uitvoering van zijn taak gemaakte kosten komen voor rekening van mijn erven, naar rato van hun verkrijging.
(…)”
2.3.
De executeurs hebben na het overlijden van erflater de benoeming tot executeur aanvaard.
2.4.
Bij beschikking van 24 juli 2015 is [naam eiseres] benoemd tot bewindvoerder over de goederen van [naam eiser ] , alsmede tot zijn mentor.
2.5.
Op 12 mei 2016 hebben de executeurs uit de nalatenschap de erfdelen uitgekeerd aan de erfgenamen.
2.6.
Op 24 augustus 2016 hebben de executeurs uit de nalatenschap aan zichzelf € 7.160,71 (aan gedaagde sub 1) en € 7.164,- (aan gedaagde sub 3) uitgekeerd.
2.7.
Bij beschikking van 15 maart 2017 heeft de kantonrechter beslist dat het verzoek van [eisers] om de beide executeurs wegens gewichtige redenen te ontslaan en een derde te benoemen tot opvolgend executeur wordt afgewezen, omdat de nalatenschap van erflater was afgewikkeld en daarmee de taak van de executeurs was geëindigd.

3..Het geschil

3.1.
[eisers] hebben gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
te bepalen dat de executeurs jegens [eisers] en de overige erfgenamen rekening en verantwoording dienen af te leggen ten aanzien van de nalatenschap van erflater, alsmede ten aanzien van de vermogensverschuivingen vanaf 1 januari 2015;
te bepalen dat de nalatenschap conform de af te leggen rekening en verantwoording wordt afgewikkeld;
de executeurs te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 14.324,71, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2016 ten behoeve van de nalatenschap;
de executeurs te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten.
3.2.
Aan haar vordering hebben [eisers] het volgende ten grondslag gelegd. De executeurs hebben al vóór het overlijden van de erflater het beheer over zijn vermogen gevoerd vanwege diens geestelijke en lichamelijke toestand. [eisers] hebben de executeurs verzocht om gegevens te verschaffen op basis waarvan de omvang van de nalatenschap kon worden vastgesteld, alsmede om een duidelijke rekening en verantwoording af te leggen omtrent het gevoerde beleid vanaf 1 januari 2015. De executeurs verstrekken deze informatie niet, terwijl er wel onduidelijkheden zijn. Daarnaast hebben de executeurs geen recht op loon, zodat zij de betaling aan ieder van respectievelijk € 7.160,71 en € 7.164,00 onder de titel van “loon” moeten terugbetalen aan de nalatenschap.
3.3.
De executeurs hebben bij de kantonrechter de vordering betwist en daaraan het volgende ten grondslag gelegd. De executeurs zijn niet in hun hoedanigheid, maar pro se gedagvaard. De nalatenschap is al in september 2016 afgewikkeld. De bankrekeningen van de erflater zijn opgeheven en de erfgenamen hebben ieder hun erfdeel ontvangen. De executeurs hebben voldaan aan hun verplichtingen met betrekking tot het afleggen van rekening en verantwoording tegenover de erfgenamen. Aan [eisers] zijn kopiedocumenten toegestuurd en zij is uitgenodigd om de stukken in te zien. Van dit laatste hebben [eisers] geen gebruik gemaakt. De bedragen € 7.160,71 en € 7.164,00 zijn aan te merken als een onkostenvergoeding voor de executeurs ter zake van hun aan erflater betoonde inzet, alsmede voor de door hen aan hem verleende zorg en hulp, alsook voor de door hen ten behoeve van de erflater betaalde vervoerskosten en overige kosten.

4..De beoordeling

4.1.
Deze zaak is door de kantonrechter in de stand waarin deze zich bevond verwezen naar de rechtbank. Dit betekent dat aan de overige erfgenamen verstek wordt verleend, omdat zij niet zijn verschenen. De executeurs zijn wel verschenen bij de kantonrechter, zodat dit vonnis als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd ten aanzien van alle partijen. De executeurs hebben geen gebruik gemaakt van de hen geboden gelegenheid om zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen en hun standpunt tijdens de comparitie van partijen nader toe te lichten.
4.2.
Dat de executeurs
pro sezijn gedagvaard en niet (ook)
qualitate quabetekent niet dat [eisers] niet-ontvankelijk zijn in deze procedure, omdat de executeurs inmiddels hun taken hebben neergelegd. Nu zij geen executeurs meer zijn, hoefden [eisers] hen niet in die hoedanigheid te dagvaarden en is dagvaarden
pro sevoldoende.
4.3.
[naam eiseres] heeft tijdens de comparitie van partijen een toelichting gegeven op haar vordering. Zij heeft toegelicht dat zij niet aan haar verplichting als bewindvoerder van [naam eiser ] kan voldoen doordat de executeurs geen goede rekening en verantwoording afleggen. Zij is verplicht om rekening en verantwoording af te leggen over het door haar gevoerde bewind over het vermogen van [naam eiser ] en daaronder valt zijn aandeel in de nalatenschap.
Vermogen voor overlijden
4.4.
[eisers] hebben gevorderd dat de executeurs rekening en verantwoording afleggen over de periode van 1 januari 2015 tot het overlijden van erflater op 11 oktober 2015. De door de executeurs afgelegde rekening en verantwoording is volgens [eisers] onvoldoende. Tijdens de comparitie van partijen heeft [naam eiseres] toegelicht dat zij de door de executeurs in een bijlage bij hun conclusie van antwoord vermelde uitgaven (CAK, Careyn, IB/belasting, schenking 4-5-2015 en overige kosten) ten bedrage van in totaal € 35.176,74 niet betwist en deze wel kunnen kloppen, maar dat het voor haar onduidelijk is wat het inkomen van erflater is geweest in die periode. Erflater heeft over deze periode ongeveer 9½ keer een AOW-uitkering plus vakantiegeld ontvangen, maar in voormelde bijlage is slechts 1 maand aan AOW-uitkering in de berekening is meegenomen. Daarnaast klopt volgens [eisers] het door de executeurs in hun brief d.d. 15 februari 2017 (bijlage bij conclusie van antwoord) vermelde eindsaldo op 11 oktober 2015 van € 276.736,88 niet; dit moet volgens [eisers] € 266.854,99 zijn.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat de executeurs zich terecht op het standpunt hebben gesteld dat zij op grond van artikel 4:151 BW niet verplicht zijn om een rekening en verantwoording af te leggen over de periode van 1 januari 2015 tot 11 oktober 2015. Vast staat echter wel dat de executeurs in deze periode het vermogen van erflater hebben beheerd en gevolmachtigd waren. De rechtbank is van oordeel dat in onderhavige situatie – waarin erflater in een verzorgingstehuis woonde en weinig uitgaven deed – van de executeurs verlangd mag worden dat zij het door hen gevoerde vermogensbeheer verantwoorden. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de executeurs ook uit zichzelf rekening en verantwoording hebben afgelegd. Verwacht mag in dat geval worden dat deze rekening en verantwoording compleet en juist is. [eisers] hebben echter gemotiveerd betwist dat deze rekening en verantwoording juist is, want volgens [eisers] is aan AOW-inkomsten van erflater een aanzienlijk te laag bedrag in de rekening en verantwoording opgenomen en is het saldo op de datum van overlijden onjuist. Door de executeurs is hierop niet gereageerd, zodat deze onduidelijkheden blijven bestaan. De rechtbank ziet gelet hierop voldoende aanleiding om de executeurs te veroordelen om een nieuwe/aangepaste rekening en verantwoording af te leggen over het vermogen van erflater in de periode van 1 januari 2015 tot 11 oktober 2015. De executeurs moeten hierin alle inkomsten en uitgaven van erflater duidelijk weergegeven.
Vermogen na overlijden
4.6.
[eisers] hebben tevens gevorderd dat de executeurs rekening en verantwoording afleggen over de periode na het overlijden van erflater. [eisers] hebben daaraan ten grondslag gelegd dat de door de executeurs afgelegde rekening en verantwoording niet juist is. Tijdens de comparitie van partijen heeft [naam eiseres] toegelicht dat het haar onduidelijk is waarom de kosten van boekhouder [naam boekhouder] ten bedrage van € 1.448,37 zijn opgenomen onder de schulden van de nalatenschap, want er is nooit een boedelbeschrijving opgemaakt. De executeurs hebben deze kosten niet onderbouwd en hier geen duidelijkheid over gegeven, zodat [eisers] betwisten dat die kosten ten laste van de nalatenschap kunnen worden gebracht. Daarnaast heeft [naam eiseres] toegelicht dat volgens haar het beginsaldo van de nalatenschap onjuist is gelet op wat zij heeft aangevoerd in het kader van het eindsaldo van het vermogen van erflater voor zijn overlijden. De andere gemaakte kosten na overlijden (inkomstenbelasting, Careyn, CAK, CZ en uitvaartkosten) zijn door [eisers] niet betwist.
4.7.
Op grond van artikel 4:151 BW zijn de executeurs verplicht om rekening en verantwoording af te leggen. Dat hebben de executeurs ook gedaan, maar volgens [eisers] is deze rekening en verantwoording niet compleet. Nu de executeurs niet van de hen geboden gelegenheid gebruik hebben gemaakt om een toelichting te geven op hun rekening en verantwoording, is de rechtbank van oordeel dat het ervoor moet worden gehouden dat de afgelegde rekening en verantwoording niet juist is. De executeurs zullen daarom worden veroordeeld om een nieuwe/aangepaste rekening en verantwoording af te leggen. Daarin zullen zij met name moeten toelichten waarom de kosten van boekhouder [naam boekhouder] kosten van de nalatenschap zijn en zullen zij het beginsaldo van de nalatenschap van erflater op 11 oktober 2015 nader moeten onderbouwen gelet op wat [eisers] hebben aangevoerd in het kader van het eindsaldo van het vermogen van erflater voor zijn overlijden.
4.8.
De rechtbank ziet gelet op het voorgaande aanleiding om te bepalen dat de executeurs de nalatenschap van erflater conform hun nieuwe/aangepaste rekening en verantwoording moet afwikkelen.
Loon
4.9.
[eisers] hebben zich voorts op het standpunt gesteld dat de executeurs ten onrechte op 24 augustus 2016 aan zichzelf respectievelijk € 7.160,87 en € 7.164,- hebben uitgekeerd met als omschrijving “loon v executeur”.
4.10.
Op grond van het testament hebben de executeurs inderdaad geen recht op loon. Zij hebben echter wel recht op vergoeding van de in de uitoefening van hun taak gemaakte kosten. De rechtbank begrijpt dat de executeurs een bedrag dat over was voor onvoorziene kosten uiteindelijk aan zichzelf hebben uitgekeerd voor hun inzet, zorg, hulp, vervoers- en overige kosten die gemaakt zijn voor erflater. [eisers] hebben echter betwist dat de executeurs onkosten gemaakt hebben en deze voor vergoeding in aanmerking komen. Het had gelet hierop op de weg van de executeurs gelegen om te onderbouwen dat sprake is geweest van onkosten. De executeurs hebben dit echter niet gedaan, zodat niet als vaststaand wordt aangenomen dat het bedrag van € 14.324,71 zag op kosten die de executeurs in de uitoefening van hun taak hebben gemaakt. Nu ook niet door de executeurs is onderbouwd dat de erfgenamen met de uitbetaling akkoord waren, is de conclusie dat het bedrag door de executeurs moet worden teruggebracht in de nalatenschap en moet worden verdeeld over de erfgenamen conform hun erfdeel. De vordering van [eisers] die hierop gericht is wordt derhalve toegewezen.
4.11.
De over dit bedrag gevorderde wettelijke rente wordt als niet betwist en op grond van de wet toegewezen.
Proceskosten
4.12.
De familierechtelijke verhoudingen tussen de in deze zaak betrokken partijen, leiden tot het oordeel dat ieder van de partijen de eigen kosten van deze procedure draagt.

5..De beslissing

De rechtbank:
verleent aan gedaagden sub 3, 4 en 5 verstek;
veroordeelt de executeurs om jegens [eisers] en de andere erfgenamen rekening en verantwoording af te leggen betreffende het beheer van het vermogen van erflater over de periode van 1 januari 2015 tot 11 oktober 2015;
veroordeelt de executeurs om jegens [eisers] en de andere erfgenamen rekening en verantwoording af te leggen ten aanzien van de nalatenschap van erflater;
veroordeelt de executeurs om de nalatenschap conform de af te leggen rekening en verantwoording af te wikkelen;
veroordeelt de executeurs tot betaling van een bedrag van € 14.324,71 aan de boedel van de nalatenschap van erflater, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 augustus 2016 en dat bedrag, vermeerderd met die rente, te verdelen over de erfgenamen;
bepaalt dat ieder van de partijen de eigen kosten van deze procedure draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2020.
3120